• No results found

Hij,- die het beroep instelt, geeft daarvan gelijktijdig kennis aan het Hoofd van plaatselijk bestuur, hetwelk zorgt voor

onver-wijlde openbare kennisgeving. Indien het beroep wordt ingesteld door een ander dan den aanvrager van de vergunning, wordt door het Hoofd van plaatselijk bestuur onmiddellijk aan den laatst-genoemde afzonderlijk van het beroep kennisgegeven.

Binnen 8 dagen na ontvangst van de in het vorig lid bedoelde kennisgeving zendt het Hoofd van plaatselijk bestuur alle de zaak betreffende stukken aan het Hoofd van gewestelijk bestuur,

1) Zooals die artikelen luidea cfm. Stb'l, 1905 No. 454,

die ze, vergezeld van zijn advies, doorzendt aan den Directeur van 0 . E. en N. Deze in beroep beslissende, zal bij een met

rede-nen omkleed besluit de beschikking van het Hoofd van plaat-selijk bestuur bekrachtigen, aanvullen, wijzigen of vernietigen

en in het laatste geval zelf beslissen 1).

ART. 5. Wanneer het Hoofd van plaatselijk bestuur bevindt, dat van de voorwaarden, op welke de toestemming is verleend, wordt afgeweken, zal hetzelve de verzuimen doen herstellen : zullende, bij onwilligheid of herhaalde contraventie, de verleende vergunning kunnen worden ingetrokken 1).

ART. 6. De Hoofden van plaatselijk bestuur zullen een nauw-keurig register houden van de aanvragen, bij dezelve tot het op-richten van fabrieken en neringen ontvangen, en van de dispo-sition, daarop door hen verleend.

B. Strafbepaling. Staatsblad 1866 No. 27, gewijzigd bij Stbl. 1906 No. 464.

Indien eene fabriek of nering, bedoeld in de artikelen 1 en 2 van voormelde resolutie (Staatsblad 1836 No. 10), of die nader mocht worden bepaald als onder de daar bedoelde te behooren, wordt opgericht, zonder eene schriftelijke vergunning van het hoofd van plaatselijk bestuur, of wordt voortgezet nadat die ver-gunning krachtens art. 5 dierzelfde resolutie is ingetrokken, is het Hoofd van het plaatselijk bestuur bevoegd zulks te beletten, de .fabriek of nering te sluiten en de werktuigen, daartoe dienende, te verzegelen of buiten werking te stellen.

De overtreder der voormelde bepalingen wordt daarenboven door den bevoegden rechter gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 8 dagen, of met eene geldboete, indien hij is europeaan of met dezen gelijkgestelde, het bedrag van f 100.—, indien hij is inlander of met dezen gelijkgestelde, het bedrag van f 2 5 . — niet te boven gaande.

No. 19. BEPALINGEN op het vervoer van vee in Ned.-Indië.

Staatsblad 1891 No. 142, zooals het is aangevuld bij Staatsblad 1892 No. 181 en 1902 No. 449 2).

ART. 1. Geen buffels of runderen mogen van het eene dis-trict naar het andere worden ver/oerd zonder een geleidebiljet, kosteloos af te geven door het hoofd van het district of van een

1) ZOOÏJS die artikelen luiden cfm. Stbl. 1906 no. 464.

2) _ij Stbl. lyoa No. 5BÜ is bepaald, dat Stol. 1B91 No. 142 niet van toepassing is ten aanzien van net vervoer van vee binnen het gewest Madoera, zoodat vervoer van vee binnen dat gewest zonder geieidebiljet veroorloofd is, terwijl het Hoofd van ge-noemd gewest de ambtenaren aanwijst, door wie geieideoitjecten worden uitgereikt bij ver-voer van vee naa, o„.ten dat gewest.

___ 69 —

der daaronder ressorteerende onderdistricten, van waar het ver-voer plaats heeft.

Bij ontstentenis, afwezigheid of wattige verhindering van de hiervoren aangeduide hoofden, worden de geleidebiljetten namens hen afgegeven door andere personen, aan wie bevoegdheid daar-toe door het Hoofd van plaatselijk bestuur is. verleend.

Waar de benamingen „district" of „onderdistrict" niet gebrui-kelijk zijn, bepaalt het Hoofd van gewestelijk bestuur welke on-derdeelen van zijn gewest in den zin dezer ordonnantie als zoodanig zijn te beschouwen, en welke hoofden tot de afgifte van geleidebiljetten bevoegd zijn. Het hoofd van gewestelijk bestuur maakt die bepaling op de gebruikelijke wijze algemeen bekend.

De bepaling van het tweede lid is ook ten aanzien van de in het derde lid bedoelde hoofden van toepassing 1.)

ART. 2. Zoodra in eenig gewest een verklaring, als bedoeld bij art. 1, alinea 2 der ordonnantie van 28 Mei 1878 (Stbl.

No. 163) 2) is bekend gemaakt, zullen de in art. 1 bedoelde geleidebiljetten, zoowel in de afdeeling, waarin de besmettelijke veeziekte is geconstateerd, als in de daaraan grenzende afdee-lingen, ook van andere gewesten, alleen mogen worden afgege-ven door de hoofden van plaatselijk bestuur of de door dezen daarvoor aan te wijzen europeesche ambtenaren of beambten.

2e. De betrokken hoofden van gewestelijk bestuur zijn bevoegd de toepassing van de bepaling ook voor andere gedeel-ten van hun gewest te bevelen, zoomede om ter voorkoming van eene noodelooze belemmering van den veehandel, in over-eenstemming met den betrokken gouvernements-veearts, haar te beperken tot de besmette en de daaraan grenzende districten of onderdistricten. 3.)

3e. Waar in gewesten buiten Java en Madoera geen vol-doend europeesch personeel beschikbaar is, kan het hoofd van gewestelijk bestuur de afgifte van die geleidebiljetten ook toe-vertrouwen aan daarvoor bepaald door hem aangewezen inland-sche hoofden.

4e. Gelijke bevoegdheid is mede voorbehouden aan de residenten van Soerakarta en Djokdjakarta, zoomede aan den resident van Batavia, voor zoover betreft zijn gewest, met uit-zondering der afdeeling stad- en voorsteden van Batavia, zul-lende in de eerstgenoemde twee gewesten de aanwijzing der

1) Zooals dit art, luidt cfm. Stbl. 1902 No. 449.

2) Zie No. 94 sub B. Zie ook No. 95 hierachter.

3) Zooals al. 2 is aangevuld bii Stbl. 1892 No 181.

inlandsche hoofden geschieden in overeenstemming met den betrokken rijksbestuurder. 1)

A R T . 3. Wanneer de in art. 2 bedoelde persoon, die het geleidebiljet afgeeft, zulks noodig oordeelt, zal het vervoer van vee, waarvoor consent verleend is, moeten p l a a t s h e b b e n onder geleide van inlandsche veeartsen of politiebeambten.

De vervoerders van het vee zijn alsdan verplicht de bevelen van dat geleide op te volgen, voor zoover het vervoer betreft.

ART. 4. Bovenstaande bepalingen zijn niet van toepassing op het vervoer ', binnen de grenzen der hoofdplaatsen van gewesten.

ART. 5. Overtreding van de bepalingen dezer ordonnantie door de vervoerders van vee wordt gestraft met eene boete van één tot vijfentwintig gulden.

No. 20. S C H E R P E R E MAATREGELEN tot tegengang van de onttrekking van tabaksplanten of bladeren aan

de rechthebbenden op Java en Madoera.

Staatsblad 1900 No. 224 2)

1. Met intrekking van de ordonnantie van 30 October 1896 (Stbl. No. 217), te bepalen:

ART. 1. De Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera 3) zijn bevoegd, om, indien en voor zooveel het alge-meen belang dit eischt, voor hun geheele gewest of voor een gedeelte daarvan te verbieden :

a. opstallen, van welken aard ook, staande op gronden, in gebruik bij inlanders, of niet inlanders, te bezigen tot het opbergen, drogen of bereiden van tabaksplanten of bladeren, bestemd voor de europeesche markt, zonder daartoe van het Hoofd van plaatselijk bestuur verkregen schriftelijke vergun-ning, welke geweigerd of ingetrokken kan worden indien, naar zijn oordeel, een gegrond vermoeden bestaat, dat onttrekking van tabak aan rechthebbenden wordt beoogd ; b. het vervoeren, het doen vervoeren en het in ontvangst of

bewa-ring nemen tusschen zonsondergang en zonsopgang, van groene tabaksplanten of bladeren of droge bladtabak, welke niet op de voor den afscheep gebruikelijke wijze is verpakt,

1) Nieuwe al. 4 cfm. Stbl. 1892 No 181.

2) Zie over dergelijke bepalingen voor peper No. 113 hierachter.

3) Bij Stbl. 1908 no. 467 is bepaald, dat de gewestelijke raden op java en Madoera dit ook bij verordening mogen regelen ; in dat geval vervalt de bestaande verordening van het Hoofd van gewestelijk bestuur.

— 71 —

behalve indien daartoe van of van wege het Hoofd van