• No results found

Tot slot bespreken wij in deze paragraaf het uitgangspunt binnen de integrale aanpak om OMG-leden uit overheidsdienst te weren. De achterliggende gedachte van dit uitgangspunt is dat het vereiste van integer gedrag van een (goed) ambtenaar onverenigbaar is met een lidmaatschap van een OMG, die zich stelselmatig buiten de grenzen van de wet stelt.424

In de rechtspraak heeft zich een aantal gevallen voorgedaan waarin het OMG-lidmaatschap van een ambtenaar een bijkomende reden kan zijn voor zijn ontslag, aangezien daardoor aan zijn integriteit getwijfeld kan worden. De vol- gende rechtsoverweging van de Centrale Raad van Beroep in een zaak van een ambtenaar-lid van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is daarbij illustrerend. Hierin oordeelt de Raad dat het ontslagbesluit rechtmatig is:

‘De opgelegde maatregel van ontslag is niet onevenredig aan de aard en ernst van het gepleegde plichtsverzuim. Hierbij is van belang dat voor medewerkers van de DJI bijzondere eisen van integriteit, betrouwbaar- heid en verantwoordelijkheid gelden met het oog op de veiligheid bin- nen de DJI. Het is evident dat het hebben van verboden contacten in de zin van de Gedragscode de veiligheid van de betrokkene zelf maar ook die van zijn collega’s in gevaar kan brengen. Bovendien kan dit de repu- tatie van de DJI schaden. Ook het niet melden van zijn presidentschap van de motorclub weegt zwaar. (…) De Raad kent hierbij ook betekenis toe aan het feit dat appellant als president van de motorclub (intensieve- re) contacten had met niet alleen de leden van zijn eigen en de andere [afdelingen van de motorclub], maar ook (jaarlijks) met de andere hier te lande gevestigde OMG’s, zoals ter zitting is besproken.’425

Een ander illustratief voorbeeld is de zaak van het ontslag van een sociothera- peut in een Forensisch Psychiatrisch Centrum die binnen Satudarah MC een bestuursfunctie bekleedde. De vraag die centraal stond was of enkel het lidmaat- schap van een door de overheid aangemerkte OMG een reden kan zijn voor

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

424 Kamerstukken II 2011-12, 29 911, nr. 71; Kamerstukken II 2012-12, 29 628, nr. 364. Zo vindt de commandant van het Amster- damse brandweerkorps het bijvoorbeeld onbegrijpelijk dat leden van OMGs werkzaam (mogen) zijn bij de brandweer – zie het bericht ‘Lid motorbende niet welkom bij brandweer’ van 6 mei 2018 op www.binnenlandsbestuur.nl (laatst geraadpleegd op 1 november 2018). Vgl. ook Rb. Midden-Nederland 23 februari 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:874.

ontslag van de sociotherapeut. Die vraag beantwoordt de Centrale Raad van Beroep ontkennend. Volgens de Raad geeft het lidmaatschap reden tot zorg, maar kan het niet als enkele basis dienen voor ontslag. Er dient een afweging te worden gemaakt die recht doet aan alle omstandigheden van het specifieke geval, waaronder het recht van de ambtenaar op vreedzame vereniging en ver- gadering.426Onder verwijzing naar de Circulaire ongewenste privécontacten427

overweegt de Centrale Raad het volgende over het bestreden ontslagbesluit en de daaraan ten grondslag benodigde afweging van belangen:

‘Hoe zeer in dit geval de zorgen van de werkgever op zichzelf beschouwd dus ook terecht zijn geweest, meergenoemde circulaire benoemt nadrukkelijk het goed ambtenaarschap en het goed werkgever- schap als twee kanten van de medaille en kent bij ongewenste privécon- tacten dan ook de grondgedachte dat een zorgvuldige afweging heeft plaats te vinden. Binnen die afweging hebben de zorgen van de werkge- ver een rol te spelen, maar mogen anderzijds het recht op respect voor het privéleven van de ambtenaar en diens recht op vreedzame vereniging en vergadering, zoals neergelegd in internationale verdragen en in de Grondwet, niet uit het oog worden verloren. Een- en andermaal wordt dan ook in de circulaire benadrukt dat de bewuste afweging dient plaats te vinden op basis van de specifieke omstandigheden van het geval, waarbij er ten minste een verband dient te zijn met de functie die de ambtenaar vervult. Deze op de omstandigheden van het geval toegesne- den belangenafweging dient onverkort plaats te vinden in het geval van lidmaatschap van een OMG. Dat in zo’n geval als gezegd “al snel” de con- clusie gerechtvaardigd zal zijn dat dit lidmaatschap moet worden beëin- digd doet daar niet aan af. In dat verband is van belang dat het hier niet gaat om verboden organisaties en dat, zoals valt te lezen in de onder 3.2 genoemde politierapportage, niet alle OMG’s over één kam kunnen wor-

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

426 De rechter neemt hier de bewoordingen van de Circulaire ongewenste privécontacten over, die in dit verband verwijst naar artikel 11 EVRM. Strikt genomen wordt daarin niet – zoals in het oordeel van de rechter en de Circulaire – gesproken over het ‘recht op vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering’, maar over het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en het recht op vrijheid van vereniging. Het vreedzaamheidsvereiste is met andere woorden gekoppeld aan de vergadervrijheid en niet aan de verenigingsvrijheid van artikel 11 EVRM.

427 Circulaire ongewenste privécontacten rijksambtenaren van 23 juli 2013 van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, Stcrt. 2013, 21530.

den geschoren en dat evenmin kan worden gesteld dat alle outlawbikers, chapters of clubs crimineel actief zijn.’428

De specifieke omstandigheden van het geval dienen bij het ontslagbesluit dus te worden afgewogen, waarbij er ten minste een verband dient te zijn met de functie van de ambtenaar. Nu die afweging ontbrak, moet de minister van de Centrale Raad een nieuw besluit (op het bezwaar tegen het ontslagbesluit d.d. 14 oktober 2014) nemen met inachtneming van de beslissing van de Raad.

Na de uitspraak van de Centrale Raad, doet de minister onderzoek naar de leden van het ‘chapter’ van Satudarah MC waarvan de sociotherapeut lid is. Op basis van de onderzoeksresultaten, de reactie van appellant op die resultaten en zijn houding in enige besprekingen verklaart de minister wederom het bezwaar tegen het ontslagbesluit ongegrond en handhaaft hij het ontslagbesluit.

Volgens de minister is het lidmaatschap nog steeds onverenigbaar met de functie van sociotherapeut. Daarbij verwijst de minister naar de Gedragscode van de Dienst Justitiële Inrichtingen van november 2016, waarin het ambtena- ren niet is toegestaan lid te zijn van een OMG.429

Eveneens wijst de minister op de criminogene omgeving van het chapter waarvan de sociotherapeut lid is, op het veiligheidsrisico voor medewerkers en patiënten, op de omstandigheid dat appellant chantabel is geworden door de bekendheid van zijn lidmaatschap van een chapter van Satudarah MC en op de aannemelijkheid van zijn wetenschap van het strafbare verleden van chapterle- den. Volgens de minister is de sociotherapeut onverbeterlijk, omdat hij zijn lid- maatschap wil handhaven. Tot slot speelt voor de minister eveneens mee het ontbreken van een mogelijkheid om de sociotherapeut te herplaatsen binnen zijn eigen gezagsbereik.

Tegen dit besluit heeft de sociotherapeut wederom beroep ingesteld, dit- maal direct bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad overweegt dat het ontslag- besluit moet worden teruggedraaid. De minister heeft namelijk informatie ten grondslag gelegd aan het bestreden ontslagbesluit, die dateren van ná het geno- men ontslagbesluit d.d. 14 oktober 2014. Volgens vaste jurisprudentie is de situatie ten tijde van het ontslagbesluit echter bepalend voor de vraag of het destijds genomen ontslagbesluit rechtmatig is genomen.430

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

428 CRvB 29 september 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3448,AB 2017, 138, m.nt. P.R.M. Berends-Schellens, r.o. 3.3. Vgl. CRvB 9 febru- ari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:456 en Rb. Limburg 7 maart 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:2052.

429 Gedragscode Dienst Justitiële Inrichtingen van november 2016, p. 10. 430 CRvB 5 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1963.

De Centrale Raad overweegt evenwel dat hetgeen zich heeft afgespeeld na de datum van het ontslagbesluit de conclusie kan dragen dat het lidmaatschap van het bewuste chapter van Satudarah MC onverenigbaar is met de functie van de sociotherapeut. Daarbij verwijst de Raad naar de beschikking van de Recht- bank Den Haag van 18 juni 2018, waarin motorvereniging Satudarah MC met onmiddellijke ingang verboden is verklaard en ontbonden.431 Volgens de Raad

betekent die beschikking echter dat het lidmaatschap van de sociotherapeut ‘non-existent’ is.432

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

431 Rb. Den Haag 18 juni 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:7183 (Satudarah MC). Zie hierover hoofdstuk 3.

432 CRvB 5 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1963, r.o. 3.7. Die uitleg van de Raad is curieus, maar past in de gedachte van de wetge- ver van 1988. Toen ontstond eveneens de gedachte dat men niet meer lid kan zijn van of kan deelnemen aan een rechtsper- soon die na ontbinding rechtens niet meer bestaat. Alhoewel de Rechtbank Den Haag haar verbods- en ontbindingsbeschik- king uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard, betekent dat echter niet dat de rechtspersoon direct is opgehouden te bestaan. De vereffening, voor zover er baten zijn, dient immers nog plaats te vinden. Zie hierover in het bijzonder hoofdstuk 4.

3