• No results found

Gewelds en wapendelicten

2.4 Het criterium ‘werkzaamheid’

2.4.2.5 Gedrag van derden

Gedrag van (oud-)bestuursleden kan worden meegenomen in de beantwoor- ding van de vraag waaruit de werkzaamheid van de rechtspersoon bestaat. In de Hells Angels-zaak is een criterium ontwikkeld op grond waarvan de rechter kan nagaan of gedrag van derden aan de rechtspersoon als werkzaamheid kan worden toegerekend.

In die zaak stelt het Openbaar Ministerie dat de Hells Angels MC wereld- wijd, landelijk en regionaal een criminele organisatie vormen die niet in onze samenleving thuishoort. Om die reden moet volgens het Openbaar Ministerie elke afzonderlijke in Nederland gevestigde stichting en vereniging van de Hells Angels worden verboden verklaard en ontbonden.564

Voordat de rechtbank de stelling van het Openbaar Ministerie toetst aan concrete, specifiek op de Harlinger rechtspersonen (er was sprake van een ver- eniging en een stichting) betrekking hebbende feiten, onderzoekt de rechtbank eerst of de maatschappelijke identiteit van de Hells Angels een crimineel karak- ter draagt. Ook beziet de rechtbank of ‘er samenhang bestaat tussen de wereld- wijde en landelijke organisatievormen van de Hells Angels en de betrokkenheid daarbij van de Harlinger rechtspersonen. Naarmate die samenhang sterker is,

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

563 Rb. Den Haag 18 juni 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:7183 (Satudarah MC), r.o. 2.33. 564 Rb. Leeuwarden 6 maart 2007, ECLI:NL:RBLEE:2007:AZ9940, r.o. 5.1.

bestaat eerder aanleiding om bij de beoordeling van het ontbindingsverzoek ook rekening te houden met (strafbare) feiten, die weliswaar buiten de directe invloedssfeer van de Harlinger rechtspersonen liggen, maar die kennelijk wel onder de gemeenschappelijke vlag van de Hells Angels zijn begaan. Dat kan meebrengen dat ook de Harlinger rechtspersonen voor die feiten een maat- schappelijk relevante medeverantwoordelijkheid dragen, die mag worden mee- gewogen bij de beoordeling van het verzoek van het Openbaar Ministerie’, aldus de rechtbank (r.o. 5.1-5.2).

De rechtbank komt tot de slotsom dat de Hells Angels wereldwijd en in Nederland weliswaar een crimineel karakter hebben, maar dat dit vooralsnog niet volstaat om tot een verbodenverklaring te komen. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat een verbodenverklaring alleen op zijn plaats is als de werk- zaamheid van de individuele rechtspersoon daartoe aanleiding geeft (r.o. 5.5 en 5.6). Verder overweegt de rechtbank dat de werkzaamheden van verschillende rechtspersonen nog wel kunnen samenvallen en een onderscheid daartussen niet altijd nodig is, indien de samenstelling van die rechtspersonen elkaar over- lapt. Tot slot lijkt de rechtbank bij de beoordeling van de werkzaamheid veel gewicht toe te kennen aan het feit dat tegen de rechtspersonen zelf geen straf- vervolging is ingezet (r.o. 5.12).

In hoger beroep oordeelt het hof ten aanzien van de werkzaamheid van de rechtspersoon dat alleen de eigen werkzaamheid van de rechtspersoon uitgangs- punt is. Gedragingen van derden zijn in zoverre alleen relevant, voor zover de rechtspersoon daarin (1) daadwerkelijke zeggenschap heeft gehad of (2) indien het bestuur leiding heeft gegeven aan of (3) gelegenheid heeft geboden tot die gedragingen.565Daarvan is volgens het hof in deze zaak geen sprake.

Het Openbaar Ministerie probeert in cassatie het begrip werkzaamheid nog uit te breiden tot handelingen van derden die in het kader van de rechtspersoon worden verricht en die door de rechtspersoon worden gefaciliteerd. Tevens moet daaronder worden begrepen wat door de rechtspersoon wordt gedoogd en hetgeen waarop de rechtspersoon stelling neemt en waar die voor staat. Daarbij is van belang hoe de situatie en cultuur binnen die rechtspersoon naar buiten toe wordt ervaren. Voor de beoordeling van de vraag of de rechtspersoon de gedragingen faciliteert, is volgens het Openbaar Ministerie relevant de vraag of er sprake is van een structurele situatie en cultuur van het begaan van hande- lingen in strijd met de openbare orde, zoals het plegen van strafbare feiten. Daarvan is (sneller) sprake als de (bestuurs)leden van de rechtspersoon die

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

handelingen hebben verricht of daarvan geen afstand nemen. De aanwijzing wordt daarbij versterkt naarmate de strafbare feiten ernstiger zijn. Ook derden, zoals members en zusterorganisaties, kunnen volgens het Openbaar Ministerie hieronder vallen.

De door het Openbaar Ministerie voorgedragen uitleg van het begrip werk- zaamheid stuit tegen de borst van de Hoge Raad. Volgens de Hoge Raad zou dit een uitbreiding van het criterium ‘werkzaamheid’ betekenen, hetgeen in strijd komt met de bedoeling van de wetgever die een restrictieve uitleg voor ogen stond (r.o. 3.5-3.6). In cassatie overweegt de Hoge Raad dan ook dat het hof voor de invulling van de werkzaamheid en de toerekening ervan, een juiste maatstaf heeft aangelegd. De Hoge Raad voegt hieraan toe dat bijzondere feiten en omstandigheden ertoe kunnen nopen gedragingen van derden toe te reke- nen aan de rechtspersoon, zelfs indien het bestuur (1) aan die gedragingen geen leiding heeft gegeven of (2) niet tot die gedragingen doelbewust gelegen- heid heeft geboden.566

Opvallend daarbij is dat de Hoge Raad oordeelt dat het hof een juiste maat- staf heeft aangelegd, maar vervolgens diezelfde maatstaf enigszins wijzigt. Waar het hof nog drie aanknopingspunten hanteerde voor de toerekening (dat het bestuur (1) ‘daadwerkelijke zeggenschap moet hebben gehad over, (2) lei- ding moet hebben gegeven aan of (3) gelegenheid moet hebben geboden tot de gedragingen van derden’), reduceert de Hoge Raad die naar twee. Slechts ‘leidinggeven aan’ en ‘doelbewust de gelegenheid geven tot die gedragingen’ blijven over. ‘Zeggenschap hebben over de gedragingen’ lijkt dus te zijn verval- len. Zonder veel omhaal van woorden, volgt de Hoge Raad hier dus de opvat- ting van A-G Timmerman.567De A-G voegt echter nog ‘(feitelijk)’ aan ‘bestuur’

toe. Die volgens Van Schilfgaarde zinvolle toevoeging neemt de Hoge Raad echter niet over.568Het blijft bij de toepassing van het werkzaamheidscriteri-

um dan ook de vraag of er altijd sprake moet zijn van het statutaire bestuur of van een bestuur dat het feitelijk voor het zeggen heeft. Rechtspraak daarover ontbreekt.

Daarnaast signaleren wij dat de Hoge Raad in navolging van de A-G in zijn conclusie het woord ‘doelbewust’ toevoegt aan het criterium ‘gelegenheid bie- den tot’. Dat is onzes inziens een wezenlijk verschil met het criterium dat het hof gebruikte. Doelbewust impliceert op de keper beschouwd een geestesgesteld-

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

566 HR 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1124 (Hells Angels Northcoast Harlingen), r.o. 3.5-3.6.

567 Concl. A-G L. Timmerman, ECLI:NL:PHR:2009:BI1124, bij HR 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1124, §3.5. 568 Van Schilfgaarde,NJ 2009, 507.

heid, zoals wetenschap. Aan de rechtspersoon kunnen dus gedragingen worden toegerekend als eigen werkzaamheid, indien het bestuur daartoe met een zekere wetenschap (of een andere vorm van geestesgesteldheid) de gelegenheid heeft geboden. Dat is een beperktere maatstaf dan het hof aanlegde, waarbij doelbe- wustheid niet werd vereist. Wellicht heeft de Hoge Raad die maatstaf iets restric- tiever geformuleerd dan het hof dat deed, gelet op de bedoeling van de wetgever om artikel 2:20 lid 1 BW terughoudend toe te passen.

Tot slot merken wij op dat de Hoge Raad de maatstaf van het hof op grond waarvan gedrag van derden aan de rechtspersoon kan worden toegerekend iets heeft uitgebreid. In navolging van de conclusie van zijn A-G overweegt de Hoge Raad dat ook gedragingen van derden waaraan de rechtspersoon geen leiding heeft gegeven of daartoe doelbewust de gelegenheid heeft geboden, aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend, indien bijzondere feiten en omstandigheden daartoe nopen.

In de verbods- en ontbindingsprocedures van het Openbaar Ministerie tegen de Bandidos MC en Catervarius acht de rechter dat bijzondere feiten en omstandigheden ertoe nopen om het strafbare gedrag van derden (de leden) moet worden toegerekend aan Bandidos MC respectievelijk Catervarius als werkzaamheid. In beide zaken rekende de rechter het de verenigingen zwaar aan dat er een cultuur van wetteloosheid en het aanzetten tot geweld in stand werd gehouden.569

In de verbods- en ontbindingsprocedure van het Openbaar Ministerie tegen de Satudarah MC, oordeelt de rechter dat de rechtspersoon – de informele ver- eniging Satudarah MC – zelf rechtstreeks betrokken is geweest bij strafbare fei- ten gepleegd door leden. Het bestuur zou zelf strafbare feiten hebben gepleegd en daarnaast leiding hebben gegeven aan enkele door leden gepleegde strafbare feiten. Daarnaast maakten ook bijzondere feiten en omstandigheden dat de strafbare feiten gepleegd door derden, als werkzaamheid aan de rechtspersoon konden worden toegerekend. Er heerste een cultuur van wetteloosheid, die in stand werd gehouden waaraan de vereniging debet was:

‘De rechtbank komt tot de slotsom dat de eerder geconstateerde inbreu- ken op de openbare orde door leden van Satudarah aan Satudarah kun- nen worden toegerekend in die zin dat geoordeeld moet worden dat de werkzaamheid van Satudarah in strijd is met de openbare orde en sprake

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

569 Rb. Midden-Nederland 20 december 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:6241 (Bandidos MC); Rb. Midden-Nederland 17 januari 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:113 (Catervarius).

is van (dreigende) ontwrichting van de samenleving. Die conclusie wordt in het bijzonder gerechtvaardigd door, zo vat de rechtbank samen, de betrokkenheid bij strafbare gedragingen van bestuurders/leidingge- venden van Satudarah, door deze zelf te begaan of hieraan leiding te geven, door het door bestuurders/leidinggevenden scheppen van een klimaat waarin het plegen van strafbare feiten als respectabel handelen in verenigingsverband wordt ervaren en aldus de drempel tot het plegen van strafbare feiten wordt verlaagd, alsmede door het plegen van straf- bare feiten door leden van Satudarah waarbij zij duidelijk het belang van Satudarah beogen te dienen.’570