• No results found

3 Artikel 10:122 lid 1 Burgerlijk Wetboek

3.2 Het criterium ‘corporatie’

Artikel 2:20 lid 1 BW kan alleen worden ingezet tegen een rechtspersoon die naar Nederlands privaatrecht is opgericht. In artikel 10:122 lid 1 BW wordt die groep juist uitgesloten. Enkel tegen een corporatie die niet ook een Nederland- se rechtspersoon is, kan de verklaring zich richten. In deze paragraaf gaan wij aan de hand van de wet en wetsgeschiedenis, de rechtspraak en literatuur in op wat hieronder moet worden verstaan.

3.2.1 Wet en wetsgeschiedenis

In deze paragraaf ontleden wij het corporatiebegrip zo veel mogelijk aan de hand van de wet en wetsgeschiedenis. Daarbij bestuderen wij het begrip zoals dat staat in artikel 10:122 lid 1 BW en bijbehorende wetsartikelen. Tevens ana- lyseren wij de relevante parlementaire stukken.

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

3.2.1.1 Een naar buiten toe optredend zelfstandige eenheid

Alleen een corporatie die niet ook een Nederlandse rechtspersoon is kan vol- gens de wettekst voorwerp van een 10:122-verklaring zijn. De definitie van corporatie staat in artikel 10:117 sub a BW. De corporatie kan zijn een vennoot- schap, vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, stichting en ieder ander als zelfstandige eenheid of organisatie naar buiten optredend lichaam en samenwerkingsverband.

Het corporatiecriterium kan op grond van artikel 10:117 sub a BW dus worden ontleed in twee groepen organisaties. De eerste groep betreft rechtsper- sonen die naar Nederlands (privaat)recht zijn opgericht in de zin van artikel 2:3 BW. De tweede groep betreft lichamen en samenwerkingsverbanden die als zelfstandige eenheid of organisatie naar buiten optreden.

Volgens de toelichting op artikel 10:117 sub a BW moet de tweede groep zo ruim worden geïnterpreteerd als een verzamelbegrip voor naar buiten tredende lichamen en samenwerkingsverbanden die door het recht als zodanig worden erkend, al dan niet als rechtspersoon. Vennootschappen die geen rechtsperso- nen zijn kunnen eveneens onder het begrip vallen, indien zij naar buiten als zelfstandige eenheid of organisatie optreden. De eis bevoegd te zijn tot het dra- gen van rechten en verplichtingen wordt niet gesteld. Evenmin wordt als eis gesteld dat de eenheid of organisatie bevoegd is tot het verrichten van rechts- handelingen en bevoegd is om in rechte op te treden. Voldoende is dat een ven- nootschap die geen rechtspersoon is, als zelfstandige eenheid naar buiten optreedt, waarbij het geen vereiste is dat die zelfstandigheid economisch of bedrijfsmatig van aard is. Om die reden valt de trust niet onder het begrip.588

3.2.1.2 Publiekrechtelijke rechtspersonen en kerkgenootschappen

Voorts volgt uit de toelichting op artikel 10:117 sub a BW ondubbelzinnig dat kerkgenootschappen en hun zelfstandige onderdelen, alsmede de lichamen waarin zij zijn verenigd, in de zin van artikel 2:2 BW onder het corporatiebe- grip vallen. Dit geldt tevens voor publiekrechtelijke rechtspersonen in de zin van artikel 2:1 lid 1 BW.589

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

588 Kamerstukken II 2009/10, 32 137, nr. 3, p. 67. 589 Kamerstukken II 2009/10, 32 137, nr. 3, p. 67.

3.2.1.3 Buitenlandse corporatie

Op grond van bovenstaande komen wij tot de conclusie dat alle Nederlandse rechtspersonen – dus naast privaatrechtelijke rechtspersonen ook kerkgenoot- schappen en publiekrechtelijke rechtspersonen – van een 10:122-procedure zijn uitgesloten.

Dat maakt dat louter een buitenlandse organisatie – die weliswaar naar buitenlands recht rechtspersoonlijkheid kan hebben – voorwerp kan zijn van een 10:122-verklaring. Voorwaarde is dat zij als een zelfstandige eenheid of organisatie naar buiten toe optreedt.

3.2.2 Rechtspraak en literatuur

Artikel 10:122 lid 1 BW is sinds zijn inwerkingtreding in 2007 slechts eenmaal toegepast.590Dat betrof de reeds besproken procedure van het Openbaar Ministe-

rie tegen de Bandidos MC in 2017.591In die zaak diende het Openbaar Ministerie

ten aanzien van de Nederlandse afdeling van de Bandidos MC (BMC Holland) een verzoek tot verbodenverklaring en ontbinding in op grond van artikel 2:20 lid 1 BW. Ten aanzien van de wereldwijde Bandidos MC (BMC) verzocht het Openbaar Ministerie de rechtbank de werkzaamheid van die mondiale club in strijd met de openbare orde te verklaren in de zin van artikel 10:122 lid 1 BW.

De in de zaak als belanghebbende aangemerkte Bandidos Motorcycle Club Europe (BMC Europe) voerde aan dat BMC niet meer bestond als gevolg van een herschikking in continentale eenheden. Om die reden kan er al niet ge- sproken worden van de corporatie BMC, laat staan van werkzaamheid van BMC. Het Openbaar Ministerie zou dus niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn verzoek tegen BMC, aldus BMC Europe.

Om dat verweer te toetsen overweegt de Rechtbank Midden-Nederland dat BMC als corporatie in de zin van artikel 10:122 lid 1 juncto artikel 10:117 sub a BW kan worden aangemerkt, indien zij als een zelfstandige eenheid of organisatie naar buiten optreedt. Aan die toets legt de rechtbank expliciet ten grondslag de in de wetsgeschiedenis gegeven toelichting op dit criterium. De rechtbank interpre-

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

590 Een zoekopdracht via de zoekmachines www.rechtspraak.nl en Kluwer Navigator levert slechts 1 beschikking op waarin een 10:122-verklaring is uitgesproken. Gebruikte zoektermen al dan niet in combinatie met elkaar: ‘artikel 10:122 BW’, ‘vrijheid van vereniging’, ‘werkzaamheid’, ‘doel’, ‘verklaren’, ‘strijd met openbare orde’, ‘corporatie’.

teert het ‘verzamelbegrip’ ruim voor ‘naar buiten optredende lichamen en samen- werkingsverbanden, die door het recht als zodanig worden erkend, al dan niet als rechtspersoon’. De rechtbank voegt daaraan toe dat het geen vereiste is dat het samenwerkingsverband bevoegd is om in rechte op te treden.

Voldoende is dat BMC als zelfstandige eenheid naar buiten optreedt, waarbij het niet hoeft te gaan om bedrijfsmatige of economische zelfstandigheid. Dat BMC Europe, BMC Verenigde Staten en BMC Australasia organisatorisch of in grote mate onafhankelijk van elkaar zijn en dat er geen financiële banden tussen de continenten onderling bestaan, speelt een rol maar is niet van doorslagge- vende betekenis. Dat BMC Europe, BMC Verenigde Staten en BMC Australasia zelf (ook) als zelfstandige eenheden opereren, maakt nog niet dat BMC zelf niet als zelfstandige eenheid naar buiten kan optreden. De rechtbank onderbouwt die stelling met het argument dat een zelfstandige entiteit uit een samenwer- kingsverband van afzonderlijke entiteiten kan bestaan.

De rechtbank kan geen (feitelijk) bestuur van BMC vaststellen, dat enige zeg- genschap heeft over de continentale BMC’s. Dat vormt voor de rechtbank geen belemmering om BMC eventueel als een zelfstandige eenheid die naar buiten toe optreedt aan te merken. Het vaststellen van een (feitelijk) bestuur is volgens de rechtbank namelijk geen hard vereiste voor het corporatiecriterium. Het begrip moet volgens de rechtbank zo ruim worden uitgelegd, dat ook uit tussen verschillende zelfstandige organisaties gemaakte afspraken of afgestemde feite- lijke gedragingen kan worden afgeleid dat er sprake is van een naar buiten toe optredend zelfstandige eenheid. De rechtbank legt uit dat haar brede interpreta- tie van het corporatiecriterium past binnen het doel van artikel 10:122 BW dat de wetgever voor ogen had, namelijk een halt toeroepen aan buitenlandse cor- poraties die in Nederland ontoelaatbare activiteiten ontplooien.

Vervolgens komt de rechtbank tot het oordeel dat BMC als een naar buiten toe optredend zelfstandige eenheid kan worden gezien. Daartoe voert de rechtbank onder andere aan dat BMC wereldwijd dezelfde naam hanteert (Bandidos MC) en een eigen website heeft. Ook is er binnen de chapters van BMC een identiek ran- gensysteem en hanteren de leden overal vergelijkbare of dezelfde regels. Voor de rechtbank is verder van belang dat leden van BMC zelf menen lid te zijn van een wereldwijde organisatie. Nu BMC als een naar buiten toe optredend zelfstandige eenheid kan worden aangemerkt, is zij volgens de rechtbank te zien als een cor- poratie in de zin van artikel 10:117 sub a juncto artikel 10:122 lid 1 BW.592

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

3.2.3 Resumerend

Vatbaar voor een 10:122-verklaring zijn corporaties die niet zijn een Nederlandse rechtspersoon. Dat betekent dat alle Nederlandse rechtspersonen, dat wil zeggen naast de privaatrechtelijke rechtspersonen ook kerkgenootschappen en de publiekrechtelijke rechtspersonen, van een 10:122-procedure zijn uitgesloten. Alleen een buitenlandse organisatie die al dan niet naar buitenlands recht rechts- persoonlijkheid heeft, kan voorwerp zijn van een 10:122-verklaring. Voorwaarde is dat zij als een zelfstandige eenheid of organisatie naar buiten toe optreedt.

De vaststelling of de organisatie als zelfstandige eenheid of organisatie naar buiten toe optreedt, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval. Het criterium moet volgens de wetsgeschiedenis in elk geval ruim wor- den uitgelegd, zodat zo veel mogelijk buitenlandse organisaties van allerlei aard eronder kunnen vallen.