• No results found

WEDUWE EN HERINNERINGSACTIVISTE Ze wordt steeds radicaler

Oud-strijdersverenigingen of kampoelans, kennissen, vrienden, tijdschriften, clubs en ver- gaderingen: Mans Spoor vond langzamerhand haar weg terug naar Nederland vanuit Spanje. Mevrouw Spoor deelde het Indische gevoel van onbehagen na de repatriëring, maar haar er- varingen en herinneringen aan haar Indische tijd waren het meest gevormd door de tien oor- logsjaren die ze had doorgebracht – zij kende het leven van de periode daarvoor (tempo doeloe) nauwelijks. Sinds haar werk voor het Spaanse dorp hield zij zich niet langer meer bezig met álle repatrianten maar net als in Indonesië met de (voormalige) soldaten van haar overleden echt- genoot. Ze genoot steun van een kleine groep oud-KNIL’ers en bekenden, begaf zich in de juiste netwerken en ontpopte zich vanaf het einde van de jaren zestig tot aan de jaren tachtig tot voor- vechtster van diegenen die in Nederlands-Indië hadden gevochten en tot een zelfstandige stem in het publieke debat over de dekolonisatiestrijd. Zij begaf zich op het terrein van de herinne- ringspolitiek. Ze zette de gedeelde herinneringen in voor hedendaagse, politieke doeleinden. Toen het publieke debat vanaf eind jaren zestig steeds meer ging over de vraag of Nederland oorlogsmisdaden had begaan tijdens het conflict, verlangde ze dat Nederland zich de inspan- ningen van de veteranen beter zouden herinneren. Ze werd een activistische vertegenwoordi- ger van haar man en de ‘gewone soldaat’.

Mevrouw Spoor streed voor meer solidariteit van de Nederlandse politiek en burgers met de oud-strijders en Indië-veteranen. Een van haar stokpaardjes was de zogenaamde Dolkstootle- gende. Als weduwe bewaakte mevrouw Spoor de erfenis van haar man.. Zij ging gebruikmaken van zijn reputatie. De inzet van een Nederlands-Indische Dolkstootlegende wordt haar stok- paardje in het publieke debat. Als weduwe bewaakte zij en mengde zich meer en meer in het debat over de dekolonisatie van Indonesië. Ze kon in de veteranenwereld gebruik maken van zijn reputatie.

In het voorgaande is besproken hoe mevrouw Spoor in de eerste jaren na haar terugkeer in Nederland moeite had om haar plek te vinden. Ze bleef, bij haar standpunt van een ‘rechtvaar- dige strijd’ en dreef zichzelf hier door steeds meer in een hoek. Zij kon geen aansluiting vinden bij de Indische initiatieven en uiteindelijk keerde ze als het ware terug naar de troepen van haar man. In deze nieuwe fase boden conservatieve kranten, clubs en bladen zoals het Veteranen-le-

gioen en Bond van Wapenbroeders haar een podium om haar politiek engagement te uiten. In dit

hoofdstuk analyseer ik de ontwikkeling van mevrouw Spoor als herinneringsactiviste en vraag ik me telkens af: Hoe hield zij de herinnering aan het conflict levend? Wat waren haar ideeën? Op welke manier kwamen verschillende groepen bij haar samen? Hoe sturend was haar eigen opvatting over de dekolonisatie? Hoe groeide zij steeds meer in de rol? Deed zij slechts dat wat

67

mensen van haar verwachtten of was dit wat zij wilde? Het ging eind jaren zestig geleidelijk ver- der de verkeerde kant met mevrouw Spoor doordat de reputatie van haar man en zijn troepen meer in de knel kwamen. Zij kwam in een vrije extreme hoek uit: de verdediging van de kapi- tein Westerling. Terwijl haar man nog zijn twijfels had bij de ‘methode-Westerling’ en hem in 1948 ontsloeg.

De Dolkstootlegende

Vanaf de jaren vijftig was er al onvrede bij de veteranen die terug kwamen uit de oorlog. Het ein- de van de het militair ingrijpen en de plotselinge dood van generaal Spoor had een ontzettend groot psychologisch effect op de veteranen en op mevrouw Spoor. Voor de beroepsmilitairen en de getrouwen rond mevrouw Spoor was de strekking van het politiek Van Roijen-Roem akkoord tussen Nederland en de Republiek duidelijk: Indië werd door Nederland voorgoed afgestoten en aan een nieuwe staat gegeven. Bijgevolg meenden wrokkige veteranen later dat de militairen niet door toedoen van de vijand, of omdat de troepen het hadden opgegeven, maar door toe- doen van politici in Den Haag waren verslagen. Dit herinnert aan de Duitse dolkstootlegende, waarin de politiek de schuld kreeg van de verloren Eerste Wereldoorlog.

De socioloog J.A.A. van Doorn schrijft in Gevangen in de tijd. Over generaties en hun geschiedenis (2002) over het psychologische effect van het einde van de dekolonisatieoorlog op de militairen. Het gevolg van het ingrijpen door de politiek was dat de Nederlandse troepen zich niet versla- gen voelden. Van Doorn schrijft dat het dan ook niet gek is dat er in de maand mei van 1949 een soort van Dolkstootlegende ontstond. Vooral de militairen die zich niet verdiepten in de rede- nen waarom de Nederlandse regering niet langer heil zag in een langdurig voorgezette militaire krachtinspanning, hielden vol dat ze hadden kunnen winnen, aldus van Doorn. Deze Dolkstoot-

legende werd ondermeer door het in 1951 opgerichte Veteranenlegioen geëxploiteerd. Uit Indone-

sië verdreven, zouden ze, met andere middelen, hun offensief vanuit Nederland voortzetten.166

Deze legende is het duidelijkst verwoordt door de Indië-veteraan Anton P. de Graaff in De

heren worden bedankt. Met het vergeten leger in Indië 1945-1950 (Den Haag 1999) maar ook door lui-

tenant Schilling in Spoor, onze generaal: ‘Als generaal Spoor zijn zin had gekregen, hadden we zo door kunnen stoten naar Djockja, als het niet in 1948 was, dan wel in 1949...’, aldus Schilling.167

Doordat de Tweede Politionele Actie militair een succes was, voelden de militairen zich niet

166 Van Doorn, Gevangen in de tijd. Over generaties en hun geschiedenis, 36-37. Van Doorn verwijst naar de ledenwerving- brochure van het Veteranenlegioen waarin staat een gedichtje ‘Hup, Holland, Hup!!’ staat waarin Jan Soldaat steeds de kastanjes uit het vuur moest slepen en daar vrede mee heeft, ook als dat in de toekomst weer nodig zal zijn. ‘Het moet dán echter niet meer mogelijk zijn dat veel waar hij voor strijdt achter zijn rug door kenners van toestanden wordt teniet gedaan’. Geraadpleegd via http://www.dbnl.org/tekst/door036geva01_01/door036geva01_01.pdf. 167 Schilling, Spoor, Onze generaal, 9. Schilling opent zijn boek met een opmerking in de inleiding dat ‘de overtuiging

dat militair, moreel en geestelijk het leger niet heeft gefaald, dat het ongeslagen bleef en met onbesmet blazoen de zwaarste gang ging: die van de terugkeer naar Nederland met achterlating van vierduizend doden en een gestreken vlag. Deze terugkeer is niet bepaald door een militaire noodzaak maar op politiek en internationaal niveau.

68

verslagen. Maar de werkelijkheid lag ingewikkelder. Het offensief was militair een succes, maar had niet de politieke resultaten opgeleverd waarop de Nederlanders hadden gehoopt. De Re- publiek was zeker een slag toegebracht, Soekarno en Hatta waren vastgezet, maar het Indone- sische leger had weten te ontsnappen en de gematigde krachten waren niet zo ver te krijgen dat ze apart met de Nederlanders wilden onderhandelen. Bovendien had Nederland met deze actie de internationale opinie tegen zich in het harnas gejaagd. Vrijwel heel de wereld keerde zich tegen Nederland. Dit zorgde ervoor dat het veel Nederlandse politici duidelijk werd dat het hele Indonesië-verhaal een uitzichtloos avontuur was De Tweede Politionele Actie werd op 5 januari 1949 en er volgde een algeheel staakt-het-vuren van beide partijen. In maart 1949 begonnen wederom onderhandelingen onder leiding van J.H. van Roijen, die de weg vrij maakten naar een soeverein Indonesië.168

Daarna voelden de veteranen geen erkenning voor het werk dat generaal Spoor desondanks had verricht en voelden zich onbegrepen in de maatschappij. Ze hadden hun eigen helden: ui- teraard was dat legercommandant Spoor, maar ook de beruchte kapitein Westerling, die de ont- goochelde militairen het genoegen schonk in 1950 een coup tegen de Indonesische regering te plegen maar mislukte.169 De coup van kapitein Westerling wekte voor de laatste keer de in-

druk superieur te zijn aan de Indonesische troepen. Bandoeng was een dag lang in handen van Westerling en vrijgevochten militairen. Hierdoor en door zijn boeken waarin hij zijn methoden beschreef heeft hij een mythe van lof en waardering opgebouwd. In de jaren vijftig waren Mijn

memoires (1952) en later in de jaren tachtig Westerling, de eenling (1983) enorme bestsellers.170

Dit toont een verschil zit tussen hoe Mans Spoor en de activistische veteranen zich de ge- schiedenis herinnerden en wat historici met terugwerkende kracht concludeerde. De rol van generaal Simon Spoor tijdens de dekolonisatie van Nederlands-Indië 1945-1949 is in de ge- schiedschrijving omstreden. Militair historicus De Moor stelt in zijn biografie dat hij de besluit- vorming in kabinet en parlement naar zijn hand probeerde te zetten, waartoe hij als militair niet gerechtigd was. Hij vocht conflict na conflict uit met Den Haag over de beschikbaarheid van personeel en materieel. Spoor vond dat hij het volste recht en de plicht had om door middel van het leger een einde te maken aan wat in zijn ogen slechts een uitbarsting van terreur en geweld was van een kleine groep onruststokers.171

Petra Groen, een grote autoriteit op het gebied van het strategisch-militair inzicht van Spoor stelt haar dissertatie Marsroutes en dwaalsporen de misrekening in de beoordeling van legercom- mandant Spoor aan de orde. De gevechten tussen de Nederlandse en Republikeinse legers dien-

168 H.W. van den Doel, Afscheid van Indië. De val van he t Nederlandse imperium in Azië (Amsterdam 2000); J.J.P de Jong,

Avondschot. Hoe Nederland zich terugtrok uit zijn Aziatische imperium (Amsterdam2011). De Jong stelt dat Nederland

`gerichte dekolonisatie’ nastreefde, dit staat bekend onder de term: het revisionisme. In zijn ogen was het niet de dwang van de Veiligheidsraad die hiertoe leidde, maar het volkomen nieuwe Plan Beel dat op 26 februari 1949 plots naar voren werd gebracht. De kern daarvan was een snelle vorming van een federale staat Indonesië die met Nederland verbonden was in een Unie met als hoofd koningin Juliana.

169 Van Doorn, Gevangen in de tijd, 37.

170 R.P.P. Westerling, Mijn memoires… (Antwerpen 1952); J. de Vries-Spoor in samenwerking met Westerling, Westerling, de

eenling (Amsterdam 1982).

69

den beschouwd te worden als een dekolonisatieoorlog, waarbinnen de politionele acties als de Nederlandse offensieven moesten worden gezien, aldus Groen. Ze bevestigt de stelling dat het Van Roijen-Roem-akkoord de mislukking van Spoors beleid bezegelde, beleid waar hij zich vier jaar lang met tomeloze inzet voor had ingespannen. Tegelijk typeert ze Spoor als ‘een van de bes- te en meest charismatische legeraanvoerders die Nederland ooit heeft gehad’.172 Niettemin be-

rustte zijn speerpuntstrategie op een onderschatting van zijn tegenstander.173 Zijn inschatting

van het Republikeinse leger als slecht georganiseerde en ongeregelde troepen was wel correct, maar hij onderschatte hun weerbaarheid en uithoudingsvermogen. De tactiek van Spoor werk- te niet doordat de tegenstander een guerrilla-tactiek volgde, die moeilijk te bevechten was. 174

Na een aantal jaren van stilte (ze was druk geweest met haar werkzaamheden als voorzitter van de stichting El Atabal) was er in de jaren zestig een trigger waardoor mevrouw Spoor haar publieke positie ging uitbreiden. De plotselinge dood en de geruchten van een vermeende ver- giftiging van generaal Spoor bracht een extra dimensie in de mythologisering van de generaal te weeg. In de veteranenwereld was een veel gehoord standpunt dat generaal Spoor met strate- gisch inzicht de Eerste en Tweede Politionele Actie leidde, maar dat Nederland de oorlog verloor in de vergaderzalen van de politici. Dit kwam onder meer doordat de regering na de dekoloni- satie over ging tot de orde van de dag zonder te beseffen dat de ‘gewone soldaat’ erkenning zocht voor de geleverde strijd. Terwijl de samenleving en politici het debacle het liefst vergaten of in negatieve termen over praatte zochten mevrouw Spoor en de veteranen juist erkenning en eer- herstel van hun helden.

Mevrouw Spoor kwam eind jaren zestig in een defensievere periode terecht. Zij wilde niet dat er slecht over haar man werd gepraat. Hij kon het door zijn dood niet voor zichzelf opne- men. Dus ging zij dat doen. Waarschijnlijk zagen veteranen dat zij een sleutelpositie in nam en eigende haar als vertegenwoordiger toe. .In 1965 winde mevrouw Spoor er geen doekjes om: ‘als er ooit zelfbeheersing van een leger zou zijn gevraagd, dan was dat toen’. Ze had thuis in Spanje nog de brief liggen waarin haar man haar schreef hoe de jongens vloekten, jankten, radeloos waren: ‘alles was voor niets geweest, de doden, de gewonden, het verdriet’. In die brief schreef Spoor aan haar: ‘Ik zie de weg niet meer, maar het heeft me maar een half uur gekost om te weten wat mijn plicht is. Ik heb in opdracht van de regering de jongens de rotzooi ingestuurd, ik zal ze er nu ook uit halen’. Dat lukte door zijn plotselinge dood niet, vermoedelijk voelde me- vrouw Spoor zich verantwoordelijk voor die taak.

172 Groen, Marsroutes en dwaalsporen, 5; Groen, ‘Colonial warfare and military ethics in the Netherlands East Indies, 1816- 1941’ in: Journal of Genocide Research 14 (2012) 277-296. Hier wordt uitvoeriger ingegaan op de relatie tussen koloniale oorlogsvoering en militaire ethiek in Nederlands-Indië.

173 Spoor zijn speerpuntenstrategie betekende allereerst dat de grote plaatsen werden veroverd, daarna moesten de ondernemingen, wegen en bruggen worden beveiligd (het doel van de Eerste Politionele Actie). Daarna pacificeren door middel van offensieven tegen de vijand. Maar de tegenstander ontweek het grootschalige open gevecht en zette de strijd als een guerrilla voort.

70