• No results found

Mijn man was geen directeur van een schiettent’

In de jaren vijftig tot ongeveer midden jaren zestig vertegenwoordigde mevrouw Spoor de meerderheidsopvatting in Nederland over de oorlog. Ze cultiveerde de herinnering aan de man die zij – en met haar vele Nederlanders – als held beschouwden. Het was een treurig einde maar generaal Spoor en zijn soldaten hadden hun best gedaan. Naarmate mevrouw Spoor en de ve- teranen het gevoel kregen dat zij meer geïsoleerd raakten en dat niemand hen begreep werd de mythologisering door veteranen en mevrouw Spoor alleen maar groter. Voor haar gevoel kwam haar man steeds meer in het verdomhoekje terecht omdat de leidende politici weinig oog had- den voor zijn grootse daden. Toen mevrouw Spoor het gevoel kreeg dat die erfenis bezoedeld werd door andere geluiden ging zij veel radicaler optreden dan haar man ooit geweest was. De veteranen met weduwe Spoor voorop wilden erkenning van overheid en samenleving.

Mevrouw Spoor ging flink van zich afbijten toen eind jaren zestig het publieke debat los over de rol van Nederland in de oorlog in Indonesië barstte. Vanaf nu was de grote vraag of er spra- ke was geweest van excessen of structureel extreem geweld? De bal ging rollen door het op- treden van Indië-veteraan Joop Hueting in Achter het Nieuws op 17 januari, 1969. Hueting sprak over de Nederlandse terreur tijdens de politionele acties. Hueting bekende betrokken te zijn geweest bij structurele geweldpleging in Indonesië en stelde dat dit op grote schaal was voorge-

190 Scagliola, Last van de oorlog, 105; R. Kok, E. Somers en L. Zweers, Koloniale Oorlog 1945-1949. Van Indië naar Indonesië (Amsterdam 2009) 7-8.

191 E.J. Vos, De oudere generatie Nederlandse veteranen: ontwikkeling en betekenis van georganiseerde veteranen (Onderzoekscriptie Breda 1996).

77

komen. Hueting vertelde over het met mitrailleurvuur doorzeven van kampongs, het martelen van krijgsgevangen en het houden van wraakacties tegen de burgerbevolking. Volgens Hueting kwam het geweld op grote schaal voor en werd het tijd voor de betrokkenen om met deze zaak in het reine te komen.192

Hueting had in de jaren vijftig al meerdere keren tevergeefs geprobeerd zijn verhaal in de media onder de aandacht te brengen. Dat hij dit keer die aandacht kreeg had deels te maken met de toenemende kritiek op de oorlog in Vietnam. In heel West-Europa protesteerde een jon- gere generatie tegen de gevestigde orde die het beleid van de Amerika daar steunde. En nu bleek Nederland een soortgelijke oorlog gekend te hebben.193

Het interview met Hueting veroorzaakte enorme emotionele reacties en commotie in Neder- land. Voor het eerst werd een breed publiek geconfronteerd met het eigen koloniaal verleden. In de media buitelden de meningen van verschillende kanten over elkaar heen. De veteranen kwamen, als gevolg van de uitzending op de verdachtenbank terecht. Een grote groep strijdge- noten van Hueting voelde zich diep gekwetst: zij deelden zijn visie over deze oorlog niet en ze waren van mening dat je de vuile was niet buiten moest hangen. Er waren ook steunbetuigin- gen voor Hueting van veteranen die zich herkenden in zijn verhaal en blij waren dat de beerput eindelijk openging.194

In haar memoires schreef mevrouw Spoor dat haar man destijds al eens gevraagd was of er aan de Nederlandse kant geen schendingen werden gepleegd. Spoor antwoordde op een vraag van een journalist in 1948:

Natuurlijk, wij zijn geen heiligen. Wapens waarmee mijn mannen ondanks die bestandsschendingen worden doodgeschoten worden opgezocht en opgeruimd. Ik stel er nog steeds prijs op commandant van een leger te zijn en geen directeur van een schiettent.195

Mevrouw Spoor nam samen met De Telegraaf het voortouw in de aanval op Hueting. Een week na de uitzending van Achter het nieuws verscheen een paginagroot interview met mevrouw Spoor in

De Telegraaf. Boven het interview en foto van mevrouw Spoor stond: ‘Mijn man was geen direc-

teur van een schiettent’.196

In dit interview met journalist Lulofs trachtte mevrouw Spoor de publieke opinie te beïn- vloedden in het voordeel van de militairen. Dit was het moment dat mevrouw Spoor de auto- riteit werd die het opnam voor de soldaten. Het redactioneel commentaar vond de uitzending: ‘Zinloos en misselijk’. Hueting had zijn verhaal zonder achtgronden te geven of zonder te bena-

192 Scagliola, Last van de oorlog, 108. 193 Ibidem, 109.

194 In de rubriek, ‘Wat anderen ervan denken’ staan ingezonden brieven als reactie op de uitlatingen van Hueting, in:

De Telegraaf, 25 januari 1969.

195 Spoor-Dijkema, Achteraf kakelen de kippen, 229.

78

drukken dat gruwelijkheden nu eenmaal bij een oorlog hoorden, aldus de krant.197

Zij was verontwaardigd en nam zij geen blad voor de mond. Voor de beschuldigingen van Hueting had mevrouw Spoor maar één woord: ‘Walgelijk’. Ze was dan wel geen juriste of advo- cate is:

Maar zo’n grove schending van de nagedachtenis van al die gesneuvelden moet toch gestraft kunnen worden? Kan dat dan allemaal maar, kan al die vuiligheid een ander woord heb ik er niet voor zomaar klakkeloos de Nederlandse huiskamers in worden geslingerd zonder dat er een autoriteit opstaat die zegt: stop!’198

Ze veroordeelde de uitzending door te zeggen dat haar man zich in zijn graf zou omdraaien. Het was een schreeuwend schandaal wat zich op het ogenblik in het land afspeelde, aldus mevrouw Spoor. In het interview ging ze verder:

Moeten wij dit accepteren, met wij bedoel ik al die vaders, moeders, vrouwen en kinderen van wie zoon of man en vader op de grote hoop van oorlogsmisdadigers zijn gegooid, met Duitsers, met Japanners? (…) Het is intens laf dat deze mijnheer de psycholoog, nu bijna alle verantwoordelijke commandanten van de Nederlandse strijdkrachten in Indonesië dood zijn, komt met deze grove leugens.199

Ze zag het als haar plicht om de nagedachtenis van de soldaten te beschermen en te zorgen dat Nederland zou inzien dat:

Onze troepen in Indonesië, het KNIL, de Koninklijke Landmacht en de oorlogsvrijwilligers hebben zich fantastisch gedragen. Laten de nabestaanden ervan overtuigd zijn, dat hun mannen, vaders of zoons voortreffelijk gedisciplineerde militairen zijn geweest. Geen oorlogsmisdadigers.

Dit vond mevrouw Spoor voor 1969 ook al maar ze uitte dit na 1969 meer en feller. Na het op- treden van Hueting ging mevrouw Spoor meer van haar publieke positie gebruik maken. Hue- ting wees op de andere kant van het verhaal en het buitensporige geweld dat bij oorlog hoorde. Mevrouw Spoor kon dit niet langer over haar kant laten gaan en ging zich defensiever opstellen in haar herinneringspolitiek de oorlog op een door haar goedkeurde manier te herinneren. De uitzending zorgde er bovendien voor dat het onderwerp weer op de politieke agenda terecht kwam.200 De toenmalige regering-De Jong werd tot actie aangespoord door de uitzending. Joop

den Uyl, fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid, verzocht de regering-De Jong een nota uit

197 Het commentaar van de redactie, ‘Zinloos en misselijk’, in: De Telegraaf, 21 januari 1969. 198 Lulofs, ‘Mijn man was geen directeur van een schiettent’.

199 Ibidem. Volgende citaat is ook afkomstig uit het artikel. 200 Scagliola, Last van de oorlog, 108.

79

te brengen waarin alle kennis omtrent de zaak zou worden verzameld. Op 3 juni werd uiteinde- lijk de Excessennota aan de Tweede Kamer aangeboden. Het onderzoek resulteerde in 110 gere- gistreerde gevallen van geweldpleging of moord. Dit was niet alleen een historische gebeurte- nis, maar ook een stap in de ontwikkeling van de herinnering aan én de geschiedschrijving over de oorlog. Er zou geen sprake zijn geweest van ‘systematische wreedheden’. De Nederlandse regering hield vast aan haar standpunt: de krijgsmacht als geheel had zich correct gedragen.201

Dit komt tot uitdrukking in het gebruik van het woord excessen, dat impliceert dat het om uitzonderingen op de regel ging. De vraag bleef echter of de bevindingen slechts het topje van de ijsberg waren. De oppositie drong aan op verder onderzoek, maar om de precaire relatie met Indonesië niet te verstoren koos de regering ervoor dat dit niet gebeurde. 202

In latere jaren is er veel kritiek gekomen op de nota doordat veteranen en hun organisa- ties weer meer van zich lieten horen. Mevrouw Spoor voelde zich ondertussen gesterkt in haar inspanningen voor de nagedachtenis aan haar man en de veteranen. Ze voelde zich gesteund en kreeg veel bijval uit de conservatieve hoek van de veteranen. Ze kreeg veel post en voerde telefoongespreken met veteranen en familieleden. Ze laat weten dat er ‘vele mannen en vrou- wen er ‘s nachts radeloos en machteloos wakker liggen van de beschuldigingen: hoe er oude wonden zijn opengereten’. Mevrouw Spoor concludeerde in het De Telegraaf artikel dat ze haar voorbereidingen trof: ‘Wie kaatst moet de bal terugverwachten’. Welke voorbereidingen ze had getroffen liet ze in het midden, maar mevrouw Spoor stelde De Telegraaf lezer gerust: Wanneer ik morgen doodga zijn de brieven met de waarheid over de Indische jaren veilig. Eens zullen ze het daglicht zien’. Mevrouw Spoor stelde vast dat als ze er de tijd voor kreeg ze ‘zelf de geschied- schrijving zal organiseren en uit de doeken doen wat er aan het sneuvelen van onze zesduizend Nederlandse soldaten vooraf is gegaan’. Het interview eindigde met de noot:

Dat de werkelijke schuldigen aan wat niet door de beugel van de barmhartigheid kon, niet patrouilleerden in de sawa’s van Java. Maar dat die zetelden in de behaaglijke banken en stoelen aan het Binnenhof. Het zijn dezelfde van wie de politieke nakomelingen nu hypocriet een onderzoek eisen’.203

De Hueting-affaire deed de heer De Vries (lid van het Veteranen Legioen Nederland) besluiten zijn boerderij de Generaal Spoorhoeve te noemen als eerbetuiging. Mevrouw Spoor ging naar het Friese Dantumawoude om de naamplaat te onthullen van de Generaal Spoorhoeve en was uit- genodigd als eregast van het Veteranen Legioen Nederland.204

201 J. Bank, De excessennota: nota betreffende het archiefonderzoek naar de gegevens omtrent excessen in Indonesië begaan door

Nederlandse militairen in de periode 1945-1950 (Den Haag 1995) 32. Bank evalueert dat de Excessennota geen bevredigend

antwoord gaf over de omvang van de oorlogsmisdrijven, het falen van de militaire rechtspraak en de politieke verantwoordelijkheid van de kabinetten Schermerhorn, Beel en Drees.

202 R. Meijer, Oost-Indisch doof. Het Nederlandse debat over de dekolonisatie van Indonesië (Amsterdam 1995) 64-65; Scagliola,

Last van de oorlog, 111.

203 Lulofs, ‘Mijn man was geen directeur van een schiettent’, in: De Telegraaf, 25 januari 1969. Alle citaten uit deze alinea zijn afkomstig uit dit artikel.

80

De Friese correspondent van het Algemeen Handelsblad schreef dat ‘De naamgeving en de bij- eenkomst golden als een protest tegen geruchtmakende tv-uitzendingen en publicaties die de laatste tijd gemaakt waren over terreur die door Nederlandse militairen in Indonesië zou zijn gepleegd.’205

De voorzitter, B.H. Doppen van het Legioen stelde in zijn toespraak dat generaal Spoor er altijd op had gewezen dat humaniteit het enige was waardoor Nederland zou kunnen winnen. Doppen citeerde daarbij de woorden van Spoor: ‘Je komt hier niet om te moorden, maar om iets op te bouwen, om vrede te brengen.’206 Ook in Vrij Nederland werd uitvoerig aandacht besteed

aan de onthulling in Dantumadeel. Martin van Amerongen schreef een reportage over de re- unie van het Veteranen Legioen. Van Amerongen citeerde daarbij een lied dat die dag door de oud-strijders gezongen werd na de onthulling door mevrouw Spoor: ’En wat doen we met die Wigbold als ie komt? Ja, die slaan we op z’n donder, die slaan we op z’n donder.’207

De minister van Defensie W. den Toom ontkende later dat de oud-strijders dit hadden ge- zongen.208 Herman Wigbold was de eindredacteur van het programma Achter het nieuws. Wigbold

was in opspraak gekomen doordat hij herhaaldelijk met verlof gegaan was in de jaren dat hij dienstplichtig was tijdens de dekolonisatieoorlog. In de pers van de koloniale reactie werd hij daardoor natuurlijk zwart gemaakt als een man met weinig moreel gezag en daardoor niet de juiste man om een oordeel te vellen over de gebeurtenissen, dan wel oorlogsmisdaden in Indo- nesië.

Het redactioneel commentaar van De Telegraaf, op 30 januari 1969, wond er in ieder geval geen doekjes omheen ‘hij [Wigbold] is in ieder geval de laatste man in Nederland die een oor- deel mag uitspreken over de wijze, waarop de Nederlandse soldaat zijn uiterst moeilijke taak in Indonesië vervuld heeft’.209

Toen het de verkeerde kant op ging met de reputatie van haar man ging mevrouw Spoor het meer en meer opnemen voor haar dode man en de troepen als woordvoerster van de veteranen. Ze deed haar uiterste best om het erfgoed van haar man in stand te houden. Samen met de vete- ranen hielden ze een andere kijk op het verleden na dan kritische linkse pers. Niet alleen in Ne- derland, overal in Europa keerden mensen na de oorlog het verleden de rug toe of herinnerden zich het verleden anders om bijvoorbeeld schaamte uit de weg te gaan. De Franse historicus Hen- ry Rousso heeft dit verschijnsel jaren later, naar aanleiding van het Vichy regime in Frankrijk, het Vichy-syndroom genoemd. Hiermee doelde hij op de moeite die mensen hadden om te ac- cepteren wat er daadwerkelijk gebeurd was tijdens de oorlog of te veranderen op dusdanige wij- ze dat het de naoorlogse maatschappij niet zou aantasten. Dit gold in Nederland voor een deel- groep van de veteranen die samen met mevrouw Spoor een verlangen hadden het geheugen te

205 ‘Honderden veteranen bij Generaal Spoor-hoeve’, in: Algemeen Handelsblad, 24 februari 1969.

206 ‘Voorzitter Veteranenlegioen: Men kan Nederlandse volk met de vinger nawijzen omdat het een Van Z. heeft’, in:

Nieuwsblad van het Noorden, 24 februari 1969.

207 Advertentie over de reportage: ‘Zo werd de Generaal Spoorhoeve geopend’, in: Het vrije volk: democratisch-socialistisch

dagblad, 26 februari 1969.

208 ‘Minister weet niet wat men zong bij Generaal Spoorhoeve’, in: Nieuwsblad van het Noorden, 12 maart 1969. 209 Redactioneel commentaar, in: De Telegraaf, 30 januari 1969.

81

blokkeren voor de wrede kanten van de guerrillastrijd. Naar mate het debat over de herinnering aan de dekolonisatie heftig werd doordat er over oorlogsmisdrijven werd gesproken keerden de veteranen nog sterker dan voorheen op zichzelf terug in één coördinerend verband.210

Mevrouw Spoor had lang succes met haar strijd voor een betere herinnering aan de oorlog. De nostalgie die zij opriep aan haar overleden man kon zij goed gebruiken in de wereld van de veteranen om haar boodschap de wereld in te zenden. Ze was een graag geziene gast bij herden- kingen en werd erelid van verenigingen bijvoorbeeld bij de Bond van Wapenbroeders.211 Des-

alniettemin, wat in gang was gezet werd groter en groter. In de jaren zeventig ging het debat over het geweld verder en stelden Indië-veteranen en sociologen Van Doorn en Hendrix dat dit slechts het ‘officieel gerapporteerde topje van de ijsberg’ bevatte. In de jaren tachtig werd het alleen maar erger. Dit bracht een omslag met zich mee in het publieke optreden van mevrouw Spoor. Ze ging in de jaren tachtig een nog strijdbaardere fase in waarbij ze het op nam voor de

210 E.J. Vos, De oudere generatie Nederlandse veteranen: ontwikkeling en betekenis van georganiseerde veteranen (Onderzoekscriptie Breda 1996).

211 De Bond van Wapenbroeders is de oudste en de grootste landelijke algemene vereniging van oud-militairen en actief dienende militairen van de Nederlandse krijgsmacht, alsmede van oud-verzetslieden en opvarenden van de Koopvaardij die in de Tweede Wereldoorlog onder Nederlandse of geallieerde vlag hebben gevaren. Geraadpleegd via de website, https://www.bondvanwapenbroeders.nl/bestuur.html.

Mevrouw Spoor geeft haar reactie op de uitspraken van Joop Hueting paginagroot in De Telegraaf, 25 januari 1969. © Lulofs, ‘Mijn man was geen directeur van een schiettent’, in: De Telegraaf, 25 januari 1969.

82

omstreden kapitein Westerling. Qua inhoud van haar verhaal veranderde haar boodschap en optreden niet maar de wereld om haar heen veranderde wel. Het publieke debat ging steeds meer over de oorlogsmisdaden die Nederland tijdens de onafhankelijkheidsconflict had begaan en zij paste zich niet aan naar mate de inzichten over de strijd genuanceerder werden. Ze schoot zelfs in een vorm van radicaliteit.

In 1987 leidde het uitlekken van het concept hoofdstuk ‘Oorlogsmisdrijven’ in het Indië-deel van vaderlands bekendste historicus Lou de Jong tot heftige debatten tussen de geschiedschrij- ver en veteranen. De Jong kreeg tijdens het schrijven van zijn aan in Indonesië gewijde deel van

Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog te maken met een sterke veteranengroep

die meer als eenheid waren georganiseerd.212

De kolonel van het KNIL C.A. Heshusius had de conceptversie als meelezer ontvangen maar had deze doorgelekt aan De Telegraaf omdat hij zich stoorde aan het harde oordeel dat De Jong en de vermelding van de term oorlogsmisdaden. De veteranen die al woedend waren over Hue- ting, waren nu zo mogelijk nog verontwaardigder. De Jong vergeleek het Nederlandse militaire optreden met dat van de Duitse bezetter in Nederland.213

Anders dan in 1969 weerden de veteranen zich in 1987 met kracht doordat ze beter geor- ganiseerd waren. De discussie in de media over de vraag of de excessen als oorlogsmisdaden gezien konden worden zorgde ervoor dat zij zich gezamenlijk gingen verenigen. Een voorbeeld hiervan is de Vereniging Oud Militairen Indiëgangers (VOMI) die in 1984 werd opgericht.Indië-ve- teranen waren mondiger en ze lieten steeds meer van zich horen. Dat kwam ook doordat velen van hen inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd bereikt hadden en tijd over hadden om hun ongenoegen te uiten over het gebrek aan waardering voor hun inzet in het voormalig Neder- lands-Indië. In de kranten verschenen talloze boze brieven, interviews en artikelen van vetere- nen. Radio en televisie wijdden er commentaren aan.214

De AVRO zond onder leiding van Karel van de Graaf op 30 november – vlak na het overlijden van kapitein Westerling op 26 november 1987 – een discussieprogramma uit. De vraag was of er in Nederlands-Indië oorlogsmisdaden waren gepleegd. Aan het woord kwamen onder anderen de academici J.A.A. van Doorn en Willem IJzereef – die zich had gespecialiseerd in Westerling – de klokkenluider Hueting en Anton P. de Graaf voorzitter van een organisatie van veteranen. Mevrouw Spoor schreef na die uitzending een woedende brief aan de redactie van het program- ma. Ze noemde het rondduit stijlloos dat de AVRO het discussieprogramma niet had uitgesteld in verband met Westerlings overlijden.215

Mevrouw Spoor was vermoedelijk altijd al gekleurder dan haar man, maar had in oorlogstijd

212 De klassieke studie over excessief geweld is Ontsporing van geweld: Over het Nederlands/Indisch/Indonesisch conflict (1971/2012) van de veteranen, en sociologen, J.A.A. van Doorn en W.J. Hendrix. Daarnaast is de verschijning van het twaalfde deel van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van historicus De Jong in 1988 noemenswaardig; L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 12: Epiloog (Den Haag 1988). 213 L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog XII (Den Haag 1988), 1011-1012; 1059-1060. 214 Van Doorn, Gevangen in de tijd, 49-51.