• No results found

Hermanna Trijntje Spoor-Dijkema. Strijdbaar maar omstreden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hermanna Trijntje Spoor-Dijkema. Strijdbaar maar omstreden"

Copied!
102
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Harmanna Trijntje Spoor – Dijkema

Strijdbaar maar omstreden. De verschillende publieke levens van weduwe Spoor

FROUKJE WATERBOLK

Universiteit van Amsterdam

(2)

Afbeelding omslag: Mevrouw Spoor bij de ontvangst van de Ridders Militaire Willems Orde op Huis ten Bosch © ANP Historisch Archief, fotograaf Joop van Anefo.

(3)

Harmanna Trijntje Spoor – Dijkema

Strijdbaar maar omstreden. De verschillende publieke levens van weduwe Spoor

Froukje Yteke Waterbolk

Masterscriptie Publieksgeschiedenis geschreven aan de Universiteit van Amsterdam

met begeleiding van professor dr. P. Romijn en dr. P. Knevel

15 juni 2017

Froukje Yteke Waterbolk

STUDENTNUMMER 6199089

(4)
(5)

Er zijn mensen aan wie volgens de algemene maatstaven

iets mankeert; zij zijn als regel het interessantst

(6)
(7)

INHOUD

9 Proloog

12 Inleiding

Historiografie

De concepten: een vrouw in een mannenwereld Methodologie en bronnen

27 De geschiedenis in een notendop

30 Politieke echtgenote in oorlogstijd

Een werkend leven Het huwelijk

Het koloniale huwelijk De First Lady

44 Soldatenmoeder

Radio Strijdkrachten Moeder Spoor

53 Weduwe met publieke ambitie

‘Mijn man kon zijn troepen niet in de steek laten’ Terug in Holland

De teleurstelling

Op zoek naar een tweede thuis

66 Weduwe en herinneringsactiviste

De Dolkstootlegende De rechtse pers

De verering van generaal Spoor Kapitein Westerling

‘Mijn man was geen directeur van een schiettent’ Jaren later

88 Conclusie

Contra-narratief

94 Biografische gegevens

96 Dankwoord

(8)
(9)

9

PROLOOG

Vlucht naar het onbekende

Fakfak, Nieuw-Guinea, eind januari 1941. Vanuit haar hooggelegen huis met uitzicht op de hel-derblauwe zee en het eiland Poeloe Pandjang wachtte de Nederlandse Harmanna Trijntje (roep-naam: Mans) Galis-Dijkema, de vrouw van Klaas Wilhelm Galis (1910-1999), indoloog en con-troleur van het Binnenlands Bestuur (BB) te Fakfak en Manokwari, onzeker het verloop van de Tweede Wereldoorlog af. Zij en haar man verbleven samen met nog twee Europese families ver weg van elk contact met de buitenwereld, in de Nederlandse bestuurspost Fakfak, die was opge-trokken tegen de steile rotswanden die uit de Stille Oceaan oprezen, omringd door een nauwe-lijks ontgonnen land dat werd bewoond door verschillende Papoea-volkeren.1

Mans Dijkema was op 12 oktober 1936 op tweeëntwintigjarige leeftijd met Klaas Galis uit Hoorn getrouwd in Meeden – een renteniersdorp in Oost Groningen aan de Oude Heerweg naar Munster, waar de vader van Mans onderwijzer was en zij was opgeroeid.2 Kort daarna vertrok

ze met haar kersverse echtgenoot naar Indië om met hem een nieuw leven op te bouwen. Daar, in die koloniale wereld, zette zij haar eerste stappen op de sociale ladder. Klaas en zijn vrouw begonnen op de bestuursafdeling in Benkoelen op Sumatra, maar vertrokken vandaar naar het dunbevolkte Merauke aan de zuidoostkust van Nieuw-Guinea. Nog geen vijfentwintig, woonde Mans in 1936 in de onherbergzame binnenlanden van Nieuw-Guinea. Eens in de vijf weken kwam er een postboot langs. Dat was al het contact met de buitenwereld dat ze hadden.3

Het echtpaar leefden gescheiden van de inlanders, zoals de inheemse bevolking toen werd genoemd. De Hollanders verkeerden slechts in hun eigen kring. Mevrouw Galis behoorde als ‘njonja controleur’ (vrouw van een ambtenaar van het BB) tot een gemeenschap van blanke vrouwen, met een sterk gecultiveerde bourgeois-identiteit.4

1 Kaart geraadpleegd via de website, http://www.mariniersnieuwguinea61-62.nl/fakfak-pag-1.html.

2 Het Regionaal Historisch centrum Groninger Archieven, huwelijksregister Groningen 1936, aktenummer 735; Harmanna

Trijntje Dijkema trouwde op 12 oktober 1936 met Klaas Wilhelm Galis. Geraadpleegd via de website, www.

allegroningers.nl; Groninger Archieven, geboorteregister Meeden 1914, aktenummer 35, 19 september 1914; Harmanna Trijntje Dijkema werd op 18 september 1914 geboren, enigst kind van vader Jan Dijkema en moeder Reina

Doorenbos. Gevonden op de website, www.allegroningers.nl.

3 Archief Koninklijk instituut voor taal-, land- en volkenkunde, collectie K.W. Galis, inventaris 93; Klaas Wilhelm Galis,

(1910-1999), bestuursambtenaar te Benkoelen, Fakfak en Manokwari 1936-1951, website geraadpleegd: http://archive-kitlv. library.leiden.edu/pdf_documents/93_GALIS.pdf.

4 P.A.F. van Veen en N. Van der Sijs, Van Dale Etymologisch woordenboek (1997). Njonja [gehuwde vrouw] {1901-1925} < maleis nyonya [mevrouw] > nonna; P. J. Veth e.a., Uit Oost en West: Verklaringen van 1000 woorden uit Nederlands-Indië (2e druk; Amsterdam 1889) De etymoloog Veth schrijft ‘de inlanders [...] gebruiken [...] nona en nonja [...] ook weleens van dames van zuiver Europese afkomst (…) De Europeanen alleen, wanneer zij aan de betekenis ‘mevrouw’ een satirisch tintje willen geven. Over de vrouw in de kolonie heeft Amerikaanse antropologe Ann Laura Stoler veel geschreven zie, A. L. Stoler, Race and the education of desire: Foucault’s history of sexuality and the colonial order of things (Durham en Londen 1995).

(10)

10

Na de aanval op Pearl Harbor (7 december 1941) zouden niet alleen Amerika maar ook Ne-derland met Japan in oorlog raken. Een oorlog die een einde maakte aan al de vaste patronen en structuren van de koloniale wereld. Mans Galis nam in die woelige tijden haar lot in eigen han-den en verlegde haar grenzen. De oorlog en chaos in 1940 en 1941 in Nieuw-Guinea, zetten haar leven op zijn kop, en zorgden er niet veel later voor dat zij op het politieke toneel verscheen.

Het tempo waarmee de Japanners over de Indische Archipel heen raasden, was niet voorzien door de kleine Hollandse gemeenschap op Fakfak. In januari 1942 hadden ze al Minahassa op Celebes en Ambon veroverd en het zou niet lang duren voordat ze op Nieuw-Guinea landden. Ze schreef over die tijd in haar herinneringsboek Achteraf kakelen de kippen. Herinneringen aan

Ge-neraal KNIL S.H. Spoor, legercommandant in Nederlands-Indië (2004):

Ik weet eigenlijk niet hoe wij ons de oorlog voorstelden, wat er zou gebeuren. We waren grenzeloos naïef, ook door gebrek aan informatie. Kranten waren soms weken oud als ze ons bereikten en ook van de ambtelijke instanties op Ambon en Java kregen we geen bijzonderheden. Waarschijnlijk omdat men het daar ook niet wist…5

Eén ding wisten ze wel: de gouverneur-generaal, Jhr. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, had bevolen dat de ambtenaren van het BB en hun families bij de bevolking op hun posten moes-ten blijven. Mans Galis besloot dit bevel te negeren. Haar man bevond zich op dat moment in het noordelijker gelegen oliewingebied Babo, ongeveer 265 kilometer bij haar vandaan, diep in Maccluer Golf, voorbij het Fakfak gebergte. Ze vertrok per boot naar een Papoea-kampong aan de Argoenibaai, om daar voor haar en haar man een evacuatie naar Java te regelen. 6

Tijdens deze tocht ontsnapte ze ternauwernood aan de verdrinkingsdood, in de nauwe door-gang van de Argoeinibaai naar de Kamraubaai die berucht is om zijn draaikolken. Uiteindelijk kwam ze aan op de Argoenie-eilanden. Er heerste grote spanning aan boord, want ze wisten niet of ze door de Japanners verwelkomd zouden worden of door hun eigen mensen. Gelukkig stond er een bestuursambtenaar te wachtten die Mans Galis nog kende uit haar tijd op Sumatra.7

De volgende dag landde er onverwachts een Australische Catalina, een vliegboot, die de groep mee wou nemen naar Darwin, halverwege de route naar Java. Tijd om na te denken was er niet. Ze ging aan boord en landde tegen de avond op Port Darwin in Australië. Van haar plannen om van daaruit met een oorlogsschip verder naar Java te gaan en zich te herenigen met haar man, was al geen sprake meer. Er voeren geen schepen meer naar Indië. De Japanners waren te ver opgerukt en de plaatselijke autoriteiten bepaalden dat Mans met het oog op het oorlogsge-vaar niet verder mocht reizen. Zij moest haar man in Indië achterlaten; hij belandde daar in een Japans interneringskamp voor burgers. Zij zouden elkaar pas na de oorlog weer zien.8

5 H.T. Spoor-Dijkema, Achteraf kakelen de kippen. Herinneringen aan Generaal KNIL S.H. Spoor, legercommandant in

Nederlands-Indië, opgetekend door zijn weduwe Mans Spoor Dijkema (Amsterdam 2004) 5.

6 Ibidem, 7. 7 Ibidem, 8. 8 Ibidem, 9.

(11)

11

Mans Galis ging alleen verder. Zonder dat ze het op dat moment kon weten, zou die lan-ding in Australië de start zijn van een geheel nieuwe fase in haar leven. Zij trad in dienst van de Netherlands Forces Intelligence Service (NEFIS), het militair inlichtingen apparaat van de Neder-lands-Indische regering in ballingschap en daar ontmoette ze al snel Simon Hendrik Spoor, een kapitein van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL).

Die ontmoeting in 1942 was het begin van een vriendschap, die zou uitgroeien tot een relatie en een huwelijk in 1947. Simon Spoor werd per 1 januari 1946 benoemd tot luitenant-gene-raal en opperbevelhebber van de Nederlandse troepen in Nederlands-Indië, tijdens het Neder-lands-Indonesische conflict van 1945 tot 1950. Het zou de grootste militaire operatie worden die Nederland ooit heeft uitgevoerd. Zij ging onderdeel uitmaken van iets wat ze nooit had kun-nen voorzien.

(12)

12

INLEIDING

Het was niet de eerste en zeker niet de laatste keer dat ik moet ondervinden dat ik in bepaalde politieke kringen persona non grata ben. Blijft mijn vraag: Waarom?9

Met deze laatste zinnen eindigde mevrouw Spoor haar memoires Achteraf kakelen de kippen (2004). Ze voelde zich persoonlijk ongewenst en begreep niet goed waarom zij uit de gratie was in het publieke debat over de dekolonisatie van Nederlands-Indië. Mevrouw Spoor is een drager van een beladen verleden. Haar publieke positie is vandaag de dag zelfs volledig weggevaagd. Als spreker van een koloniaal verleden past mevrouw Spoor niet meer in het huidige debat over het onafhankelijkheidsconflict dat vooral over het excessieve geweld, het verzwijgen en het nege-ren gaat. Sinds de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949) laaien telkens opnieuw hevige publieke debatten op over het gewelddadige karakter van deze oorlog en in het bijzonder over oorlogsmisdrijven gepleegd door Nederlandse militairen. Veteranen, journalisten en his-torici strijden over de vraag of er wel van oorlogsmisdrijven gesproken mag worden gesproken. Mevrouw Spoor bracht haar memoires naar buiten naar aanleiding van dit publieke debat en zei tegen een journalist van het dagblad Trouw:

Het is allemaal heel anders dan men denkt, dat vind ik zo verdrietig. Mijn man was een nazi, mijn man was een fascist, mijn man had het allemaal verkeerd gezien. En dan nogal die verhalen dat hij vergiftigd zou zijn, vermoord was, noem maar op. Dat begon me op een gegeven moment zo vreselijk te vervelen dat ik aan dit boek ben begonnen.10

In de ogen van veel oorlogsveteranen was mevrouw Spoor de vrouw van een held. Vlak na de oorlog was het overheersende beeld van generaal Spoor dat hij weliswaar legercommandant was, maar ook een buitengewoon beschaafd en vreedzaam man: een die viool speelde en in zijn telegrammen naar het moederland graag Cato en Caesar mocht citeren. Afgelopen decennia hebben historici een genuanceerder beeld gevormd van de oorlogsheld Simon Spoor. Spoor was zeker een charismatisch legerleider, maar hij wilde ook koste wat het kost de Republiek Indone-sia vernietigen. Door zijn plotselinge overlijden, vlak voor de onafhankelijkheid in 1949, heeft

9 Spoor-Dijkema, Achteraf kakelen de kippen, 286.

10 G. Marlet, ‘Achteraf kakelen de kippen’, in: Trouw,29 oktober 2004. Artikel geraadpleegd via website, https://www. trouw.nl/home/-achteraf-kakelen-de-kippen-~ad766ee3/.

(13)

13

het verhaal van generaal Spoor mythische proporties gekregen.11

De vrouw die naast hem stond heeft daardoor ook een zekere bekendheid verworven als woordvoerster van de gewone soldaat, al is er weinig bekend over de rol die ze echt gespeeld heeft tijdens de oorlog in Indonesië en in de periode daarna, waarin de herinnering aan de oor-log vorm kreeg in Nederland. Vanwege haar centrale positie in het conflict 1945-1949 en haar pogingen deze periode zo positief mogelijk in beeld te brengen, is haar verhaal een verhaal dat het verdiend om verteld te worden.

Het Nederlands-Indonesische conflict van 1945 tot 1949 is een beladen onderwerp in de Nederlandse geschiedschrijving. In Nederland ontbreekt het aan een verbindend narratief dat breed gedragen wordt. In Indonesië bestaat dit wel, namelijk van de heldhaftige nationale revo-lutie. Wat aanvankelijk werd gepresenteerd door de Nederlandse overheid als beperkt militair optreden, gericht tegen nationalistische opstandelingen die weinig steun hadden van de Indo-nesische bevolking, werd langzamerhand een echte oorlog die naarmate de afstand in de tijd groeide als moreel fout is betiteld door de publieke opinie en historici. De lastige discussie over de misdrijven, wreedheden en schuld kwam het imago van mevrouw Spoor niet ten goede.12

Mevrouw Spoor is een vrouw die in het Nederlands-Indonesische conflict een hoofdrol heeft gespeeld, al lijkt die rol vandaag de dag alweer vergeten te zijn. Door haar huwelijk met Simon Spoor, speelde zij gedurende het conflict een opvallende, zij het meestal symbolische rol, die in de historiografie onderbelicht is gebleven. Haar man grapte zelfs tegen een journalist dat hij ‘de man van mevrouw Spoor’ was in plaats van andersom.13

Toch is er niet één publicatie aan haar gewijd en ze komt slechts zijdelings voor in de biogra-fie Generaal Spoor. Triomf en tragiek van een legercommandant (2012) van militair historicus Jaap De Moor. In een paragraaf over haar radiowerk bij het Strijdkrachtenprogramma geeft De Moor een karakterisering van de relatie die zich ontwikkelde tussen Mans en Simon Spoor:

Hoewel Spoor eigenlijk zeven dagen per week werkte en niet vaak de tijd nam voor andere activiteiten, bijvoorbeeld naar de film of naar een concert (…) ontwikkelde zich toch een goede, intense en innige verstandhouding. Mans Spoor zou verschillende werkzaamheden voor Spoor gaan uitvoeren en fungeerde, zo lijkt het, als klankbord en confidante.14

11 Zie bijvoorbeeld het werk van Leonard Huizinga, Gesprek met de Generaal (Amsterdam 1952). Huizinga (zoon van de historicus Johan Huizinga) omschrijft generaal Spoor als ‘Frans van geest en intellectuele oriëntatie, maar Nederlands in zijn soliditeit van hoofd en hart’.

12 Zie bijvoorbeeld: L. Nicolasen, ‘Eerste foto’s ooit van executies Nederlands leger in Indië’, in: De Volkskrant, 10 juli 2012. Geraadpleegd op de website: http://www.volkskrant.nl/binnenland/eerste-foto-s-ooit-van-executies-nederlands-leger-in-indie~a3284391/. Daarna volgde een artikel met een rondvraag over de betekenis van die foto’s aan wetenschappers: L. de Jong en M. van den Berg, ‘Opgedoken executie foto’s: ‘Het was dus echt een oorlog’, in: De

Volkskrant, 10 juli 2012. Geraadpleegd via de website,

http://www.volkskrant.nl/magazine/opgedoken-executiefoto-s-het-was-dus-echt-een-oorlog~a3284455/.

13 T. Schilling, Spoor, Onze generaal samengesteld door zijn vrienden en soldaten (Den Haag 1953) 100-113. Schilling besteedt een heel hoofdstuk aan mevrouw Spoor aangeduid als ‘De man van mevrouw Spoor’. Dit herdenkingsboek is vooral fragmentarisch en anekdotisch van aard omdat het aan de hand van herinneringen van de soldaten van generaal Spoor geschreven is. Na de oorlog was Schilling redacteur van tijdschrift Wapenbroeders en het boek Soldaat Overzee. 14 J. de Moor, Generaal Spoor. Triomf en tragiek van een legercommandant (Den Haag 2011) 162.

(14)

14

Het verhaal van mevrouw Spoor is nog nergens systematisch onderzocht. Zij is in de marge van de grote mannengeschiedenis gebleven. En dit terwijl ze in de koloniale geschiedenis en daarna in de postkoloniale periode zij haar gelijke bewees. Als vrouw van de legercommandant heeft zij in volle openbaarheid een hele ontwikkeling doorgemaakt. Tijdens het conflict maar ook in de periode daarna ontwaakte haar ambitie en ging zij zich actief inzetten voor de soldaten die in het voormalig Nederlands-Indië gevochten hadden. Mevrouw Spoor groeide in het naoor-logse Nederland uit tot ‘moeder der veteranen’. Ze zette zich strijdbaar in voor een meer posi-tieve herinnering van de dekolonisatie. Het imago van mevrouw Spoor liep in de loop der jaren steeds meer schade op.15

Tijdens een toespraak bij het Indië-monument in Roermond in 1993 sprak mevrouw Spoor strijdbaar:

Mijn hart bloedt als ik denk aan het onbegrip en zelfs vijandigheid die gezagsgetrouwe KNIL’ers en ook Indische mensen hebben ontmoet. Wij allen, burgers en militairen die meerdere jaren óf voor een groot deel van ons leven in Indië hebben gewoond en gewerkt zijn min of meer displaced persons geworden. Dit wordt versterkt door de publicaties in de nieuwsmedia waarmee we telkens weer worden geconfronteerd: we worden afgeschilderd als onderdrukkers, uitbuiters en moordenaars. Zelden of nooit wordt over het goede dat wij in Indië hebben gebracht geschreven of gesproken…16

Deze uitspraak tonen de visie van mevrouw Spoor – niet de objectieve visie die vandaag de dag breed wordt gedragen. Haar standpunt was dat de Nederlandse militairen recht en veiligheid brachten en de chaos en criminaliteit bestreden in Indië, waar agressieve bendes het voor het zeggen hadden na de capitulatie van Japan. De bijdrage die mevrouw Spoor leverde aan het ontstaan van een pendant van de Dolkstootlegende17 over de afloop van de dekolonisatie is haar

aandeel in het publieke debat over de oorlog. Het historiografische debat is gelieerd aan het de publieke discussie over het oorlogsgeweld die met het optreden van Indië-veteraan Joop Hue-ting in het VARA-programma Achter het nieuws (1969) meer over de negatieve rol van Nederland tijdens de oorlog ging. Geleidelijk keerde het tij zich tegen mevrouw Spoor vanwege haar po-gingen deze oorlog zo positief mogelijk af te schilderen. Desondanks is de gecompliceerde rol

15 Vooral in de krant De Telegraaf zijn veel artikelen geschreven over mevrouw Spoor als ‘moeder der veteranen’. Bijvoorbeeld: C. Sanders, ‘Veteranenmoeder tegen wil en dank’, in: De Telegraaf, 26 augustus 2000.

16 Via drs. P.H. Kamphuis, directeur van het NIMH, ben ik in contact gekomen met generaal-majoor Leen Noordzij. Hij is oud-voorzitter Veteranen-Platform en tegenwoordig de voorzitter van, Vereniging oud-militairen Indië- en

Nieuw-Guineagangers Nederland (VOMI-NL).

17 Voor de beroepsmilitairen en de getrouwen was de strekking van het Van Roijen-Roem akkoord tussen Nederland en de Republiek duidelijk: Indië werd door Nederland voorgoed afgestoten en aan een nieuwe staat gegeven. Bijgevolg meenden wrokkige veteranen later dat de militairen niet door toedoen van de vijand, of omdat de troepen het hadden opgegeven, maar door toedoen van politici in Den Haag waren verslagen. Dit herinnert aan de Duitse dolkstootlegende, waarin de politiek de schuld kreeg van de verloren Eerste Wereldoorlog. Zie: J.A.A. van Doorn, ‘Indië-veteranen: het weggemoffelde leger’, in: Trouw, 11 december 1999. Van Doorn schrijft dat het deels een legende is, maar deels ook de realiteit weerspiegelt: Indië-militairen hebben het ongeluk gehad betrokken te zijn geweest in een oorlog die Nederland liefst wil vergeten omdat hij door politieke misrekening in een debacle eindigde.

(15)

15

van mevrouw Spoor onderbelicht in het debat over de omgang met het Nederlands-Indische verleden, dat de laatste jaren vooral over het extreme geweld gaat. Naar mate het publieke de-bat over het Nederlands-Indonesische conflict heviger werd is zij zich steeds actiever gaan be-moeien met de politieke vormgeving van de herinnering, om het behapbaar te maken voor het heden en de toekomst. Daarmee komen we op het centrale thema van deze scriptie: de relatie tussen het optreden van Mans Spoor in de openbaarheid en haar rol in de herinneringspolitiek. Haar interventies in het publieke debat zie ik als een poging om de herinnering aan het Neder-lands-Indonesische conflict te sturen naar een door haar goedgekeurde herinnering.

Het is lastig om de dynamiek van het conflict te schetsen, maar daar heb ik een goede methode voor gevonden. In deze scriptie is ervoor gekozen om de gecompliceerde rol die mevrouw Spoor gespeeld heeft bij de herinnering aan de dekolonisatie zo goed mogelijk te ontrafelen met behulp van de Amerikaanse socioloog Erving Goffman (1922-1982). Goffmann wijst in zijn befaamde stu-die The presentation of self in everyday life uit 1956 op het theatrale vermogen van mensen.18

Goffman meent dat de mens in zijn dagelijkse leven verschillende rollen speelt en dat hij die vaak met verve vervult. Goffman houdt zich bezig met de vraag hoe mensen zich gedragen ten opzichte van de wereld in termen van betekenis die zij aan de wereld toekennen. Hij toont in zijn boek aan dat het opdelen van een leven in rollen een uitermate geschikt middel is voor een analyse van sociale interactie.19

Er zijn verschillende rollen die mevrouw Spoor zich toe-eigende gedurende haar leven: po-litiek echtgenote in oorlogstijd, soldatenmoeder, weduwe met publieke ambitie, ombudsvrouw voor de gerepatrieerden en haar rol als herinneringsactiviste. Deze rollen staan niet los van elkaar, maar overlappen of schuiven over elkaar heen. Ik gebruik elke rol als lens om te on-derzoeken hoe mevrouw Spoor invulling gaf aan deze rollen en op welke manier ze daarmee een bijdrage leverde aan de manier waarop de oorlog, generaal Spoor en het excessieve geweld herinnerd worden en daarbij zal ik steeds de vraag stellen hoe zij zich als vrouw manifesteerde: Hoe doorbrak zij de barrières waar ze als vrouw mee te maken kreeg? Welke strategieën zette ze, bewust dan wel onbewust, in om haar doelen te bereiken? Welke mogelijkheden bood het netwerk van haar man haar? Welke ideeën inspireerden Mans Spoor en hoe droeg zij bij aan het publieke debat over de dekolonisatiestrijd?

18 Het symbolisch interactionisme is een stroming in de sociologie. Deze stroming gaat ervan uit dat de betekenis die de mens geeft aan de dingen, verschijnselen en gebeurtenissen om hem/haar heen van essentieel belang is om de mens of de sociale realiteit te kunnen begrijpen. Het begrip wordt in 1937 door H. Blumer (1969a: 1) geïntroduceerd en is intussen uitgegroeid tot een stroming die in de hele wereld aanhang heeft. Zij wordt ook wel de Chicago-richting genoemd.

(16)

16

Historiografie

Dit onderzoek gaat niet alleen over de rol van mevrouw Spoor in de herinnering aan het Neder-lands-Indonesische conflict en de geschiedenis van het conflict tussen Nederland en Indone-sië, maar ook over haar interventies in het naoorlogse publieke debat over deze geschiedenis. De dekolonisatie is in de maatschappij nog steeds een gevoelig onderwerp omdat geschiedenis, herinnering en politiek door elkaar lopen en dat maakt het voor de geschiedschrijver lastig. De koloniale geschiedenis is verwarrend en iedere benadering roept de vraag op wie het verhaal vertelt en voor wie dat dan geldt. In de discussie zijn herinneringen aan de oorlog, ideeën over verantwoordelijkheid en schuld en de specifieke belangen van diverse groepen strijdig en soms zelfs onverenigbaar met elkaar.20

Na een lange periode van stilte ligt in het huidige debat de nadruk sterk op het buitensporig geweld en de negatieve rol die Nederland heeft gespeeld tijdens het onafhankelijkheidsconflict met Indonesië.21 De veranderende terminologie is hier een goed voorbeeld van. Lange tijd was

het gebruikelijk om te spreken over de Politionele Acties. Hieronder vallen de twee belangrijk-ste grootschalige militaire operaties onder leiding van generaal Spoor, die het Nederlandse le-ger en het KNIL hebben uitgevoerd in perioden van elk nog geen twee weken in medio juli 1947 en eind december 1948. De term weerspiegelt het officiële Nederlandse perspectief van die tijd: er was sprake van een interne kwestie van ordehandhaving. De essentie van het Nederlandse militaire optreden in Indonesië was echter de voortdurende staat van conflict en geweld. Deze twee grote offensieven waren hierin slechts een onderdeel waren.22

Hoewel de naam van het conflict nog steeds niet vastligt is ‘de Politionele Acties’ als begrip voor de hele periode 1945 – 1950 inmiddels achterhaald. Historici verdiepen zich tegenwoordig steeds meer in het buitensporige geweld, waardoor de gehele periode 1945-1950 vaker betiteld wordt als een dekolonisatie- of onafhankelijkheidsoorlog. In Indonesië is de Indonesische vrij-heidsstrijd de gangbare term, de Nederlandse militaire acties heten daarin Agressie Satu en

Agres-sie Dua. Dit weerspiegelt de verschillende gedachtewerelden van beide partijen.

Kort na de oorlog bleef het in Nederland stil over deze kwestie. Volgens historica Stef Scaglio-la brachten de nederScaglio-laag en het vernederende verlies aan internationale status, een

zwijgcul-20 De blijvende botsingen tussen oorlogsherinneringen van veteranen, die vanuit het gezichtspunt van het historisch onderzoek allemaal ‘gedateerd’ en ‘verkeerd’ bleken, blijven niettemin met onstuitbaar enthousiasme voorkomen. Zie: H. van den Berg en S. Scagliola (e.d.) Wat veteranen vertellen. Verschillende perspectieven op verhalen over ervaringen

tijdens militaire operaties (Amsterdam 2010). Zie website, http://www.watveteranenvertellen.nl/inhoudsopgave.html.

21 Een overzicht van de oorlog, de nasleep in Nederland en de visie van de veteranen biedt Stef Scagliola, Last van oorlog:

De Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië en hun verwerking (2002). Meteen in het voorwoord schrijft Scagliola: ‘Deze

studie is een poging in kaart te brengen welke gezichtspunten relevant zijn voor onze kennis over en onze visie op de Nederlandse oorlogsmisdaden tijdens de dekolonisatiestrijd’.

22 Zie de lezing van P. Romijn bij de presentatie van het eerste exemplaar R. Limpach, De Brandende kampongs van

generaal Spoor, uitgesproken op 30 september 2016. Beschikbaar via de website van het NIOD, http://www.niod.

knaw.nl/nl/nieuws/lezing-peter-romijn-bij-presentatie-de-brandende-kampongs-van-generaal-spoor-online. Het zeventigjarig bestaan van de Indonesische Republiek en het promoveren van de Zwitsers-Nederlandse historicus Rémy Limpach leidde tot veel publiciteit voor het Nederlandse geweld tegen Indonesiërs in de media. Zie bijvoorbeeld: A. Hoek, ‘Geweld door Nederlandse militairen in Indië na 1945 was structureel’, in: NRC Handelsblad, 14 augustus 2015.

(17)

17

tuur met zich mee. Het idee van Nederland als klein en onschuldig land dat door heldhaftig ver-zet de Duitse bever-zetting overleefde, was aantrekkelijker dan het beeld van een koloniale macht die net zijn grootste kolonie had verloren. Het land had het zo druk met de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog dat de noodzaak tot onderzoek weg viel. De Nederlandse neutraliseerde de impact van oorlogsmisdaden en koos daarom die term van Politionele Acties, het ging om een interne kwestie van ordehandhaving. Daarbij impliceerde het de Nederlandse weerzin om een Indonesische staat te erkennen. 23

Pas eind jaren zestig werd een aanzet gegeven tot een kritisch debat over het Nederlands op-treden in Indonesië. Indië-veteraan Joop Hueting sprak in het televisieprogramma Achter het

Nieuws over de Nederlandse oorlogsmisdaden begaan in Indonesië. Zijn verhaal confronteerde

televisiekijkend Nederland met het koloniale verleden. Het was de tijd van de protestgeneratie die ouders kritische vragen stelde en heftige kritieken had op de oorlog in Vietnam. Dit leidde tot publieke opwinding in de media en verhitte discussies in de Tweede Kamer. 24

De regering gaf als reactie op het VARA-programma opdracht tot het maken van een on-derzoeksrapport bekend geworden onder de naam Excessennota (1969). Dit onon-derzoeksrapport werd onder hoge tijdsdruk gemaakt, door een ambtelijke commissie onder leiding van de histo-ricus en ambtenaar Cees Fasseur. De minister-president Piet de Jong stelde in de conclusie dat de krijgsmacht als geheel zich ‘correct’ had gedragen, maar erkende wel da speciale eenheden, zoals het Korps Speciale Troepen van kapitein Raymond Westerling in Zuid-Celebes, weliswaar buitensporig geweld hadden gebruikt. Er werden 110 gevallen toegelicht onder de naam ‘exces-sen’.25

Er verschenen wel publicaties in die een andere visie hadden dan de Excessennota maar die deden dit beeld niet kantelen.26 Pas recent zijn er veel academische boeken verschenen die zich

tegen het idee van slechts ‘enkele excessen’ afzetten en een veel wredere werkelijkheid van de oorlog en massaal geweld schetsen dan ooit tevoren.27

Het nieuwe onderzoek draait om de vraag of er incidenteel buitensporig geweld is gebruikt of juist structureel. De Nederlandse historicus en directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-,

Land- en Volkenkunde (KITLV), Gert Oostindie concludeert in 2015 dat er zo vaak sprake is geweest

23 S. Scagliola, ‘Cleo’s ‘unfinished business’: coming to terms with Dutch war crimes in Indonesia’s war of independence’, in: Journal of Genocide Research 14 (2012) 419-439, aldaar, 420.

24 Scagliola, Last van de oorlog,108-109.

25 De Excessennota. Nota betreffende het archiefonderzoek naar de gegevens omtrent excessen in Indonesië begaan door Nederlandse

militairen in de periode 1945-1950. Ingeleid door Jan Bank (Den Haag 1995)

26 J.J.P. de Jong, Diplomatie of strijd: een analyse van het Nederlands beleid tegenover de Indonesische Revolutie 1945-1947 (Meppel 1988); J.J.P. de Jong, De waaier van het fortuin: van handelscompagnie tot koloniaal imperium (Den Haag 1998). De klassieke studie over excessief geweld: J.J.A. van Doorn en W.J. Ontsporing van geweld: het Nederlands-Indonesisch conflict (1970 Rotterdam). Over omstreden kapitein Westerling zijn ook al eerder boeken uitgekomen: D. Venner, Westerling, de

eenling (Amsterdam 1986); J.A. De Moor, Westerlings oorlog. Indonesië 1945-1950: de geschiedenis van de commando’s en parachutisten in Nederlands-Indië 1945-1950 (Amsterdam 1999); W. IJzereef, De Zuid-Celebes Affaire. Kapitein Westerling en de standrechtelijke executies (Dieren 1984).

27 G. Oostindie, Soldaat in Indonesië. Getuigenissen van een oorlog (Amsterdam 2015) 31. Oostindie concludeert dat zo vaak sprake was van oorlogsmisdaden, dat deze niet als incidenten, als ‘excessen’, kunnen worden afgedaan. De frequentie duidt op een structureel patroon. De studie naar egodocumenten wijzen tegelijkertijd niet op een ‘systematische toepassing’ van misdrijven door soldaten.

(18)

18

van oorlogsmisdaden, dat deze niet als incidenten of ‘excessen’ kunnen worden afgedaan. De Nederlands-Zwitsers historicus Rémy Limpach bevestigt met De Brandende kampongs van generaal

Spoor (2016) de vermoedens, eerder geuit door Oostindie, dat de term ‘structureel’ voor het

ge-weld gepleegd door de Nederlandse krijgsmacht klopt.

Spoor zette zijn manschappen weliswaar niet aan tot buitensporig geweld, en toonde zich soms oprecht ontsteld over misdragingen die onder zijn aandacht werden gebracht. Tegelijker-tijd hield hij deze kwesties meestal zo klein mogelijk omdat hij bang was voor ‘lastige vragen’ in de Tweede Kamer of de Verenigde Naties, maar ook omdat hij onderkende dat hard optreden op korte termijn vaak heel effectief was. ‘De militaire noodzaak zegevierde daarmee over het oor-logsrecht’, aldus Limpach.28

Het standpunt heeft meer ruimte geregen, maar het blijft controversieel. De rol van Ne-derland tijdens deze onafhankelijkheidsoorlog heeft nog steeds geen volwaardige plaats in de historische canon gekregen. Het harde oordeel van vooral Limpach dat Nederlandse militai-ren ‘structureel’ en niet incidenteel geweld toepasten in de dekolonisatieoorlog is voorlopig het eindpunt in een ontwikkeling die in 1969 startte met de eerste onthullingen over oorlogsmis-drijven. Het verhaal van mevrouw Spoor gaat tegen deze ontwikkeling in: eerst belichaamde mevrouw Spoor het dominante verhaal, daarna ging zij een steeds specifiekere plek innemen in de herinnering aan het koloniale verleden, tot zij helemaal verdween uit het collectieve geheu-gen. Met terugwerkende kracht is mevrouw Spoor een contra-narratief geworden. De politico-loge Molly Andrews definieert deze ‘counter-narratives’ als volgt: ‘The stories which people tell land live which offer resistance, either implicitly or explicitly, to dominant cultural narratives.’ Dit is een belangrijk gegeven in dit onderzoek naar de rol van mevrouw Spoor in de herinnering van een beladen verleden.29

Daarnaast komt in de historiografie een ander aspect naar voren dat belangrijk is voor mijn onderzoek: het koloniale verleden is een hybride verleden. Hoewel mijn scriptie meer gaat over de Europese kant van het kolonialisme, is zij door verschillende werelden aangeraakt en ge-vormd. Tijdens haar eerste huwelijk was Mans Galis een witte expat in de tropen, gedurende haar tijd met generaal Spoor was zij een strijdbaar echtgenote in een soldatenhuwelijk in Indië. Na zijn dood kon zij maar moeilijk wennen aan het klimaat in Nederland en verlangde ze terug naar een wereld van gelijkgestemden. Ze ging zich in de jaren zestig samen met Tjalie Robinson, cultuurdrager van de Indo-gemeenschap, inzetten voor een vakantiedorp voor oud-kolonialen in Spanje. Dit laat zien dat zij een ‘hybride’ persoon was. In de postkoloniale literatuurtheorie doet het begrip ‘hybriditeit’ dienst als tegenpool van essentialistische opvattingen over identi-teiten en culturen. Het is een verzamelnaam voor de dynamische eigenschappen van identiteit: instabiliteit, diversiteit en homogeniteit. Het leven van mevrouw Spoor illustreert dit goed.

Een te eenzijdige concentratie op de negatieve kanten ontkent de diversiteit en de dynamiek van het conflict. In de geschiedschrijving is het zwart-witte beeld van koloniserende

Nederlan-28 R. Limpach, De brandende kampongs van Generaal Spoor (Amsterdam 2016).

(19)

19

der en nationalistische Indonesiër dominant geworden, stelt historicus Remco Raben in zijn oratie Wie spreekt voor het koloniale verleden? Een pleidooi voor transkolonialisme (2016). De andere verhalen bestaan wel, maar ze zijn ondergeschikt gemaakt aan het grote nationale narratief, en volgens Raben is dat ‘jammer, want diversiteit, onbepaaldheid en verwarring vormen de essen-tie van de koloniale en postkoloniale situaessen-tie’. 30

Deze studie poogt deze zaken in de analyse te integreren om zodoende tot een volwaardige conclusie te komen over de invulling van de rollen van Mans Spoor en haar inzet voor een be-tere herinnering van het dekolonisatieconflict. Omdat er nog veel braakliggend terrein is dat wacht om ontgonnen te worden, hoop ik dat het een startpunt kan vormen voor andere studies om zo meerdere dimensies van het verleden te laten zien.

De concepten: een vrouw in een mannenwereld

Het staat vast dat het voor een vrouw in die tijd over het algemeen moeilijker was zich te mani-festeren als publieke actor dan voor een man. Dat alleen al is reden genoeg voor een uitvoerige studie, er zijn echter ook een aantal zaken die wijzen dat ze een bijzondere vrouw was: de vrij-heid die haar echtgenoot haar gunde, haar relatie met de Indië-veteranen, en haar overtuiging dat het voor Nederland het beste was dat de koloniale verhoudingen zouden blijven bestaan. Een onderliggende vraag in dit onderzoek is haar vrouw-zijn en wel in drie vormen: als echtge-noot, als vrouw alleen en als vrouwelijke drager van de herinnering. Om op deze drie niveaus Mans Spoor te onderzoeken in de studie naar haar rollen maak ik gebruik van een aantal con-cepten uit de politieke geschiedenis, genderstudies, en herinneringsgeschiedenis. De agency van mevrouw Spoor als politieke echtgenote wordt verbonden met gender- en herinnerings-problematiek.31

Voor politieke historici zijn handelingen en ideeën van individuen van belang voor zover ze een rol spelen in het openbare debat en van invloed zijn op de maatschappij. Dit verklaart de aandacht voor politici, hoge ambtenaren, en generaals en andere belangrijke mannen in de de-kolonisatieoorlog.32 Toch is dit traditionele perspectief op geschiedenis niet langer toereikend

voor het begrijpen van het verleden – vooral als het gaat om militaire geschiedenis. Het is evi-dent dat een oorlog iedereen raakt. De oorlog verplaatst zich van het slagveld naar het civiele leven. Het verweeft familiegeschiedenis met wereldgeschiedenis, en andersom. Het is daarom

30 R. Raben, Wie spreekt voor het koloniale verleden? Een pleidooi voor transkolonialisme (2016). Raben roept in zijn oratie de vraag op welke verhalen de koloniale en postkoloniale geschiedenis over ‘Indië’ zijn gaan beheersen.

31 Deze onderzoek disciplines zijn alle drie zo zwaar doorgespecialiseerd dat elk van de drie trajecten als apart uitgangspunt gebruikt kan worden voor een scriptie. Desalniettemin doe ik dat in dit onderzoek bewust niet. Elk aspect kan de dynamiek tussen haar rollen in het conflict en tijdens de herinnering aan het conflict onderzoeken. Ik leg de concepten politieke echtgenote, haar agency en vector of memory nader uit in de hoofdstukken.

32 Zie de biografieën van de hoofdfiguren: J.A. de Moor, Generaal Spoor. Triomf en tragiek van een legercommandant (Den Haag 2011); T. van den Berge, H.J. van Mook 1894-1965. Een vrij gelukkig Indonesië (Amsterdam 2014); L.J. Giebels, Beel. Van

(20)

20

vanzelfsprekend om naast de militaire kant ook de civiele kant van oorlog te onderzoeken. De ervaringen van soldaten en die van degenen die niet aan het front strijden zijn niet langer op te splitsen in afzonderlijke, verdeelde domeinen, bijvoorbeeld langs de lijnen van ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’, gender dus. Zowel vrouwen als mannen construeren het oorlogsverhaal.33

De toegenomen aandacht voor vrouwen in de koloniale samenleving is een gevolg van de op-komst van genderstudies. Sinds de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw verschenen hierover, met name in Groot-Brittannië, veel publicaties. In onderzoek naar West-Europees imperialisme, is onder meer geschreven over de verschillende manieren waarop imperialisme de genderdynamiek van samenlevingen in het moederland en de kolonie structureerde.34

Vooral het werk van de Amerikaanse antropologe Ann Laura Stoler is van grote invloed ge-weest in het onderzoeksdomein van het kolonialisme en gender. Stoler beschrijft hoe de bour-geois-identiteit van Europese vrouwen een hoeksteen in de moderne koloniale maatschappij is geweest. Vrouwen werden gezien als cultuurdragers van de koloniale moraal. Hun aanwe-zigheid in de koloniën werd vaak gebruikt om raciale verschillen te benadrukken en in stand te houden.35 Gender en ras waren in de koloniale setting nauw met elkaar verbonden. De

ge-schiktheid van Europeanen om te heersen werd meestal in termen van mannelijkheid en vita-liteit beschreven en de ondergeschiktheid van de gekoloniseerde in termen van vrouwelijkheid dan wel kindsheid. In de kolonie waren westerse vrouwen ondergeschikt aan de Europese man, maar raciaal gezien superieur ten opzichte van de gekoloniseerden. Aangezien West-Europese vrouwen de koloniale moraal moesten hooghouden, diende hun aanwezigheid in koloniën een politiek doel, aldus Stoler.

De aanwezigheid van vrouwen in de kolonie was van een geheel andere orde dan van vrou-wen thuis in het moederland. Dit is een belangrijk gegeven om het echtpaar Spoor te begrijpen. Het begrip agency wordt hier geïnterpreteerd als capaciteit van een actor om invloed uit te oefe-nen in een gegeven domein. Hier heeft agency betrekking op het politiek handelen van mevrouw Spoor.36 Iedereen die handelt en daarmee een stem opeist in de publieke sfeer is een politieke

actor. Tot dusver is de (symbolische) invloed en agency van vrouwen in de koloniale geschiede-nis vaak onderschat. Ook door Stoler, want zij schrijft in de inleiding van Carnal knowledge and

imperial power (2002): ‘European manhood in the colonies, whether measured by ‘character’ and

civilty or by position and class, was largley independent of the presence of European women’.37

33 J. Winter, ‘Historical remembrance in the twenty-first century’, in: Annals of the American Academy of Political and

Social Science (2008) 6-13, aldaar 6. Zie ook: J. Winter, Remembering War. The Great War Between Memory and History in the Twentieth Century (Londen 2006) 2. Winter stelt dat ‘(…) vrouwen zowel als mannen construeren het verhaal, brengen

het in omloop en nemen het tot zich. Vrouwen vormen samen met mannen een nieuwe klasse van historische actoren’.

34 Noemenswaardige studies zijn: N. Chaudhuri en M. Strobel, ‘Introduction’, in: Western women and imperialism.

Complicity and resistance (Bloomington en Indianapolis 1992) 1-15, 3. F. Cooper en A. L. Stoler, Tensions of empire. Colonial cultures in a bourgeois world (Berkeley 1997); M. Bosch, ‘Worstelen met gender en de biografie: een themarecensie’, in: BMGN Low countries historical review (2012) 50-66.

35 A. L. Stoler, Race and the education of desire: Foucault’s history of sexuality and the colonial order of things (Durham en Londen 1995). Stoler, Carnal knowledge and imperial power (Berkely 2002), 187.

36 Het begrip agency blijft verder onvertaald.

37 Stoler, Carnal knowledge and imperial power, 1. Stoler, ‘Making Empire respectable: the politicis of race and sexual morality in 20th century colonial cultures’, in: American Ethnologist 16 (1989) 634 – 660, aldaar 664.

(21)

21

Hiermee bevestigt zij het beeld dat de mannen de kolonie besturen en de vrouwen daarin een ondergeschikte rol hadden. In de praktijk hadden vrouwen vaak een geheel eigen inbreng en zo waren zo toch ook van invloed. De agency van vrouwen was wel afhankelijk van de strate-gische macht van hun echtgenoten, desondanks vertaalden vrouwen dat in het dagelijkse leven door een geheel eigen praktische inbreng te hebben, zoals mevrouw Spoor ook zou gaan doen. Mensen manifesteren zich in de publieke sfeer, door hun woorden, verhalen of handelingen. Mensen bedrijven politiek door middel van dialoog en het zoeken van gezamenlijke belangen. Er zit een wisselwerking tussen de agency van mevrouw Spoor en wat de mensen om haar heen van haar verwachtten. Na de dood van haar man ging zij zich steeds actiever bemoeien met de nagedachtenis aan haar man en de oorlog. Mevrouw Spoor was actief in verschillende vetera-nenkringen en werd een publieke persoonlijkheid. Ze ging zich actiever uitspreken over hoe de oorlog in haar ogen herinnerd moest worden. In die zin voerde zij een herinneringspoli-tiek. Mevrouw Spoor zette gedeelde herinneringen in voor hedendaagse, politieke doeleinden en creëerde een discours. De doeleinden laten zich raden: meer solidariteit van de Nederland-se politiek en burgers naar de oud-strijders en Indië-veteranen. Naar mate het publieke debat kantelden tegen oorlog en de Indië-veteranen ging mevrouw Spoor zich actiever opstellen.

Veel historici hebben zich de afgelopen twee decennia beziggehouden met de moeilijke om-gang met de oorlogsherinnering aan Indonesië. Naarmate het verder achter ons ligt, blijven de herinneringen zich steeds sterker opdringen. De oorlog blijkt zoals de Franse historicus Henry Rousso over de Tweede Wereldoorlog over Frankrijk heeft geschreven, ‘un passé qui ne passe pas’.38

De bestudering van de herinnering aan het oorlogsverleden is in de twintigste eeuw uitge-groeid tot een zelfstandige academische specialisatie, bekend onder de term memory studies. De dynamiek van de herinnering is dan wel in alle aspecten uitgegroeid tot het onderwerp van een zelfstandig, vaak interdisciplinair, historiografisch specialisme. De kritische literatuur over het specialisme is eindeloos. Memory studies is een breed begrip dat veel stof tot discussie biedt. In 1997 formuleerde Alon Confino in het tijdschrift American Historical Review de fundamentele kri-tiek op Memory Studies: ‘It lacks critical reflection on method and theory, as well as a systematic evaluation of the field’s problems, approaches, and objects of study’.39

Ondanks de kritiek is het specialisme tegenwoordig enorm populair. De herinnering is het verleden bewerkt door het heden. De collectieve herinnering moet, zoals Wulf Kansteiner te-recht stelt, vooral metaforisch worden opgevat als een narratief over het verleden. Het nestelt zich in de gemeenschappen en in hun culturele tradities waarbinnen en waarmee dit verleden betekenis en relevatie krijgt. 40 De media-wetenschapper Nancy Wood waarschuwt in haar boek

Vectors of memory: legacies of trauma in Postwar Europe (Oxford 1999) ook voor de conceptuele

vaag-38 H. Rousso, The Vichy Syndrome; history and memory in France since 1944 (Cambridge 1991) 4.

39 A. Confino, ‘Collective memory and cultural history: problems of method’, in: The American Historical Review 5 (1997) 1-3, 8-7.

40 W. Kansteiner, ‘Finding meaning in memory: a methodological critique of collective memory studies’, in: History and

(22)

22

heid van benaderingen in en het gebruik van collectieve geheugen. Vervolgens stelt Wood vast dat we het geheugen of de herinnering moeten gebruiken als performative: ‘as only coming into existence at a given time and place through specific kinds of memorial activiti.’41

Het onderscheidt tussen de herinnering en de geschiedenis is belangrijk. Een herinnering kan een grondstof zijn voor de geschied-beleving, maar het vormt nooit de grondslag voor de geschiedwetenschap, dat zijn waarheidsvinding, historisch begrip en de kritische methode. Herinneringen veranderen van kleur en intensiteit, ze kunnen verdwijnen, zich opdringen of zelfs worden uitgevonden. Vast staat dat het zich manifesteren in de openbaarheid en een rol spelen bij de herinnering in de jaren vijftig, zestig en later moeilijker was voor een vrouw dan voor een man, maar zoals we zullen zien lukt het Mans Spoor haar invloed uit te oefenen.

Methodologie en bronnen

Hoe is het hierboven besprokene terug te koppelen naar de vraagstelling van dit onderzoek? Deze studie is geen klassieke biografie waarin de schrijver als alwetende verteller optreedt. Deze studie is een reconstructie van een persoon aan de hand van de rollen die mevrouw Spoor zich toe-eigende en de manier waarop ze zich heeft opgesteld in het debat over de herinnering van de oorlog in het naoorlogse Nederland. In navolging van Goffman analyseer ik hier de ma-nier waarop mevrouw Spoor invulling gaf aan haar rollen en op welke mama-nier zij een bijdrage leverde aan de manier waarop de oorlog, generaal Spoor en het excessieve geweld herinnerd worden. Het sociale leven van een individu wordt door de socioloog Goffman benaderd als een reeks van optredens en voorstellingen. In aansluiting daarop zal deze scriptie over de meervou-dige identiteiten van mevrouw Spoor gaan in de verschillende politiek-geografische contexten (koloniale wereld, Australië, Nederlands-Indië/Indonesië en Nederland). Daarbij komen ach-tereenvolgens haar verschillende rollen (echtgenote in oorlogstijd, soldatenmoeder, weduwe met publieke ambitie en herinneringsactiviste) in de hoofdstukken aan bod.

Deze volgorde duidt niet op een hiërarchie, want deze aspecten van haar identiteit zijn im-mers nooit strikt gescheiden. Vergelijk het met het kijken door een caleidoscoop: de kleuren overlappen en beïnvloeden elkaar en vormen samen een uniek geheel. Door de rollen als kleu-ren te zien van haar identiteit en ze vervolgens uit elkaar te trekken, hoop ik een manier gevon-den te hebben om de ontwikkeling van mevrouw Spoor in de openbaarheid te onderzoeken.

Over de oorlogssituatie tussen 1945-1949 in Indonesië zijn in de huidige historiografie aller-lei verschillende termen in de omloop: dekolonisatieoorlog, Indonesische onafhankelijkheids-oorlog, het Nederlands-Indonesische conflict, of zelfs koloniale oorlog. Mevrouw Spoor heeft zelf haar hele leven gesproken over ‘politionele acties’. Tegenwoordig is deze eufemistische

(23)

23

term voor de gehele periode achterhaald. In deze scriptie heb ik het over de ‘Politionele Acties’ als ik doel op de militaire offensieven, verder gebruik ik de verschillende termen voor de gehele periode door elkaar.

Het bronnenmateriaal dat ik voor dit onderzoek gebruikt heb kenschetst zich door een grote verscheidenheid. Zo heb ik uitvoerig gebruik gemaakt van de herinneringen van mevrouw Spoor in haar boek Achteraf kakelen de kippen. Herinneringen aan generaal KNIL S.H. Spoor, legercommandant in

Nederlands-Indië 30 januari 1946-25 mei 1949, opgetekend door zijn weduwe Mans Spoor-Dijkema (2004).

Op negentig jarige leeftijd bracht zij haar herinneringen naar buiten, deze zijn bij mijn weten nooit integraal gebruikt. De Bataafsche Leeuw is een uitgeverij die militaire-, koloniale- en histori-sche studies uitgeeft, en het conservatisme niet schuwt. Het boek is tot stand gekomen in samen-werking met de Limburgse Volkskrant-journalist Pierre Huyskens (1931-2008) die schreef over de dekolonisatie en vaak voordroeg bij het Nationaal Indië-monument in Roermond.42

Voor historici zijn herinneringen en dagboeken, zeker als ze later gepubliceerd zijn en gere-digeerd, geen gemakkelijke bron. Ze vormen nooit een directe toegang tot het verleden. Herin-neringen worden opgepoetst, zaken worden weggelaten, er zitten gaten in de tijd en referenties zijn niet altijd te achterhalen. Ondanks deze haken en ogen kan er, indien zorgvuldig gedaan, inzicht over het dagelijkse koloniale denken uit gedestilleerd worden. In haar memoires heeft Mans Spoor uitvoerige passages uit brieven tussen haar en haar echtgenoot opgenomen. Deze fragmenten zijn hier gebruikt als bron van informatie over haar rol als echtgenote. Het is een beperkt maar waardevol perspectief en geeft inzicht in de relatie van het echtpaar Spoor en in-direct de achterliggende Nederlandse ideologie. Verder heb ik uitputtend gebruik gemaakt van ruw interviewmateriaal dat ik van de stichting De Stobbe heb gekregen. Deze stichting bestaat uit Jos Janssen en Martin van den Oever en zij hebben mevrouw Spoor in 2007 uitvoerig ge-sproken en gefilmd. Mevrouw Spoor nam hen in vertrouwen omdat zij inzag dat het belang-rijk was om haar koloniale stem in hun filmproject Water van Goud op te nemen. Jansen en van den Oever houden zich bezig met documentaire projecten waarbij ze er vanuit gaan dat ‘iedere persoonlijke overlevering de grotere en meer algemene geschiedenis reflecteert.’43 Jannssen en

van den Oever hebben mevrouw Spoor gedurende enkele weken steeds een paar uur gefilmd. Bladerend door oude fotoalbums haalde mevrouw Spoor haar herinneringen op, in haar eigen appartement in Oosterbeek aan de Vrijheidslaan. Van deze twee heren heb ik ongeveer 10 uur ruw audiomateriaal gekregen. Daar heb ik grondig gebruik van gemaakt, al was het alleen maar

42 Na het harde oordeel van militair historicus Petra Groen besloot mevrouw Spoor als tegenwicht samen met journalist Pierre Huyskens haar memoires op schrift te stellen. Deze uitspraak deed mevrouw Spoor in het artikel: ‘Guerrilla’, in: Reformatorisch Dagblad,13 mei 1994. Geraadpleegd via website, http://www.digibron.nl/search/ detail/5ad9880d11af7f99007f987dc7c73fb0/guerrilla.

43 Water van Goud is een portretfilm gebaseerd op een transnationale montage van ongeveer twintig directbetrokkenen van de dekolonisatieoorlog. Het is een wisseling van reflecties van mensen die ooit tegenover elkaar stonden. Mevrouw Spoor komt ook aan bod. Ze vertelt dat ze nog altijd wil dat haar man in Nederland begraven wordt; mevrouw Muljati die vertelt hoe zij haar verdriet om gesneuvelde familieleden moest verbergen om zich niet te verraden aan Nederlandse militairen; Bo Keller die zich als KNIL-officier afvraagt of hij destijds niet op het verkeerde paard heeft gewed en Wishnuadji die jong en overmoedig al in het begin van de revolutie in Surabaya zijn arm verloor en niet meer kon meestrijdenUitgebreide uitgangspunten van de stichting zijn te lezen op de website: http://www.destobbe.org.

(24)

24

omdat ik haar stem en de bijbehorende emotie in haar stemgeluid kon horen. Haar stem gaf mij de gelegenheid een beeld van haar als mens van vlees en bloed te maken: de voorstelling van de mens achter de koloniaal. Daarnaast heb ik voor de beeldvorming gebruik gemaakt van een documentaire van Peter Gerritse en Cees de Vos Onze jongens overzee. Het einde van een wereldrijk (2006) waar mevrouw Spoor aan het woord komt en het boek Spoor, onze generaal (1953) geschre-ven door de veteraan Ton Schilling na de dood van generaal Spoor. Het boek zegt veel over haar status bij de soldaten. Het gebruik van deze bronnen zorgt ook voor een aantal problemen. Zo mist Spoor, onze generaal in zijn geheel een kritische toon, wat waarschijnlijk een gevolg is van de opzet van het boek dat na de dood van de generaal als ‘monument voor generaal Spoor’ is uitge-bracht. Exemplarisch is het volgende citaat op de eerste bladzijden van het boek over de legende Spoor:

Hoe hij [Spoor] tot onder zijn drukste werkzaamheden toe altijd bereid was zijn vulpen een ogenblik te laten rusten, om zijn aandacht te kunnen geven aan de problemen en belangen van desnoods maar een ondergeschikte ongeacht diens rang of stand.44

Hiermee reproduceert de auteur het mythische beeld van generaal Spoor dat na zijn dood bij zijn soldaten ging domineren. Om deze redenen is het van belang voorzichtig om te springen met de gebruikte citaten, te meer omdat dat anders al gauw uitmondt in de reproductie van koloniale vertogen. Schilling presenteerde generaal Spoor als held met een markante en door-dringende persoonlijkheid. Dat was precies het beeld dat mevrouw Spoor ook naar buiten wil-den brengen. Het is dus niet gek dat mevrouw Spoor meegewerkt heeft aan het boek en haar verhaal en brieven afstond aan de veteraan Schilling. Desondanks geeft het boek een inkijk over hoe prominente veteranen Spoor en mevrouw Spoor zagen en hoe zij zelf wilde dat die tijd her-innerd werd. Tot slot heb ik naast de krantenartikelen die over mevrouw Spoor geschreven zijn – vooral in de rechtse pers: De Telegraaf en Elseviers Weekblad – uitvoerig gebruik gemaakt van de secundaire literatuur over deze periode en informatie uit de archieven. Tezamen vormen deze een waardevolle bron over de rol die mevrouw Spoor heeft gespeeld in de herinneringen aan het Nederlands-Indonesisch conflict.

Allereerst geef ik een historische introductie van het conflict om het leven van mevrouw Spoor in de context van het verleden te plaatsen. De geschiedenis in een notendop beschrijft de ge-schiedenis van het conflict tussen Indonesië en Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog. Vervolgens ga ik allereerst in op het leven dat Mans Galis in Australië door toedoen van de

oor-44 T. Schilling, Spoor, onze generaal. Door zijn vrienden en soldaten samengesteld door Ton Schilling, oud-luitenant-O.V.W. (Amsterdam 1953) 14. Dit herdenkingsboek is vooral fragmentarisch en anekdotisch van aard, omdat het aan de hand van herinneringen van de soldaten van generaal Spoor geschreven is. Na de dood van generaal Spoor is het boek opgedragen aan mevrouw Spoor-Dijkema en ‘de vierduizend, in wier midden hij als hoogste commandant is achtergebleven’. Ten geleide schrijft mevrouw Spoor: ‘Ik aanvaard het als een monument, opgericht door zijn soldaten voor de man, die zij allen in deze bladzijden vermelden met die hoge eretitel ‘Onze Generaal’. Het boek geeft een inkijk in de verering van generaal Spoor bij zijn soldaten.

(25)

25

logssituatie tegemoet trad. Ze ontwikkelde zich tot een zelfstandig werkende vrouw en trad een geheel nieuw leven tegemoet als echtgenote van een legergeneraal in oorlogstijd. Al snel eigen-de mevrouw Spoor zich nieuwe rollen toe als echtgenote van een legergeneraal. Door eigen-de ana-logie te maken met de First Lady in Amerika leg ik de specifieke invloed als vrouw van de leger-commandant onder de loep. De First Lady wordt net als de vrouw van een legerleger-commandant niet gekozen, maar bekend door de man met wie zij trouwt. Mevrouw Spoor haar positie als vrouw van een legergeneraal maakte dat haar echtgenootschap een geheel eigen karakter kreeg. Door een eigen imago en rol te creëren kon mevrouw Spoor invloed uitoefenen.

Vervolgens maakte mevrouw Spoor door haar populariteit in oorlogstijd haar intrede in de openbaarheid in haar rol als soldatenmoeder. In die tijd werd mevrouw Spoor niet alleen de vrouw van de generaal en diens stille kracht, ze werd ook populair als omroepster voor een spe-ciaal radioprogramma voor zieke en gewonde militairen. Daarna kreeg mevrouw Spoor door de plotselinge dood van haar man de kans actief agency in te zetten en daarmee eigende mevrouw Spoor zich weer nieuwe rollen toe. Dit komt in hoofdstuk 3 aan bod. Het laatste hoofdstuk be-handelt de wijze waarop mevrouw Spoor in haar rol als herinneringsactiviste bijdroeg aan het naoorlogse debat over de herinnering aan de oorlog in Indonesië. Toen het debat heviger werd ging Mans Spoor zich activistisch opstellen en werd zo de spreekbuis van de veteranen.

Dit onderzoek behandelt meerdere punten – de gecompliceerde herinnering aan het Neder-lands-Indonesische conflict, de kringen rond mevrouw Spoor, de Nederlandse omgang met een beladen verleden – maar heeft als vertrekpunt de denkwereld van één vrouw: hoe zag mevrouw Spoor de wereld? Waar hield ze zich mee bezig? Wat waren haar ideeën? Door deze vragen te be-antwoorden en achtereenvolgens te kijken naar haar levens als echtgenote in oorlogstijd, solda-tenmoeder, weduwe met publieke ambitie en herinneringsactiviste hoop ik een compleet beeld te geven van mevrouw Spoor in haar rollen en haar ideeën over de omgang met het onverwerkte koloniale verleden. Mevrouw Spoor is de belichaming van het beeld waar historici in het huidi-ge debat zo hard tehuidi-genin gaan.

(26)
(27)

27

DE GESCHIEDENIS IN EEN NOTENDOP

Na de Japanse capitulatie in 1945 riepen Indonesische nationalisten onder leiding van Soe-karno en Mohammed Hatta op 15 augustus de Republiek Indonesia uit. Hierna volgde de Ber-siap-periode van chaos en geweld, genoemd naar de kreet die Indonesische strijders uitriepen: ‘Wees paraat’. Het was een periode van toenemende onzekerheid en angst voor de bevolking van Nederlands-Indië. De Indonesische revolutie kreeg gestalte en er was nog geen Nederlands leger dat de orde kon bewaken.

Voor herstel van het gezag was Nederland afhankelijk van de Britse troepen, maar de Brit-se en de NederlandBrit-se visie op het herstel van het gezag liepen sterk uiteen. De capitulatie van de Japanse troepen kwam eigenlijk te vroeg voor Nederland. Het uitgemergelde Nederland had nog niet de middelen om zelf iets te betekenen en de nationalistische beweging neer te slaan. De Britten waren bang dat de zaak zou escaleren en pleitten voor onderhandelingen. Zij wilden alleen in key areas de openbare orde bewaren. De afwezigheid van het Nederlandse bestuur in Indië had voor een gezagsvacuüm gezorgd dat verstrekkende gevolgen zou hebben. Er volgde een explosie aan geweld tegen duizenden Nederlanders, Indische Nederlanders en anderen. Generaal Spoor schreef aan zijn geliefde Mans in september 1945 in schrille termen:

Doodziek van het gedonder (…), van het gekwijl over de Republiek. Het ergste was het er werkeloos bij te moeten stilstaan terwijl Indië naar de knoppen ging en te moeten toezien hoe Nederland al zijn troeven verspeelt nog voordat onderhandelingen goed en wel begonnen waren.45

In de biografie Generaal Spoor. Triomf en tragiek van een legercommandant wordt beschreven dat Spoor door het schrijven van tientallen nota’s en commentaren geprobeerd heeft Van Mook en de Nederlandse regering te overtuigen van zijn inzichten: eerst diende er door krachtig militair optreden een einde gemaakt te worden aan de terreur van de Republikeinse kant, waardoor het gezag in de hele Archipel hersteld kon worden en pas daarna kon er onderhandeld worden. De inzet van Spoor hielp niet om gouverneur-generaal H.J. van Mook te overtuigen.46

De kwestie vereiste volgens Van Mook geen militaire maar een politieke oplossing. De onder-handelingen leidden op 25 november 1946 tot het akkoord van Linggadjati, waarmee Neder-land in principe akkoord ging met een geleidelijke dekolonisatie. NederNeder-land erkende de

Rep-45 Spoor-Dijkema, Achteraf kakelen de kippen, 160-161. 46 De Moor, Generaal Spoor, 201;

(28)

28

publiek Indonesië op Java en Sumatra.47 Al snel na de bekrachtiging van het akkoord ontstond

er tussen beide partijen onenigheid over de overeenkomst. Niemand was erg gelukkig met het akkoord. Er was een wapenstilstand afgesproken, maar door discussie over de afgesproken de-marcatielijnen was die moeilijk te handhaven.48

Het kabinet besloot om tot militaire actie over te gaan. Vanaf 1946 arriveerden de eerste Ne-derlandse troepen in Indonesië om Britse bezettingstroepen af te lossen en het land te ‘pacifice-ren’. Onder leiding van generaal Spoor, die in januari 1946 tot opperbevelhebber was benoemd, streden Nederlandse soldaten, koloniale troepen, oorlogsvrijwilligers, beroepsmilitairen en dienstplichtigen tegen de Indonesische guerrillastrijders.49

De Nederlandse soldaten kwamen in een oorlog terecht waarin de Nederlandse politiek-stra-tegische doelen constant verschoven. Radio luisterend Nederland hoorde op 20 juli 1947 mi-nister-president Beel een toespraak geven waarin hij de luisteraars vertelde dat Nederland in Indonesië tot gewapend optreden was over gegaan om aldaar ‘orde en rust te herstellen’. Aan-vankelijk ging het om een oorlog tegen Japan. De ‘Jappen’ moesten verdreven worden uit ons Indië, zoals Mans Spoor het aanduidde in haar herinneringen.50 Die strijd werd niet geleverd,

want de Japanners waren al gecapituleerd voordat de eerste Nederlandse troepen voet aan wal zetten. Daarna was het primaire doel het herstellen van Nederlands vooroorlogse greep in de archipel, maar dat lukte niet, althans lang niet overal en zeker niet blijvend. Nederland hoopte daarna met grootschalig militair ingrijpen de Republiek Indonesia een enorme klap toe te die-nen, de ‘orde en rust te herstellen’ en daarmee de Nederlandse voorwaarden te creëren voor een onafhankelijk Indonesië.51

De Eerste Politionele Actie begon op 21 juli 1947 en werd neergezet als onderdeel van een wederopbouwmissie. Onder zware internationale druk van vooral Amerika en de Veiligheids-raad staakte Nederland de actie. Er brak een periode van moeizame strijd aan want de Republi-keinse troepen waren niet uitgeschakeld. Zij zetten de strijd voort in de vorm van een guerrilla. De volgende gebeurtenissen waren in hoge mate een herhaling van zetten. Er volgen nieuwe onderhandelingen. De ergste Republikeinse hardliners weigerde opnieuw mee te werken en eis-ten onmiddellijke onafhankelijkheid.

Ondanks een staakt-het-vuren vonden er aan de lopende band bestandschendingen plaats. Spoor drong bij de regering aan op hernieuwde militaire actie en de bezetting van Republikein-se hoofdstad Djokjakarta. In de woorden van Spoor was de ‘toestand onhoudbaar en gleed de

47 Op 15 november 1946 ondertekenden Nederland en Indonesië het Verdrag van Linggadjati. Nederland zou het Indonesische gezag over de eilanden Java, Sumatra en Madura erkennen. Deze drie staten zouden een deelstaat vormen binnen de Verenigde Staten van Indonesië (VSI), dat op zijn beurt weer onderdeel zou zijn van de Nederlands-Indonesische Unie. Deze unie zou direct onder het Nederlandse koningshuis vallen. Kort na de ondertekening van het verdrag eiste de Tweede Kamer echter aanpassingen die voor de Indonesische revolutionaire achterban onaanvaardbaar waren. Op 20 juni 1947 zegde de Nederlandse regering het verdrag op.

48 P.M.H. Groen, Marsroutes en dwaalsporen. Het Nederlands militair-strategisch beleid in Indonesië 1945-1950 (Heereveen 1991) 35, 49, 62.

49 P. Romijn, ‘Learning on “the job”: Dutch war volunteers entering the Indonesian war of independence, 1945-46’, in:

Journal of Genocide Research 14 (2012) 317-336.

50 Spoor-Dijkema, Achteraf kakelen de kippen, 13. 51 De Moor, Generaal Spoor, 204.

(29)

29

gehele situatie zienderogen af zoals wij reeds voorspelden’. Het was nu of nooit, dit slepend ge-doe kon niet langer worden volgehouden, het tastte het moreel van de Indonesische bevolking en het leger aan, aldus Spoor.52 Een doorstoot was nodig, om de ‘Djokjase onruststokers’,

waar-mee Spoor, de leiding van de Republiek Indonesia bedoelde, ‘eens en voor altijd de mond te snoeren’.53

De onderhandelingen liepen stuk en Nederland lanceerde in december 1948 opnieuw een groot militair offensief tegen de Republiek: de Tweede Politionele Actie. ‘Dit was een unieke kans om in een klap af te rekenen met de Indonesische Republiek’, schreef Spoor zijn Mans. Het verliep allemaal volgens plan, vond Spoor. Binnen de kortste keren was de toenmalige hoofd-stad Djokja veroverd en de leiding van de Republiek gevangengenomen. Spoor genoot ervan, ‘veel vuurwerk’, zoals hij zijn vrouw schreef.54

Opnieuw maakte zware internationale druk een eind aan de actie in januari 1949. Deze on-derneming met 120.000 -150.000 Nederlandse soldaten was de meest grootschalige militaire onderneming in de Nederlandse geschiedenis. Naar schatting zijn er tussen de 4.000 en 6.000 Nederlandse militairen omgekomen. Aan Indonesische zijde zijn globaal gerekend 100.000

mensen omgekomen.55

De Republiek Indonesia slaagde erin een groot deel van de bevolking achter zich te krijgen. Zo ontaardde een operatie om de vooroorlogse koloniale orde te handhaven in een guerrillas-trijd van ongekende omvang.56 Volgens veel historici ging het bij het terugwinnen van de

Indo-nesische kolonie na de Tweede Wereldoorlog naast het status-belang ook om de niet geringe economische belangen die Nederland had in de kolonie.57

Onderhandelingen en geweld wisselden elkaar af. Vooral na de Tweede Politionele Actie es-caleerde de guerrillaoorlog en de poging haar te onderdrukken. Er was een wapenstilstand afge-sproken, maar daar hield niemand zich aan. De situatie was uitzichtloos en in de strijd was aan beide zijden veel grensoverschrijdend geweld. Onder internationale druk van vooral Amerika en de Verenigde Naties vond uiteindelijk op 27 december 1949 de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië plaats. Daaraan waren ruim vier jaar voorafgegaan van militaire en politieke strijd. Aanvankelijk steunde de Nederlandse politiek de strijd breed, maar in de volgende decennia zou de zin en legitimiteit van de oorlog steeds meer in twijfel worden getrokken.

52 Citaten uit de gehele alinea zijn ontleend aan persoonlijke brief van de Generaal aan een vertrouwde vriend, die te vinden is in Schilling, Spoor, onze generaal, 139.

53 Schilling, Spoor, onze generaal, 78. Citaat ontleend uit Strijdkrachten-orgaan Wapenbroeders waarin Spoor schreef over de politieke situatie en maatregelen uiteenzette.

54 Spoor-Dijkema, Achteraf kakelen de kippen, 209.

55 S. Scagliola, ‘The silences and myths of a ‘Dirty War’: coming to terms with the Dutch-Indonesian decolonization war’, in: European Review of History 14 (2007) 235-262, aldaar 239.

56 Romijn, ‘Learning on “the job”, 320; zie ook J.A.A. van Doorn, Gevangen in de tijd. Over generaties en hun geschiedenis (Amsterdam 2002) beschikbaar via de website, http://dbnl.org/tekst/door036geva01_01/door036geva01_01.pdf. 57 Zie o.a. B. Luttikhuis en A.D. Moses, ‘Mass violence and the end of the Dutch colonial empire in Indonesia’, in: Journal

(30)

30

POLITIEKE ECHTGENOTE IN OORLOGSTIJD

Leven wordt bepaald door de omstandigheden

Begin jaren veertig vluchtte Mans Galis als gevolg van de Japanse invasie van Indië naar een nieuw leven in Australië. Ze liet de Nederlandse kolonie, vrienden, maar ook haar man achter en kwam slechts met een koffertje met wat kleren en 200 Indische gulden aan in het noorde-lijk gelegen Port Darwin in Australië. De overgang was groot, maar ze kreeg er ook veel voor terug. Ze werd niet alleen een zelfstandig werkende vrouw, maar ze ontmoette daar ook Simon H. Spoor met wie ze een relatie kreeg. Spoor, die uit een zeer artistieke familie kwam van toneel-spelers, zangers en musici en zelf ook voortreffelijk viool kon spelen, was majoor in het KNIL en een carrière-soldaat, terwijl zijn vader concert-meester was bij het Concertgebouworkest. Simon (Siem voor intimi) Spoor werd in Australië in 1944 hoofd van de NEFIS, waar ook Mans Galis werkte.

Dit hoofdstuk gaat in op de beginnende relatie tussen Mans en Simon Spoor, de latere op-perbevelhebber van de Nederlandse troepenmacht tijdens het politiek-militair conflict met In-donesië. Welke impact had Tweede Wereldoorlog op haar leven? Hoe gaf ze haar nieuwe leven vorm? Hoe zag het koloniale huwelijk eruit? Wat voor echtgenote was Mans Spoor? Eerst ga ik in op haar werk bij de NEFIS en daarna behandel ik haar rol tijdens het huwelijk met generaal Spoor. Om de invloed van Mans Spoor als echtgenote in oorlogstijd beter te begrijpen gebruik ik een analogie met de Amerikaanse presidentsvrouwen. Dit is cruciaal om haar rol als echtgenote beter te begrijpen.

Een werkend leven

Mans Galis was begin 1942 in Australië aan gekomen. Er was al geen sprake meer van, dat ze vanuit Darwin nog naar Indië zou kunnen gaan om zich bij haar man, Klaas Galis, te voegen. Klaas Galis kwam met honderdduizend andere Nederlanders in een Japans interneringskamp terecht.58 Slechts rond de 1500 Nederlanders wisten vóór de capitulatie Australië te bereiken.

58 Na de internering ging bestuursambtenaar K.W. Galis (1910-1999) terug naar Nieuw-Guinea. Naast zijn

bestuurlijke taken ontwikkelde Galis een wetenschappelijke belangstelling voor oudheden, talen en etnografische bijzonderheden van het eiland. Hij publiceerde hierover in Bijdragen tot de Taal- Land- en Volkenkunde en een groot deel van zijn rapporten zijn in typoscript bewaard gebleven in het Rijksarchief in Den Haag. Tot 1962 zou hij in Nieuw-Guinea blijven. De rest van zijn leven zou hij zich bezighouden met het schrijven van de Bibliographie van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De werknemer en de vaste coach hebben gemiddeld iedere drie weken een sessie van een uur om invulling te geven aan de zoektocht naar nieuw werk.. Aangevuld met ad hoc

• Om u voor het eerst door het Ministerie van I&amp;M en onze veiligheidsregio bij te laten praten over de gevolgen van de Wet Basisnet voor uw omgeving.. We zoomen vooral in op

Alleen als mijn kleren stuk waren kreeg ik op mijn donder, want er was niet veel geld.. In de Nieuwe Zeister Courant had je een rubriek, Oom

Maar Ik zal er niet altijd zijn.’ Jezus geeft Maria een hand, en Maria staat op.. Ze veegt haar

Zo willen we in onze parochie ook kerk zijn… een parochie in het kleur van de liefde, die in alle vrijmoedigheid present is.. We willen ons tegelijk door de heilige Clara

Over de aanbeveling van de Rekenkamer dat de sturing van ministerie en Raad van Bestuur van NS tot het moment van uitplaatsing nader op elkaar moet worden afgestemd, merkt de

Loui- se DeGreef: „De meesten kennen Franciscus wel als vredesapostel, van zijn liefde voor de natuur of zijn aandacht voor de

Op basis van deze feromo- nen begonnen studies om het processiegedrag van de rupsen te onderbreken, met als doel plaagbeheersing: valse sporen uitzetten zodat de aanwezige soort