• No results found

Op zoek naar een tweede thuis

Door kringen in Den Haag waar mevrouw Spoor werkte en haar nieuwe baan als voorzitter van het Comité van Spijtoptanten leerde mevrouw Spoor Tjalie Robinson kennen. Mevrouw Spoor en de andere repatrianten werden geacht zich stilletjes aan te passen aan het leven in Nederland. Ze zwegen niet allen; de schrijver en activist Tjalie Robinson (1911-1974) werd de verpersoonlijking van de zelfbewuste Indo. Hij stelde zich tot doel de herinnering aan de Ne- derlands-Indische cultuur levend te houden, of zoals hij zelf uitdrukte ‘te ijveren voor leven- de monumenten van een onsterfelijk verleden’. Hij hekelde net zoals mevrouw Spoor graag de kleinheid en benepenheid van het calvinistische Nederland. Met zijn tijdschrift Tong Tong vroeg hij onvermoeibaar aandacht voor de geschiedenis van Nederlands-Indië en de Indo-cultuur.154

Robinson organiseerde de jaarlijkse Pasar Malam Besar in Den Haag en zocht naar mogelijk- heden voor een Indisch bestaan buiten de Hollandse of Indonesische grenzen. Hij vondat dat er in het koude Nederland geen toekomst bestond voor de voormalige koloniale bewoners en dat

153 Interviewmateriaal gekregen van Stichting de Stobbe (2007). De transcriptie heb ik zelf gemaakt. 154 W. Willems, Tjalie Robinson. Biografie van een Indo-schrijver (Amsterdam 2009) 440.

63

maakte het des te urgenter dat er nagedacht diende te worden over de mogelijkheden van een Indisch bestaan buiten Nederland. De doorsnee repatriant brak daar niet dagelijks zijn hoofd over, maar een onuitgesproken gevoel van onbehagen was wijdverbreid.

Ondanks de teleurstellende jaren vijftig rond haar werk voor de gerepatrieerden herpakte mevrouw Spoor zich begin jaren zestig. Ze vond een nieuwe baan als voorzitter van het docu- mentatie-orgaan van het Comité Nationale Actie Steunt Spijtoptanten Indonesië. Dit fonds zet- te zich in voor de groep repatrieerden die in eerste instantie voor het Indonesische burgerschap hadden gekozen maar dat spijt van hadden gekregen en terug naar Nederlands kwamen. Het is niet duidelijk of Mans ook door gaat met haar werkzaamheden voor het Mevrouw Spoor-fonds, waarschijnlijk waren deze toch niet zo succesvol genoeg.

Robinsons hield in 1962 hield een aantal lezingen in de Rode zaal van de Haagse Dierentuin waarin hij mensen probeerde te enthousiasmeren voor een project in Spanje. Robinson zocht geldschieters voor een ‘Indisch dorp’ onder de warme Spaanse zon. Zijn idee was dat in Spanje wellicht iets te hervinden viel van de thuissfeer en het leefklimaat in het oude Indië, zeker voor de wat oudere repatriant met een bescheiden beurs. Robinson vond een plek dichtbij Malaga waar de grond nog niet zo duur was en hij zijn idealistische plannen wilden bewerkstelligen.155

Mevrouw Spoor was enthousiast en ging zich inzette voor een Spaanse kolonie voor voor- malig bewoners uit Nederlands-Indie. Hiermee naderden twee werelden elkaar: de Indische gemeenschap en de oud-kolonialen. Mevrouw Spoor behoorde als volbloed ‘blanke’ niet tot de Indische gemeenschap. Ze was uit Nederland naar Indië gegaan en daar niet geboren. Desal- niettemin door haar gevoel van onbehagen over Nederland liet mevrouw Spoor zich beinvloe- den door de Indische gemeenschap.

Voortaan vonden de vergaderingen over El Atabal bij haar thuis plaats. Ze werd voorzitter van de stichting El Atabalal die het stuk grond in Zuid Spanje aankocht. De journalist Pierre Huyskens schreef begin jaren zestig, in Elseviers Weekblad dat: ‘dankzij de weergaloze colportage van generaal Spoors weduwe, mevrouw H.T. Spoor-Dijkema en de gewekte interesse, de helft van de koopsom voor de grond is gekristalliseerd’.156

Het project maakte een voortvarende start maar verzandde daarna langzamerhand in een discussie over de mensen die zich in El Atabel zouden gaan vestigen. Mevrouw Spoor en Tjalie Robinson hadden hier verschillende met elkaar onverenigbare opvattingen over. Robinson wil- de een gezellige Indische plek; een warm thuis voor de kleine man en vrouw. Mevrouw Spoor was daarentegen meer commericeel ingesteld en trok aan het langste eind. Tjalie Robinson was er niet ingeslaagd zijn idealistische doelstellingen voor de Indo-gemeenschap te realiseren.157

Initiatiefnemer Robinson vertrok naar Amerika om zich bij zijn gezin te voegen. Hij liet de

155 Willems, Tjalie Robinson, 441.

156 P. Huyskens, ‘De eerste steen voor “El Atabal”. Nederlands-Indisch dorp aan de Spaanse zuidkust,’ in: Elseviers

Weekblad, 4 april 1964. Geraadpleegd via de website: http://archief.elsevier.nl/srch/query.do.

157 Uit een ingezonden brief van Tjalie Robinson naar het Indische tijdschrift Tong Tong, 15 november 1966 haal ik dat Robinson zich sinds het oorspronkelijke plan verlaten is zich geheel heeft teruggetrokken. In zijn brief laat hij weten dat ‘men het dorp mag noemen zoals men wil – het dorp van Tjalie of het dorp van mevrouw Spoor – ik heb er sinds 1964 geen enkele bemoeienis mee gehad.’

64

uitvoering van zijn plannen aan de stichting over. Doordat zijn gezaghebbende stem nu op af- stand was veranderde de koers van de Stichting El Atabal geleidelijk. Daarover zei mevrouw Spoor tegen een journalist van De Telegraaf:

Het is altijd moeilijk om zonder geld zulke idealistische plannen te maken. Daarom hebben we later de doelstellingen wat verruimd; ofschoon er inderdaad veel

teruggekeerden uit Indonesie zullen gaan wonen, mag er nu iedereen komen die er een huis wil kopen.158

Na een paar vergaderingen liet mevrouw Spoorde intitatiefnemer van het geheel weten dat El Atabal niet mocht uitgroeien tot een soort Indische kampong. Op papier mocht het idee van een dorp voor iedereen er aardig uitzien, maar waarom zou de vennootschap dure grond opofferen aan goedkope huisjes? Haar argument raakte een gevoelige snaar bij de commercieel ingestelde financiers.159

De sociaal historiucs Wim Willems schrijft in zijn biografie over Tjalie Robinson: ‘Zij wilde het liefst mensen van haar eigen niveau om zich heen. Dat het plan steeds meer naar de welva- rende afkomst en achtergrond opschoof, bleek alleen al uit de pasages in de wervingsbrochure over het bediendeverblijf. Indische repatrianten met weinig kapitaal hadden het nakijken, want inschrijvers met behoefte aan een grotere woning en een ruimer erf kregen de overhand. De ar- chitect speelde daar ook op in door garages, wc’s voor bedienden toe te voegen’, aldus Willems.160

Daarmee tekenden de contouren van een dorp voor de elite uit de voormalige kolonie. Al bij haar eerste kennismaking met Malaga zou mevrouw Spoor tijdens een diner in een plaatselijk restaurant hebben gezegd dat de plek haar deed denken aan de jachtclub in de haven van Het Bataviase Tandjong Priok. De onenigheden tussen Tjalie Robinson en mevrouw Spoor liepen verder op. Ze verzette zich dan ook hevig toen de naam van El Atabal na aankoop van de grond veranderd zou worden in Tong Tong als openlijk eerbetoon aan de bedenker van het plan. ‘Over mijn lijk’, schijnen haar woorden te zijn geweest. Mevrouw Spoor maakte handig gebruik van de ruimte die ze als voorzitter van de stichting kreeg doordat Tjalie Robinson naar Amerika was vertrokken.161

Mevrouw Spoor had een vrij uitgesproken mening over Indische jongens die elkaar de bal toespeelden, waar ze naar eigen zeggen als totok met jaren tropenervaring wel raad mee wist. Robinson had allang geen greep meer op het geheel. Wat er in Malaga gebeurde had niet lan- ger zijn zegen: een gezellige Indische plek voor iedereen was volgens hem nooit van de grond gekomen. Het zou meer een nederzetting worden voor de mensen die er toch al warm bij za- ten. Het dorp groeide uit tot een dorp voor bemiddelde repatrianten. Het eindresultaat was dat

158 ‘Bugalows bouwen op een Spaans landgoed’, in: De Telegraaf, 2 januari 1965. In het interview zegt mevrouw Spoor dat ze er gaat wonen.

159 Willems, Tjalie Robinson, 439. 160 Ibidem, 440.

65

mevrouw Spoor haar zin kreeg omdat daar commercieel gewoon meer aan te verdienen viel.162

Mevrouw Spoor woonde zes jaar in Spanje. 163

In de jaren 70 schreef een journalist van het NRC Handelsblad over de bevolking op El Atabal: Het bestaat voor 90 procent uit Nederlanders, waarvan weer 90 procent oud-

Indischegangers: planters, gepensioneerde officieren, oudambtenaren van het

binnenlands bestuur, in het algemeen mensen die na de tropische jaren moeite hadden om zich aan het Nederlandse klimaat, zowel letterlijk als figuurlijk, aan te passen.164

Ondanks dat mevrouw Spoor zakelijk veel succes had in El Atabal bleef ze zich onbegrepen voe- len, het vertrek naar Spanje kon dit gevoel niet bij haar wegnemen.

In het volgende hoofdstuk zullen we zien dat mevrouw Spoor als weduwe het meer op ging nemen voor de reputatie van haar man en daardoor in een vorm van radicaliteit verzeilde. Ze ontwikkelde zich nog meer tot voorvechtster voor diegenen die in Indonesië in de oorlog had- den gevochten. Toen mevrouw Spoor na zes jaar voorgoed terug was in Nederland bezocht ze reüniedagen en bijeenkomsten met oud-KNIL’ers, oorlogsvrijwilligers en dienstplichtigen. Op deze dagen hekelde ze de lafheid van een land dat militairen uitzond naar een ver oord en ver- volgens toen de politieke inzichten geheel veranderden het ongemak over dit optreden uitstort- te over de hoofden van de veteranen.165

162 Willems, Tjalie Robinson, 440- 444.

163 Vogelaar, ‘In de clinch met kakelende kippen’. Mevrouw Spoor zegt in het interview dat ze de eerste vier jaar vanuit een kantoor in Nederland werkte, daarna ‘woonde ik zes jaar in Spanje. Zo bouwden we een Indisch dorp, El Atabal’. 164 F. de Ruiter, ‘In Nederland zijn we vreemden’, in: NRC Handelsblad, 24 juli 1971.

165 Uit de knipselcollectie van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) over generaal Spoor; P. Meershoek, ‘De moeder van het KNIL. Weduwe van generaal Spoor: “We hebben ook goeie dingen in Indië gedaan”’ in: Zwolse Courant 9-10-93.

66

WEDUWE EN HERINNERINGSACTIVISTE