• No results found

WAARBORGEN TER VERWEZENLIJKING RECHTEN VAN DE VERDACHTE

In document DE VERDACHTE IN BEELD (pagina 63-67)

De toepassing van videoconferentie om de participatie van de verdachte in zijn proces mogelijk te maken is onder omstandigheden niet strijdig met nationaal en internationaal recht en moet volgens het EHRM mogelijk zijn als de rechten van de verdachte op een eerlijk proces voldoende kunnen worden gewaarborgd. Het EHRM heeft zich in enkele uitspraken uitgelaten over de vraag of de deelname van de verdachte via videoconferentie een schending van artikel 6 EVRM zou opleveren en welke waarborgen het hierbij van belang acht.

Ook in de al eerder genoemde memorie van toelichting op de wet die het gebruik van videoconferentie in de Wetboeken van Strafrecht en Strafvordering in 2004 introduceerde, schreef de minister hierover dat

eventueel door de toepassing van videoconferentie beperkte verdedigingsrechten gecompenseerd dienen te worden om de eerlijkheid van het proces in de zin van artikel 6 EVRM te waarborgen.96 Ook stelde de minister dat de openbaarheid van de zitting niet zou worden geschonden als het publiek in de zittingszaal de

videoconferentie adequaat kan volgen.97 In deze paragraaf wordt eerst besproken welke eisen voortvloeien uit de relevante rechtspraak ten aanzien van de waarborgen ter verwezenlijking van de rechten van de verdachte en vervolgens welke doelen als legitiem worden gezien om videoconferentie toe te passen in beperking van het aanwezigheidsrecht.

96 Machielse, in: Noyon/Langemeijer/Remmelink Strafrecht, art. 78a Sr, aant. 3 (online, bijgewerkt 26 september 2017).

2.3.1 EHRM-JURISPRUDENTIE

Zoals hierboven is besproken kwam het EHRM in de zaak Marcello Viola t. Italië tot de conclusie dat het toepassen van videoconferentie geen schending van artikel 6 EVRM hoeft op te leveren mits wordt voorzien in de juiste waarborgen. In het oordeel of videoconferentie mag worden toegepast is dus cruciaal in hoeverre het belang en de rechten van de verdediging zijn beschermd.98

De manier waarop videoconferentie wordt gebruikt moet de rechten van de verdediging waarborgen. Uit de rechtspraak volgt dat de verdachte in staat moet zijn om de aanwezigen in de zittingszaal te zien en te horen en andersom moeten de andere partijen de verdachte kunnen zien en horen. Tevens moet de mogelijkheid bestaan om via de videoconferentie de rechtbank te adresseren en om een verklaring af te leggen. De verbinding tussen detentiefaciliteit en rechtszaal moet van voldoende kwaliteit zijn voor de verdachte om in zijn proces te participeren. Verder is het van belang dat de raadsman het recht heeft om aanwezig te zijn op de locatie waar de verdachte zich bevindt. Hierdoor heeft de verdachte de keuze raadsmannen te hebben op zowel de locatie waar hij zich bevindt als in de rechtszaal. Uit de rechtspraak volgt dat de rol van de raadsman cruciaal is als waarborg. Louter het toewijzen van een raadsman is onvoldoende om de effectiviteit van die bijstand te garanderen.99 Specifiek is het noodzakelijk dat de verdachte vertrouwelijk met zijn raadsman kan communiceren, zodat de raadsman bijvoorbeeld vertrouwelijke instructies kan ontvangen zonder dat dit wordt afgeluisterd.100 Het recht van de verdachte op toegang tot de raadsman mag worden ingeperkt als hiervoor goede redenen bestaan en dit in het licht van het geheel van de procedure de verdachte niet heeft geschaad in zijn recht op een eerlijk proces.101 Elke maatregel die de rechten van de verdediging inperkt, moet noodzakelijk zijn en als er een minder ingrijpende maatregel nodig is, moet die worden toegepast.102 Zoals boven beschreven, werd in de Marcello Viola t. Italië zaak het gebruik van videoconferentie in de hoger beroepsprocedure geaccepteerd ondanks dat er geen instemming van de verdachte was en tijdens de procedure de feiten en het bewijs opnieuw ter beoordeling stonden. Het EHRM hechtte daarbij belang aan de waarborgen dat er de mogelijkheid werd geboden om een tweede advocaat te hebben zodat er zowel een advocaat in de zittingszaal als bij de verdachte aanwezig kon zijn103 en dat de videoconferentie-lijn beveiligd was tegen interceptie.104

Het belang van de mogelijkheid tot vertrouwelijke communicatie, ongeacht de locatie van de raadsman, is in verschillende zaken naar voren gekomen. In Zagaria t. Italië benadrukte het EHRM dat het toepassen van videoconferentie geen inbreuk mag maken op de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en verdachte. In deze zaak stond ook een lid van de maffia terecht via videoconferentie (in eerste aanleg) en hadden de autoriteiten het vertrouwelijke overleg tussen de raadsman in de zittingszaal en de verdachte in detentie afgeluisterd. Het EHRM oordeelde dat dit inbreuk maakte op de rechten om de verdediging effectief uit te oefenen.105

98 EHRM 24 november 1993 appl. no. 13972/88 (Imbrioscia t. Zwitserland), par. 38; EHRM 13 mei 1980 appl. no. 6694/74 (Artico t. Italië) par. 33; EHRM 5 oktober 2006, appl. no. 45106/04 (Marcello Viola t. Italië), par. 55-56.

99 EHRM 5 oktober 2006, appl. no. 45106/04 (Marcello Viola t. Italië), par. 60.

100 EHRM 5 oktober 2006, appl. no. 45106/04 (Marcello Viola t. Italië), par. 61.

101 EHRM 12 mei 2005, appl. no. 46221/99 (Öcalan v. Turkey), par. 133; EHRM 5 oktober 2006, appl. no. 45106/04 (Marcello Viola t. Italië), par. 61.

102 EHRM 5 oktober 2006, appl. no. 45106/04 (Marcello Viola t. Italië), par. 62.

103 EHRM 5 oktober 2006, appl. no. 45106/04 (Marcello Viola t. Italië), par. 41. Zie ook EHRM 9 november 2006, appl. no. 26260/03 (Golubev t. Rusland) en EHRM 26 juni 2008, appl. no. 15435/03 (Shulepov t. Rusland) waar het gebruik van videoconferentie zonder aanwezigheid van een advocaat wordt beoordeeld als schending van artikel 6 EVRM.

In de zaak Sakhnovskiy t. Rusland werd het vereiste van vertrouwelijkheid van overleg tussen de verdachte en raadsman nader beschouwd. Het ging hier om een hoger beroepsprocedure en om een verdachte die geen instemming verleende aan het gebruik van videoconferentie maar waar dit desalniettemin werd gebruikt. In

casu had de verdachte, die gedetineerd was, verzocht om in persoon aanwezig te zijn bij de behandeling in

hoger beroep. Het Russische Hooggerechtshof besloot via videoconferentie over het bezwaar van de

verdachte om via videoconferentie te worden berecht. Het verwierp dit verzoek en overwoog dat het gebruik van videoconferentie voldoende was om ervoor te zorgen dat de verdachte de zitting zou kunnen volgen en bezwaren te maken waar nodig, en dat deze vorm van participeren in een strafproces niet minder effectief zou zijn dan als hij persoonlijk aanwezig zou zijn in de zittingszaal. Direct na deze uitspraak werd de verdachte aan zijn nieuwe advocaat voorgesteld, die aanwezig was in de zittingszaal van het Hooggerechtshof en kreeg vijftien minuten om vertrouwelijk te overleggen voordat de strafzitting begon.

Het EVRM overwoog dat artikel 6 lid 1 juncto artikel 6 lid 3 EVRM vereist dat een verdachte kan communiceren met zijn advocaat zonder het risico te lopen te worden afgeluisterd. Het moet mogelijk zijn voor de advocaat om vertrouwelijke instructies te krijgen zonder enig toezicht, omdat anders het recht op een eerlijk proces niet “practical and effective” is.106 Het gebruik van videoconferentie hoeft in beginsel niet in strijd te zijn met het recht op een eerlijk proces, maar dan moet worden gegarandeerd dat de verdachte de zaak kan volgen en kan worden gehoord zonder enige technische belemmering en dat effectieve en vertrouwelijke communicatie met een advocaat mogelijk moet zijn.107 In de onderhavige zaak moest de verdachte echter gebruikmaken van de videoconferentielijn die was geïnstalleerd en werd bediend door de staat.108 Het EHRM oordeelde dat de manier waarop videoconferentie werd gebruikt het recht op een eerlijk proces wel degelijk had geschonden, omdat de verdachte zich terecht ongemakkelijk had mogen voelen over de vertrouwelijkheid van de

communicatie met de raadsman aangezien deze was geïnstalleerd door en verliep via de staat.109 Daarbij werd ook opgemerkt dat de verdachte niet de mogelijkheid had gehad om zowel een raadsman in de rechtszaal als bij hem in de detentiefaciliteit aanwezig te hebben.

In de ontvankelijkheidsbeslissing Golubev t. Rusland, waar het ging om een hoger beroep waarin geen nieuw bewijs werd behandeld, werd ook overwogen dat er geen sprake van schending van artikel 6 EVRM was omdat de verdachte twee advocaten had die aanwezig waren in de zittingszaal en de verdedigingsargumenten konden onderbouwen, de verdachte in vertrouwen met zijn advocaten kon overleggen voorafgaand aan de zitting en de mogelijkheid had om ervoor te kiezen dat een van zijn advocaten op de detentielocatie zou zijn geweest om privé te kunnen overleggen.110

2.3.2 TUSSENCONCLUSIE: LEGITIEME DOELEN EN WAARBORGEN

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat videconferentie slechts mag worden toegepast als er voldoende waarborgen in acht worden genomen om de rechten van de verdachte te garanderen, maar ook dat de toepassing van videoconferentie alleen mag als dit een legitiem doel dient. Uit de rechtspraak volgt een aantal voorbeelden van legitieme doelen, namelijk de bescherming van de openbare orde,

veiligheidsmaatregelen, het risico dat de gedetineerde kans heeft contact te maken met criminele connecties, het voorkomen van misdaad, vluchtgevaar, getuigen- en slachtofferbescherming, de naleving van de redelijke termijn-vereisten, en het belang van voortvarende afhandeling van een proces, ook met het oog op de

106 EHRM 2 november 2010, appl. no. 21272/03 (Sakhnovskiy t. Rusland), par. 97.

107 EHRM 2 november 2010, appl. no. 21272/03 (Sakhnovskiy t. Rusland), par. 98.

108 EHRM 2 november 2010, appl. no. 21272/03 (Sakhnovskiy t. Rusland), par. 104.

109 EHRM 2 november 2010, appl. no. 21272/03 (Sakhnovskiy t. Rusland), par. 104.

caseload van de rechtbank. Als er sprake is van een dergelijk legitiem doel en er waarborgen zijn die ervoor zorgen dat de verdachte niet beperkt wordt in het uitoefenen van zijn verdedigingsrechten, kan voorbijgegaan worden aan de wens van de verdachte als deze niet instemt met het gebruik van videoconferentie.

Concluderend gaat het bij de waarborgen die van belang zijn voor het garanderen van de rechten van de verdachte bij de toepassing van videoconferentie er in de kern om dat de verdachte zijn verdedigingsrechten daadwerkelijk uit kan oefenen en geen wezenlijk nadeel ondervindt door de deelname via videoconferentie.111

Hierbij is de rol van de raadsman erg belangrijk. Het recht om raadsmannen te kunnen hebben op zowel de locatie waar de verdachte zich bevindt als in de rechtszaal wordt van groot belang geacht.112 Ook moet de verdachte voldoende tijd en mogelijkheid hebben om met zijn raadsman te kunnen overleggen. Daarnaast moet de verdachte met zijn advocaat vertrouwelijk kunnen communiceren zonder het risico te lopen te worden afgeluisterd. Het moet daarbij specifiek mogelijk zijn voor de advocaat om vertrouwelijke instructies te krijgen zonder enig toezicht. Tevens moet zijn gegarandeerd dat de lijn die wordt gebruikt voor de

videoconferentie is beveiligd tegen afluisteren. Daarnaast is van belang dat de verdachte in staat is om de aanwezigen in de zittingszaal te zien en te horen en dat de verdachte kan worden gezien en gehoord door de andere partijen, de rechter, de getuigen en het publiek. Ook is het van belang dat de verdachte de

mogelijkheid heeft om via de videoconferentie de rechtbank te adresseren en om te kunnen verklaren om zo tegemoet te komen aan het onmiddellijkheidsbeginsel. Verder is het belangrijk dat de verbinding tussen de zittingszaal en de plaats waar de verdachte zich bevindt van voldoende kwaliteit is en geen problemen oplevert voor de overdracht van beeld en geluid, zoals vertraging of dat de synchronisatie tussen beeld en geluid te veel uiteenloopt.

3 INTERNATIONALE REGELGEVING INZAKE VIDEOCONFERENTIE IN HET STRAFPROCES

Nadat in het vorige hoofdstuk de spanningen zijn besproken die de toepassing van videoconferentie voor de verdachte in het strafrecht met zich meebrengen en welke afwegingen hierbij moeten worden gemaakt, gaan de volgende hoofdstukken in op de manier waarop de toepassing van videoconferentie wettelijk is geregeld en hoe hier in de rechtspraktijk mee om wordt gegaan. In dit hoofdstuk worden de bestaande internationale en Europese regelingen besproken inzake het gebruik van videoconferentie in het strafproces. Internationale en Europese regelingen inzake het gebruik van videoconferentie in strafzaken lopen voor op de regeling in het Nederlandse recht en hebben die regeling ook beïnvloed.

In dit hoofdstuk wordt specifiek ingegaan op de regelingen ten aanzien van het gebruik van videoconferentie in het strafproces en de strafrechtelijke samenwerking, de (wettelijke) eisen, voorwaarden en waarborgen voor het gebruik van videoconferentie in het strafproces en het e-Justice beleid van de Europese Unie (EU). Daarna wordt ingegaan op het verdrag dat Nederland en Oekraïne in 2008 sloten over de berechting van mogelijke verdachten voor het neerhalen van vlucht MH17 en de mogelijkheid videoconferentie hiervoor te gebruiken.

In algemene zin wordt hier alvast opgemerkt dat het internationale en Europese recht geen verbod op het gebruik van videoconferentie in het strafproces kennen. In beginsel is het gebruik van videoconferentie dan ook toegestaan, zowel binnen de eigen landsgrenzen – tenzij het nationale recht een dergelijk verbod kent – als in het kader van de wederzijdse rechtshulp. Door de Verenigde Naties (VN) wordt het gebruik van videoconferentie zelfs gestimuleerd, bijvoorbeeld in het kader van de bestrijding van grensoverschrijdende misdaad en worden technische standaarden vastgesteld en ontwikkeld waarmee de gebruikte apparatuur en de verbindingen kunnen worden geüniformeerd. Verder heeft het nauwe samenwerkingsverband van de EU, waarin het streven is gericht op zo effectief mogelijke samenwerking op het gebied van de bestrijding van (grensoverschrijdende) strafbare feiten, een impuls gegeven aan de ontwikkeling van regelgeving en beleid ten aanzien van het gebruik van videoconferentie in het strafproces op EU-niveau, in de bilaterale betrekkingen tussen lidstaten en tussen lidstaten en andere landen, en binnen staten.

In document DE VERDACHTE IN BEELD (pagina 63-67)