• No results found

Ervaringen in de praktijk

In document DE VERDACHTE IN BEELD (pagina 106-111)

4.4 TOEPASSING IN DE PRAKTIJK

4.4.2 Ervaringen in de praktijk

BINNENLANDSE TOEPASSING

Rechter Mascha de Boer van de Rechtbank Amsterdam legt uit dat bij raadkamerzittingen al jaren het uitgangspunt is om videoconferentie te gebruiken, tenzij er een reden is om dat niet te doen. Daarbij hielden ze, voordat het Besluit in 2020 werd gewijzigd, de uitzonderingen aan die in het Besluit videoconferentie stonden, en paste de rechtbank het dus bijvoorbeeld niet toe bij een vermoeden van psychische problemen. De Rvdr gaf in 2019 aan dat werd verwacht dat raadkamerprocedures binnen afzienbare tijd bijna volledig via

290 Rechtbank Limburg, Werkbeschrijving Kabinet RC Videotoetsing, beschikbaar bij onderzoekers.

telehoren zullen worden afgedaan, en dat dit mogelijk ook zal worden doorgetrokken naar andere bijzondere, kortlopende procedures, zoals rekesten en sommige zittingen van de Internationale Rechtshulpkamer (IRK).292

De Boer wijst erop dat er een kwaliteitsverschil is bij het gebruiken van videoconferentie ten opzichte van fysieke aanwezigheid. Tegelijkertijd geldt dat het wel werkt, met name bij korte behandelingen van zo’n tien tot twintig minuten, ondanks dat technische problemen regelmatig voorkomen. Er is bij de Rechtbank Amsterdam een draaiboek waarin staat omschreven wie waarvoor verantwoordelijk is, en daarmee ook een vaste werkwijze. Een speciale dienst en de griffier zorgen ervoor dat het verhoor via videoconferentie wordt ingepland en voorbereid. Als uitgangspunt is er een week van tevoren een testafspraak. Als de test niet goed gaat, dan wordt er een nieuwe test georganiseerd, of gaat het videoverhoor niet door. Tijdens het verhoor moet iedereen goed in beeld zijn en stukken moeten ook goed te zien zijn. Advocaten kiezen daarbij zelf of ze bij hun cliënt willen zijn of bij de rechter. In de ervaring van De Boer is er niet echt een conclusie te trekken of advocaten vaker het een of het ander doen: er zijn voordelen voor beide situaties te bedenken en advocaten wegen dat tegen elkaar af en maken dan een keuze. De Boer vertelt dat in de nieuwe Rechtbank Amsterdam die momenteel gebouwd wordt, alle ruimtes worden ingericht voor videoconferentie.

De Boer legt uit dat ze nadat de verbinding tot stand is gekomen eerst nagaat of iedereen goed in beeld is en te verstaan is. Iedereen stelt zich voor. Het is daarbij voor haar van belang dat de verdachte zich prettig bij de situatie voelt, en zo ook hoe andere betrokken het ervaren, zoals de advocaat en de tolk. Daarnaast is het van belang te constateren of het lukt om goed in gesprek te gaan, of ze beelden kan laten zien, geluiden kan laten horen, en echt in contact kan zijn met de andere deelnemers. Daarbij is vooral van belang dat er geen vertraging in de lijn zit, omdat je iemand ook moet kunnen onderbreken en moet kunnen bevragen. Alvorens aan te vangen met de inhoudelijke behandeling, wil zij zo dus eerst vaststellen dat aan de voorwaarden hiervoor zijn voldaan.

In haar huidige functie als rechter-commissaris gebruikte De Boer voor de coronacrisis in principe nooit videoconferentie bij voorgeleiding. Ze wil de persoon in kwestie kunnen zien. Ze legt uit dat ze de persoon dan zonder toga in de werkkamer ontvangen en dat het er dan om gaat om een goede inschatting te maken over hoe nu verder. De persoon ziet dan voor het eerst een rechter, vaak voor het eerst in hun leven. En er staat veel op het spel, vrijheidsontneming. Ook zijn de omstandigheden van het misdrijf waarvoor ze zijn gearresteerd soms nog letterlijk te zien, bijvoorbeeld nog bloed op de kleren. Je ziet hoe iemand aan komt lopen, hoe hij gaat zitten, wat hij aanheeft, hoe hij zich gedraagt. Dat krijg je niet of nauwelijks met videoconferentie. Een enkele keer dat voorgeleiding wel via videoconferentie ging, gebeurde dit uit veiligheidsoverwegingen.

Vanwege de coronacrisis is er wel een en ander veranderd, legt De Boer enkele maanden na de COVID-19 uitbraak uit. De Amsterdamse voorgeleidingen vinden nu (zoveel mogelijk) plaats via een videoverbinding met het cellencomplex van de politie. Hierdoor is er geen gedetineerdenvervoer van en naar de rechtbank nodig, wat contactmomenten scheelt tussen verdachten en vervoerders. Slechts als er te veel voorgeleidingen zijn of als een verdachte niet in staat is om via videoverbinding te worden gehoord (psychische redenen), dan wel bij andere bijzondere omstandigheden (aard en/of opvang van de verdenking) wordt een verdachte fysiek naar de rechtbank gebracht. De voorgeleidingen via videoconferentie verlopen redelijk als de verbinding goed is, zegt De Boer. “Helaas laat dit laatste nog weleens te wensen over. Bij haperende techniek is het heel lastig om goed te communiceren met de verdachte en dat geldt al helemaal als er ook nog vertaald moet worden door een tolk.” Daarnaast merkt De Boer op dat voorgeleiding via videoconferentie onpraktisch is voor de advocaat, die vaak voorafgaand aan een voorgeleiding nog even wil spreken met zijn cliënt. Dat lukt vaak niet, en dan

moet de advocaat gebruik maken van de videoruimte van de rechter-commissaris, die dan zijn of haar werkplek even moet verlaten zodat de advocaat in gesprek kan met zijn cliënt. “Dit is erg omslachtig en tijdrovend en ook onwenselijk, maar we laten dat uiteraard wel toe, in belang van de verdediging. Er zouden structureel betere voorzieningen moeten komen, ook voor de advocaat die zijn cliënt op een politiebureau wil spreken, al dan niet telefonisch.” Na enkele maanden ervaring met voorgeleiding via videoconferentie door de maatregelen in verband met corona concludeert De Boer dat als de techniek het doet en mits er betere voorzieningen komen, telehoren wel kan en praktisch is, maar dat de communicatie beperkt is en dat de rechter nauwelijks in staat is om lichaamstaal te lezen. Haar voorkeur gaat dan ook nog steeds uit naar fysieke voorgeleidingen zodra dit weer kan. De Boer geeft aan dat ze de indruk heeft dat haar collega-rechters het standpunt delen dat fysieke aanwezigheid van de verdachte de voorkeur heeft. Waar in het begin van de coronatijd bij pro forma zittingen (bijvoorbeeld als er besluiten moesten worden genomen over de voorlopige hechtenis) en bij tbs-verlengingszittingen gebruik werd gemaakt van videoconferentie, is men hiervan teruggekomen. De redenen zijn de haperende techniek, de beperkte beschikbare tijd, en de wens om de verdachte in persoon te zien en te horen.

Ook rechter Els Kole van de Rechtbank Den Haag lichtte na de COVID-19 uitbraak toe hoe de rechtbank Den Haag omging met de beperkende maatregelen die werden getroffen. Zo werd er in de eerste weken van de Coronacrisis meer apparatuur geïnstalleerd in de zittingszalen en in de gevangenissen. Met het nagenoeg sluiten van de rechtbanken per half maart 2020 werd het beleid bij de rechtbank Den Haag om alle niet-urgente zaken uit te stellen. Kole legt uit dat bij zaken die wel doorgang moesten hebben, zoals bij

strafrechtzaken als de gedetineerde een rechter moest zien, werd gevraagd of er afstand kon worden gedaan van het aanwezigheidsrecht en aanwezigheid via de gevolmachtigde advocaat kon lopen. Zo niet, dan werd er videoconferentie toegepast. Kole legt uit dat het aanwezigheidsrecht ook tijdens Corona gewaarborgd moet zijn maar dat door de anderhalve-meter-maatregel transport en beveiliging niet kan worden ingezet voor het vervoer van de verdachte naar de rechtbank. Met de mogelijkheid van besmettingsgevaar is men zich ook in de PI’s bewust van het gevaar dat iedereen loopt en de noodzaak van maatregelen. Kole legt uit dat de gang van zaken is dat het aan de voorzitter is om uiteindelijk te besluiten of videoconferentie wordt toegepast aan de hand van geldende regelgeving.

Kole vertelt dat het haar is meegevallen om over te schakelen naar videoconferentie. Maar het is wel degelijk een beperking, merkt ze wel op, want als rechter mis je een deel van de non-verbale communicatie. Juist voor strafzaken is dit echter heel belangrijk, bijvoorbeeld omdat zo’n 40% van de verdachten een laag IQ heeft of psychisch belast is, legt ze uit. Om een verdachte goed te kunnen begrijpen en in te spelen op zijn reactie, is meer nodig dan alleen de verbale communicatie of het beperkte beeld van videoconferentie. “Bijvoorbeeld, als iemand ongemakkelijk zit, dan valt dat mij op en dan pas ik mijn vragen daarop aan,” licht Kole toe. Dit soort signalen zijn moeilijker waar te nemen bij de toepassing van videoconferentie.

Kole geeft ook aan dat videoconferentie in de praktijk veel meer tijd kost. Het maken van de verbinding duurt langer, het gesprek vordert langzamer, simultaan vertalen door een tolk gaat niet. Het kost dus meer tijd en er zitten ook allerlei verborgen kosten aan.

Een probleem dat door alle voor dit onderzoek geïnterviewde praktijkbeoefenaars naar voren wordt gebracht is dat er nog altijd (te)veel technische problemen zijn. De Boer: “het gaat meestal goed, maar de problemen die opspelen zijn meestal van technische aard. Dan lukt het ondanks een goede test toch niet op de dag zelf, en gaat het verhoor dan onverwachts toch niet door, terwijl je niet altijd goed weet waar dat aan ligt.” Strafrechtadvocaat Tamara Buruma vertelt dat de techniek ook voor gebruik binnen Nederland te vaak hapert en dat dit echt moet worden verbeterd. In het kader van de internationale samenwerking is dit nog vaker een reëel probleem. Medewerkers van het Internationaal Strafhof in Den Haag geven ook aan dat zelfs de

verbinding met Nederlandse detentiecentra vaak niet voldoende is voor de gewenste kwaliteit voor een verhoorsituatie.293

Ondanks dat de techniek nog te vaak problemen oplevert is ook strafrechtadvocaat Buruma in beginsel niet tegen de toepassing van videoconferentie. “Het is niet ideaal, maar als er anders een getuige niet kan worden gehoord, dan is het beter om videoconferentie te gebruiken dan het verhoor niet te kunnen doen,” legt ze uit. En ook voor de verdachte ziet ze dat er bepaalde zittingen zijn waar videoconferentie ook voor de verdachte prettiger kan zijn, zoals regiezittingen.

Wel geeft Buruma aan dat videoconferentie een vertekend beeld geeft. De hoek waarin de persoon zit, hoe hij kijkt, bijvoorbeeld naar zichzelf kijkt in zijn scherm, als de kamer wat donker is: het heeft allemaal effect op hoe je overkomt, vaak ook onbewust.

INTERNATIONALE RECHTSHULP

In de internationale samenwerking in het kader van wederzijdse rechtshulp komt, naast de uitdagingen die gelden voor de toepassing van videoconferentie, erbij dat het lastig kan zijn om met andere landen samen te werken. Dat is overigens niet anders als het gaat om de samenwerking buiten de situatie van toepassing van videoconferentie.

Bij de behandeling van rechtshulpverzoeken worden tot nu toe geen verdachten gehoord via videoconferentie, legt De Boer uit. Maar het is nu wel uitgangspunt en steeds gebruikelijker om

videoconferentie toe te passen bij internationale getuigenverhoren als de getuige hiertoe bereid is. In een dergelijk geval neemt de rechtbank voor advies contact op met de Afdeling Internationale aangelegenheden en Rechtshulp in Strafzaken (AIRS) van het ministerie van Justitie en Veiligheid, bijvoorbeeld over de vraag of er een verdrag is voor wederzijdse rechtshulp waarin al afspraken zijn gemaakt over het gebruik van

videoconferentie, legt De Boer uit.

De Afdeling Internationale aangelegenheden en Rechtshulp in Strafzaken (AIRS) is de centrale autoriteit voor de internationale rechtshulp in Nederland, voor rechtshulp met landen buiten de Europese Unie. AIRS is samen met de Internationale Rechtshulp Centra (IRC’s) verantwoordelijk voor de uitvoering van internationale rechtshulp in strafzaken met die landen. Bij inkomende en uitgaande rechtshulp- en uitleveringsverzoeken bekijkt AIRS namens de Minister of de juiste procedures worden gevolgd, of er bijvoorbeeld

weigeringsgronden zijn (bijvoorbeeld wanneer er sprake is van politieke vervolging) en welke gevolgen uitvoering van het verzoek heeft op getuigen of verdachten, bijvoorbeeld waar het gaat om

mensenrechtenschendingen. AIRS adviseert ook welke procedure een gerecht moet volgen om een verhoor in het buitenland (buiten de EU) via videoconferentie voor een strafzaak in Nederland te regelen.294 Met de wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op het moderniseren van regeling van internationale samenwerking in strafzaken is sprake van een duidelijke ontwikkeling waar het gaat om toepassing van videoconferentie voor doeleinden van strafrechtelijke samenwerking. De mogelijkheden tot inzet van videoconferentie voor het horen van getuigen en deskundigen worden verruimd doordat het verdragsvereiste is losgelaten. Het AIRS geeft hierbij aan dat de toepasbaarheid in de praktijk verschilt per land maar dat er in de praktijk steeds vaker gebruik van wordt gemaakt.

293 Interview met ICC-medewerkers 12 februari 2020, verslag van het interview beschikbaar bij de onderzoekers.

294 Website Internationalerechtshulp.nl van het ministerie van Justitie en Veiligheid, onder het kopje “Wat doet AIRS?” online geraadpleegd op https://www.internationalerechtshulp.nl/Organisatie/AIRS/.

AIRS is vervolgens niet betrokken bij de uitvoering zelf. Dit wordt gedaan door het IRC, in samenspraak met een rechter-commissaris en soms met behulp van tussenkomst van de Nederlandse liaison officer in het buitenland. Dit gebeurt bijvoorbeeld regelmatig bij videoverhoren met Turkije. Jasper Vos, clustercoördinator Azië, Afrika en Oceanië, geeft hierbij aan dat AIRS nog niet te maken heeft gehad met het verhoren van verdachten via videoverhoor, maar dat het met getuigen wel voorkomt.295

Naast verzoeken van Nederland richting het buitenland wordt videoconferentie ook steeds vaker ingezet bij ontvangende rechtshulpverzoeken. Dan wordt op buitenlands verzoek een getuige verhoord, soms ook live in de zitting, en zit de Nederlandse rechter-commissaris erbij om de rechten te waarborgen. Ook moeten over en weer afspraken worden gemaakt over wie in de ruimte aanwezig is, welke lijnen er worden gebruikt, en hoe de betrouwbaarheid van de lijn wordt gegarandeerd om beroepsgeheim en veiligheid te waarborgen.

Kasper van der Schaft, senior officier van justitie en teamleider bij het IRC van het parket Amsterdam, legt uit dat de toepassing van videoconferentie eigenlijk nog maar heel weinig voorkomt in zijn praktijk. “Enkele keren, het zijn nog echt uitzonderingen. Maar je verliest decorum, de mogelijkheid om de persoon goed aan te kijken, en om hem scherp te kunnen ondervragen,” legt Van der Schaft uit.

Jasper Vos van AIRS voegt hieraan toe dat een van de grote uitdagingen in de internationale rechtshulp de technische haalbaarheid is. Niet alle landen zijn zo ver dat de kwaliteit voldoende is voor een verhoor via videoconferentie, geeft Vos aan. Daarnaast zijn er landen die überhaupt niet in staat zijn om

rechtshulpverzoeken binnen adequate termijn uit te voeren of waar je gewoon geen reactie van ontvangt. Vos legt echter uit dat ook landen die technologisch geavanceerd zijn, zoals Japan waar ook al sinds 2004 een EU-brede rechtshulpovereenkomst mee is, terughoudend kunnen zijn over videoconferentie omdat dit juridisch toch als spannend kan worden gezien.

Verder wijst Buruma erop dat niet altijd vooraf duidelijk is wat voor soort verhoor er plaatsvindt als dit vanuit het buitenland wordt verzocht, en haalt een zaak aan met Polen waarin nadat de verbinding tot stand was gekomen bleek dat het verhoor plaatsvond in een openbare terechtzitting, wat dus niet mocht.

Elly Heus, officier van justitie van IRC Noord-Nederland, legt uit dat er bij het IRC Noord-Nederland ook nog geen ervaring is opgedaan met de toepassing van videoconferentie met verdachten, maar wel met getuigen en deskundigen. Zij gebruiken hiervoor speciale apparatuur en er wordt getest ter voorbereiding op elk horen. Ze legt uit dat voor elke situatie de veiligheid wordt afgewogen om zo ook te bepalen of er alsnog een rogatoire commissie naar de locatie toegaat. Of dat er bijvoorbeeld wordt gekozen voor een tussenvorm waarbij slechts een politieman naar de verhoorlocatie gaat om te controleren dat tijdens het horen via videoconferentie alles volgens de regels gaat.

Simon Minks, Advocaat-generaal ressortsparket Den Haag, haalt het voorbeeld aan van een getuigenverhoor in Sri Lanka over de vermeende Tamil Tigers. De Nederlandse rechter-commissaris was in Sri Lanka, maar omdat Sri Lanka de verdediging niet bij het verhoor wilde hebben, waren zowel het OM als de verdediging in Nederland via videoconferentie verbonden met de verhoorlocatie. Zij konden de aanwezige militairen alleen van achteren zien omdat zij onherkenbaar moesten blijven en het ging niet altijd goed met de verbinding. Echter, Minks legt uit dat hoewel dit niet ideaal was, dit wel de mogelijkheid bood om toch de getuigen te horen, een mogelijkheid die er anders niet was geweest. Tamara Buruma, advocaat in deze zaak, is het

hiermee eens. In de pauze konden er bijvoorbeeld nieuwe vragen gecommuniceerd worden aan de rechter-commissaris. Zo was het toch mogelijk om de personen te horen, terwijl dit anders niet had gekund. Zowel Minks als Buruma zien ook juist in situaties van complexe internationale conflicten een toegevoegde waarde van de toepassing van videoconferentie. Het gaat dan om vervolgingen zoals in verband met de gewapende conflicten in Syrië en Irak. Vaak is het nodig op deze plekken bewijs te vergaren, maar is het te onveilig om er zelf heen te gaan, legt Minks uit.

In document DE VERDACHTE IN BEELD (pagina 106-111)