• No results found

FRANKRIJK

In document DE VERDACHTE IN BEELD (pagina 140-153)

5.3.1 TERMINOLOGIE

In de Franse wetgeving bestaan twee termen voor het gebruik van videoconferentie: vidéoconférence en

visioconférence. Daarnaast worden de begrippen téléconférence, télécomparution (letterlijk: televerschijning), vidéocomparution (letterlijk: videoverschijning), visiophonie, présence à distance (letterlijk: aanwezigheid op

afstand) en audition à distance (letterlijk: (hoor)zitting of verhoor op afstand) gebruikt om de inzet van videoconferentie aan te geven.

5.3.2 DE REGELING

De Franse Republiek is een semi-presidentiële representatieve democratische eenheidsstaat.354 Het Franse grondgebied bestaat uit grootstedelijk Frankrijk in West-Europa en verschillende overzeese regio's en gebieden (aangeduid als France d’outre-mer). Traditioneel is de besluitvorming in Frankrijk zeer

gecentraliseerd. De grondwet van de Vijfde Republiek werd in 1958 bij referendum goedgekeurd en versterkte de bevoegdheden van de uitvoerende macht ten opzichte van het parlement aanzienlijk. In maart 2003 heeft een grondwetsherziening de staatsinrichting aanzienlijk gewijzigd in de richting van een meer

gedecentraliseerd systeem en heeft het de bevoegdheden van lokale overheden vergroot. Ondanks deze herziening is Frankrijk nog steeds een van de meest gecentraliseerde grote landen in Europa en de wereld. Frankrijk behoort tot de civil law traditie, waarbij het recht voornamelijk voortvloeit uit schriftelijke wetten en statuten, waarbij rechters de wetten interpreteren. Vanaf het begin van de 19e eeuw codificeerde Napoleon een aantal belangrijke regels en vestigde het gemeenschappelijke rechtssysteem. De strafprocedure in Frankrijk wordt hoofdzakelijk als inquisitoir beschouwd.355

Frankrijk kent drie categorieën strafbare feiten: contraventions (overtredingen), délits (minder zware misdrijven) en crimes (zware misdrijven). In eerste instantie worden de contraventions berecht door de politierechter (onderdeel van de politierechtbank, le tribunal de police). Dit is een alleensprekende rechter.

Délits worden door de correctionele rechtbank (le tribunal correctionnel) berecht, bestaande uit drie rechters

(een président en twee magistrats assesseurs). Crimes worden door de cour d’assisses berecht. Dit hof bestaat uit drie rechters en een jury van negen burgers. In hoger beroep worden zowel de contraventions als de délits door het hof voor hoger beroep (le cour d’appel) behandeld. De crimes worden door een ander cour d’assisses behandeld dan in eerste instantie, maar dan met drie rechters en een jury bestaande uit twaalf burgers (in plaats van slechts negen burgers). Het hoogste gerechtshof is het Hof van Cassatie (le cour de cassation). Het Franse formeel strafrecht is geregeld in de Code de la Procédure Pénale (CPP). Dit wetboek bestaat uit een

Partie législative en een Partie réglementaire. Dit laatste deel bestaat ook weer uit twee delen: de Décrets en Conseil d'Etat en de Décrets simples. De wetsartikelen uit de Partie législative zijn via de normale

wetgevingsprocedure tot stand gekomen (dat wil zeggen: ze zijn door het parlement goedgekeurd). De artikelen uit de Partie réglementaire komen voort uit decreten. De Partie réglementaire volgt de structuur van

de Partie législative. De artikelen uit de Partie réglementaire – Décrets en Conseil d’Etat beginnen met een “R” en de artikelen uit de Partie réglementaire – Décrets simples beginnen met een “D”.

De Code de la Procédure Pénale behandelt het strafproces in chronologische volgorde. Er worden vier taken in het strafproces onderscheden: opsporing, vervolging, rechterlijk vooronderzoek en berechting, die vervolgens worden uitgevoerd door respectievelijk de politie, de officier van justitie, de onderzoeksrechter en de

zittingsrechter.356 Het Franse strafproces bestaat uit een voorbereidend onderzoek (la phase préparatoire) dat weer uit twee delen bestaat: het opsporingsonderzoek oftewel l’enquête, en het gerechtelijk vooronderzoek, aangeduid met l’information judiciaire of met l’instruction en de berechting (la phase décisoire).

Wat betreft de rechten die toekomen aan de verdediging is er een groot verschil tussen de fase van opsporingsonderzoek en de fase van het gerechtelijk vooronderzoek: pas in laatstgenoemde fase kan de verdachte participeren in het onderzoek. Het slachtoffer beschikt in het Franse strafrecht een sterke positie in de vorm van een eigen vervolgingsrecht, de action civile (artikel 2 CPP). Met dit recht kan het slachtoffer compensatie eisen van de dader voor de schade die is veroorzaakt door een strafbaar feit. Verrest legt uit dat in de praktijk vooral het recht om zich te voegen in de vervolging van het openbaar ministerie van belang is: “[d]at geeft het slachtoffer een aantal rechten in het vooronderzoek: het slachtoffer wordt ‘partij’ in plaats van slechts aangever en getuige.”357

De toepassing van videoconferentie in het strafproces kent in Frankrijk een relatief lange geschiedenis. Daarbij is tevens relevant dat in 2004 het beleid van de réponse pénale systematique is ingevoerd. Dit beleid houdt in dat het openbaar ministerie en de rechter alle strafbare feiten moeten behandelen. Het

opportuniteitsbeginsel, ofwel de discretionaire ruimte van het OM om te bepalen of er tot strafvervolging wordt overgegaan is daarmee ingeperkt.358 De gedachte hierachter is dat strafbare feiten niet zonder reactie van de samenleving kunnen blijven.359 Een gevolg is dat de Franse justitie een grote stroom zaken te

behandelen heeft, waardoor bij vernieuwing van het strafproces altijd gekeken wordt hoe de stroom van zaken beter verwerkt kan worden en hoe strafbare feiten sneller en eenvoudiger afgedaan kunnen worden. In die context is er dan ook een actieplan opgesteld om het strafproces te digitaliseren en worden griffiers en parketsecretarissen daartoe getraind en ondersteund.360 Onderdeel daarvan is ook de inzet van

videoconferentie.361

Het gebruik van videoconferentie in het strafrecht begon evenwel al eerder. In de jaren negentig stond de Franse wet voor het eerst, bij wijze van uitzondering, het gebruik van videoconferenties toe door de rechtbank van Saint-Pierre-et-Miquelon.362 Dit is een van de overzeese gebieden van Frankrijk. Het bestaat uit twee eilanden voor de Canadese kust en heeft een inwoneraantal van ongeveer 6000 mensen. Justitie aldaar zat met een tekort aan rechters. Het kwam geregeld voor dat een rechter die al eerder over de zaak geoordeeld had (bijvoorbeeld in de hoedanigheid van onderzoeksrechter of als rechter in eerste aanleg) opnieuw over diezelfde zaak moest oordelen (respectievelijk als rechter in eerste aanleg of in hoger beroep).363 In maart 1996 wraakte een advocaat tijdens een hoger beroep de rechter uit omdat deze rechter, in eerste aanleg, al aan de zaak in kwestie had gewerkt.364 Hij voerde een schending van artikel 6 lid 1 van het EVRM aan:

356 Verrest, 2018, p. 164. 357 Verrest, 2018, p. 174. 358 Verrest, 2018, p. 162. 359 Verrest, 2018, p. 167. 360 Verrest, 2018, p. 162. 361 Verrest, 2018, p. 212.

362 Dumoulin & Licoppe, Droit et société 2015/2, p. 292.

363 Dumoulin & Licoppe, Policy & Internet 8(3) 2016, p. 320.

schending van het recht op een eerlijk proces wegens een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter.365 Dit heeft ertoe geleid dat de rechter zichzelf niet-competent heeft moeten verklaren.366 Als gevolg hiervan was het strafrechtsysteem in Saint-Pierre-et-Miquelon verlamd en zat het ministerie van Justitie met een probleem.367 Er moest een oplossing voor dit probleem komen zodat het Franse rechtssysteem weer in overeenstemming kwam met de vereisten van artikel 6 EVRM.368

De oplossing was om, in het hoger beroep, Parijse rechters in te zetten.369 In eerste instantie werd er geopperd om rechters uit Parijs naar Saint-Pierre-et-Miquelon te sturen. Vanwege de reis- en verblijfskosten van de Parijse rechters was dit echter een erg dure oplossing. Vanuit het ministerie van Justitie werd daarom voorgesteld om de rechters per videoconferentie deel te laten nemen aan zittingen in Saint-Pierre-et-Miquelon.370 Daarom werd met Verordening n. 98-729 van 20 augustus 1998371 artikel L.952-11 in Titel V (Bijzondere bepalingen met betrekking tot het overzeese gebied Saint-Pierre-et-Miquelon372), van het Franse Wetboek van rechtelijke organisatie (Code de l’organisation judiciaire) ingevoegd. Vrij vertaald luidde dit als volgt: “Wanneer de komst van de vervangende magistraat fysiek niet mogelijk is, noch binnen de wettelijke termijnen, noch binnen de termijnen vereist door de aard van de zaak, wordt de zitting voorgezeten door een magistraat vanuit een andere plaats in het grondgebied van de republiek, die rechtstreeks verbonden is door middel van audiovisuele communicatie.”373 Het artikel zwijgt over een instemmingsrecht voor de verdachte. In 2000 werden de eerste zittingen op afstand tussen Parijs en Saint-Pierre-et-Miquelon daadwerkelijk uitgevoerd.374 Videoconferentie werd gebruikt voor zittingen in eerste aanleg, hoger beroep en zittingen over de tenuitvoerlegging van de straf.375 Dit gebeurde op verschillende manieren. Het begon met zittingen waarbij een Parijse rechter de zitting via videoconferentie voorzat terwijl de andere procesdeelnemers zich in Saint-Pierre-et-Miquelon bevonden. In de loop van de tijd gingen er advocaten naar Parijs om de zitting aldaar bij te wonen terwijl de verdachte in Saint-Pierre-et-Miquelon bleef.376

De bepaling werd bovendien ook gebruikt om andere lastige aanwezigheidskwesties op te lossen: zo was er een zaak waarbij de verdachte – die op dat moment een ziekenhuisbehandeling in Parijs onderging – vanuit Parijs een zitting bijwoonde in Saint-Pierre-et-Miquelon door middel van videoconferentie.377

Videoconferentie werd in dit geval dus niet toegepast vanwege een tekort aan lokale rechters, maar omdat het in dit geval praktisch was om de verdachte – die zich in Parijs bevond – aan het proces thuis in Saint-Pierre-et-Miquelon te laten deelnemen. Dit was niet helemaal in lijn met de wettekst, waarin stond dat

videoconferentie toegepast kon worden indien er een tekort was aan rechters dat niet opgelost kon worden

365 Dumoulin & Licoppe, Les Cahiers de la Justice 2011/2, p. 33.

366 Dumoulin & Licoppe, International Conference in Public Policy 2015, p. 7.

367 Dumoulin & Licoppe, Policy & Internet 8(3) 2016, p. 321.

368 Dumoulin & Licoppe, Les Cahiers de la Justice 2011/2, p. 33.

369 Dumoulin & Licoppe, Les Cahiers de la Justice 2011/2, p. 34.

370 Dumoulin & Licoppe, Droit et société 2015/2, p. 292.

371 Voluit: Ordonnance n. 98-726 du 20 août 1998 relative à l'organisation juridictionnelle dans les territoires d'outre-mer et les collectivités territoriales de Mayotte et de Saint-Pierre-et-Miquelon, vrij vertaald: Verordening n. 98-726 van 20 augustus 1998 met betrekking tot de rechtelijke organisatie in de overzeese gebieden Mayotte en Saint-Pierre-et-Miquelon.

372 Vrije vertaling van: “Titre V: Dispositions particulières à la collectivité territoriale de Saint-Pierre-et-Miquelon”.

373 Vrije vertaling van: “Lorsque la venue du magistrat assurant le remplacement n’est pas matériellement possible, soit dans les délais prescirts par la loi, soit dans les délais exigés par la nature de l’affaire, l’audience est présidée par le magistrat depuis un autre point du territoire de la République, ce dernier se trouvant relié, en direct, à la salle d’audience, par un moyen de communication audiovisuelle.”

374 Dumoulin & Licoppe, Les Cahiers de la Justice 2011/2, p. 37.

375 Dumoulin & Licoppe, Les Cahiers de la Justice 2011/2, p. 38.

door het afreizen van een rechter naar Saint-Pierre-et-Miquelon. Kennelijk vormde dit geen probleem. Laurence Dumoulin378 legt uit dat strafzaken zeer zeldzaam waren in Saint-Pierre-et-Miquelon. De weinige strafzaken die plaatsvonden, betroffen bovendien voornamelijk overtredingen of lichte misdrijven. Ook advocaten waren er schaars: slechts twee Parijse advocaten hadden een lokale afdeling in Saint-Pierre-et-Miquelon. Het idee om videoconferentie in te zetten ontstond dan ook uit een “gentlemen’s agreement”: zowel de twee advocaten als de plaatselijke rechters verwelkomden het idee van videoconferentie. Aan instemming van de verdachte werd niet eens gedacht. Niet lang daarna werd een algemene bepaling met betrekking tot het gebruik van videoconferentie in het Franse wetboek van strafvordering opgenomen. Het gebruik van videoconferentie in de Franse strafprocedure is hoofdzakelijk geregeld in artikel 706-71 CPP. Dit artikel is ingevoerd door de Wet van 15 november 2001 betreffende de dagelijkse veiligheid379, ook wel “Loi Vaillant” genoemd naar de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Daniel Vaillant. Deze wet is kort na de aanslagen van 9/11 ingevoerd. De inhoud van de wet is sterk door deze gebeurtenissen beïnvloed en was onderdeel van een moderniseringsproject dat inspeelde op de veranderende criminaliteit en toenemende roep om veiligheid. Het motief voor de inzet van VC verschoof daarmee van praktische noodzaak naar

veiligheid, zoals in Italië ook al de hoofdreden was.

Oorspronkelijk bevatte het “Loi Vaillant” wetsvoorstel nog geen voorziening voor de toepassing van videoconferentie. De wet bevatte een divers pakket aan maatregelen om terreur te bestrijden en nam een aantal moderne technieken, zoals DNA-afname, op in het Franse wetboek van strafvordering. Op het laatste moment kwam de Franse regering met een amendement om het gebruik van videoconferentie op te nemen in het Franse wetboek van strafvordering. Het amendement om videoconferentie toe te voegen werd op de volgende gronden gerechtvaardigd:

“Doel: Het lijkt van essentieel belang om tijdens de strafprocedure het gebruik van audiovisuele communicatiemiddelen toe te staan, waardoor in het kader van antiterroristische procedures personen op afstand kunnen worden ondervraagd om de snelheid, veiligheid en effectiviteit van de strafprocedure te waarborgen en om procedurele of fysieke obstakels te overwinnen die verband houden met de verplaatsing van dergelijke personen of de autoriteiten die hen waarschijnlijk zullen horen, en is een onmisbare aanvulling op de uitwisseling van informatie tussen

terrorismebestrijdingsdiensten. Het gebruik van deze moderne communicatietechnieken - die al in 1998 werd ingewijd door de artikelen L. 952-7 (II) en L. 952-11 (II) van het Wetboek van gerechtelijke organisatie van Saint-Pierre-et-Miquelon - wordt bepleit door verschillende internationale

instrumenten, en is in het bijzonder van belang bij internationale wederzijdse rechtshulp, vooral in de strijd tegen het terrorisme.”380

378 Laurence Dumoulin (onderzoeker bij sociologisch instituut Pacte te Grenoble) heeft samen met haar collega Christian Licoppe sociologisch / politicologisch onderzoek gedaan naar het gebruik van videoconferentie in strafzaken. Haar onderzoek richt zich onder meer op de vraag hoe technologische vernieuwingen, opgenomen in beleid, worden opgenomen in de praktijk. Zij heeft 17 februari 2020 schriftelijk gereageerd op aanvullende vragen die de onderzoekers haar gesteld hadden over haar publicaties. Schriftelijke reactie beschikbaar bij de onderzoekers.

379 Loi no. 2001-1062 du 15 novembre 2001 rélative à la sécurité quotidienne.

380 Amendementsdéposés sur le texte n° 420 (2000-2001) (geraadpleegd via de website van de Sénat): « Objet : Il paraît indispensable d'autoriser l'utilisation de moyens de communication audiovisuelle au cours de la procédure pénale, qui permet dans le cadre de procédures anti-terroristes d'interroger des personnes à distance, d'assurer la célérité, la sécurité et l'efficacité des procédures et de surmonter des obstacles procéduraux ou physiques liés au déplacement de ces personnes ou des autorités susceptibles de les entendre et constituerait le complément indispensable de l'échange d'informations entre services de lutte contre le terrorisme. L'utilisation de ces techniques modernes de communication – qui a déjà été consacrée en 1998 par les articles L. 952-7 (II) et L. 952-11 (II) du code de l'organisation judiciaire pour la juridiction de Saint-Pierre-et-Miquelon – est d'ailleurs préconisée par plusieurs instruments internationaux, et elle

Artikel 706-71 is opgenomen in Titel XXIII: Het gebruik van telecommunicatiemiddelen tijdens de procedure381

van Boek IV: Enkele speciale procedures.382 Artikel 706-71 CPP is op 16 november 2001 in werking getreden en sindsdien veelvuldig aangepast.

Bij de invoering van artikel 706-71 was de regeling voor het gebruik van videoconferentie vrij kort. De kern van de bepaling luidde: “Wanneer de noodzaak van het onderzoek het rechtvaardigt, kan de zitting of de

ondervraging van een persoon alsmede de confrontatie tussen meerdere personen op verschillende locaties op het grondgebied van de Republiek verbonden zijn door een telecommunicatiemiddel dat de

vertrouwelijkheid van de doorgifte waarborgt.”383

In een aantal grote wetgevingsprojecten die voornamelijk draaiden om veiligheid en efficiëntie werd de bepaling over videoconferentie maar liefst twaalf keer gewijzigd en werd hij vier keer zo lang. Onder meer de volgende gevallen waarin videoconferentie kan worden toegepast, zijn toegevoegd:

• Het gebruik van videoconferentie tussen lidstaten van de Europese Unie in het kader van het verlenen van wederzijdse rechtshulp;

• Het horen van getuigen, burgerlijke partijen, en deskundigen;

• Indien de officier van justitie, de verdachte en de advocaat hiermee instemmen, voor het verschijnen van de gedetineerde verdachte

o voor de strafrechter;

o voor de onderzoeksrechter in geval van de verlenging van de voorlopige hechtenis; • Voor zittingen in het kader van de vaststelling van de schadevergoeding van slachtoffers;

• Voor de bijstand van een tolk, indien de tolk niet in de gelegenheid is naar het verhoor of de zitting af te reizen;

• Voor de kennisgeving van een deskundigenrapport door een rechtbank aan een gedetineerde. Wat betreft de praktische gang van zaken regelt het artikel nog het volgende. Na afloop van het verhoor moet, op beide locaties, een proces-verbaal opgemaakt worden. Er kan besloten worden om het verhoor op te nemen. Het originele bestand van de opname wordt verzegeld en opgeslagen (conform artikel 706-52 vierde alinea CPP). In artikel 706-52 vijfde alinea CPP is bepaald dat de rechter-commissaris kan bepalen dat de opname tijdens het strafproces wordt bekeken of beluisterd. Procespartijen, advocaten of deskundigen mogen de opnames ook buiten een zitting bekijken of beluisteren, in aanwezigheid van een rechter-commissaris of griffier.

présente un intérêt tout particulier en matière d'entraide judiciaire internationale, spécialement en matière de lutte contre le terrorisme. ».

381 Titre XXIII : De l'utilisation de moyens de télécommunications au cours de la procédure.

382 Livre IV : De quelques procédures particulières.

383 Originele tekst van het op dat moment luidende artikel 706-71 CPP: « Lorsque les nécessités de l'enquête ou de l'instruction le justifient, l'audition ou l'interrogatoire d'une personne ainsi que la confrontation entre plusieurs personnes peuvent être effectués en plusieurs points du territoire de la République se trouvant reliés par des moyens de

télécommunications garantissant la confidentialité de la transmission. Il est alors dressé, dans chacun des lieux, un procès-verbal des opérations qui y ont été effectuées. Ces opérations peuvent faire l'objet d'un enregistrement audiovisuel ou sonore, les dispositions des quatrième à neuvième alinéas de l'article 706-52 sont alors applicables. En cas de nécessité, résultant de l'impossibilité pour un interprète de se déplacer, l'assistance de l'interprète au cours d'une audition, d'un interrogatoire ou d'une confrontation peut également se faire par l'intermédiaire de moyens de télécommunications. Les dispositions du présent article sont également applicables pour l'exécution simultanée, sur un point du territoire de la République et sur un point situé à l'extérieur, de demandes d'entraide émanant des autorités judiciaires étrangères ou des actes d'entraide réalisés à l'étranger sur demande des autorités judiciaires françaises. Un décret en Conseil d'Etat précise,

De advocaat van de verdachte mag bepalen of hij tijdens het verhoor aanwezig is in de rechtbank of bij zijn cliënt. Indien hij in de rechtbank is, moet hij vertrouwelijk met zijn cliënt kunnen overleggen met behulp van videoconferentie. Als hij zich bij zijn cliënt bevindt moet een kopie van het volledige dossier beschikbaar worden gesteld in het detentiecentrum, tenzij een kopie van het dossier al aan de advocaat is gegeven. 384 Artikel 706-71 CPP eindigt met de bepaling dat een decreet van de Conseil d’Etat, waar nodig, de toepassing van dit artikel aangeeft. Artikelen R53-33 tot en met R53-39 CPP werken artikel 796-71 nader uit. Deze artikelen zijn opgenomen in Titel XXIII: Het gebruik van telecommunicatiemiddelen tijdens de procedure385 van Boek IV: Enkele speciale procedures.386 Deze artikelen zijn ingevoerd met Décret n. 2003-455 van 16 mei 2003 ingevoerd en op 23 mei 2003 in werking getreden.

Hierin is onder meer geregeld dat telecommunicatie (audio) in beginsel voldoende is, tenzij het gaat om verlenging van hechtenis of gerechtelijke ophouding (retenue judiciaire). In deze gevallen is alleen

videoconferentie (audio en beeld) toegestaan.387 Daarnaast schrijven deze artikelen voor dat wanneer een van de deelnemers aan het verhoor, ondervraging of confrontatie zich buiten de rechtsmacht van de betreffende rechtbank bevindt, de officier van justitie van het betreffende ressort van tevoren op de hoogte wordt gebracht.388 De gebruikte technologie voor de inzet van videoconferentie moet betrouwbaar en vertrouwelijk zijn. Elke technische storing of incident moet worden vermeld in het proces-verbaal dat wordt opgemaakt van de werkzaamheden.389

Tegenwoordig is het niet langer mogelijk om het gebruik van videoconferentie als zodanig aan te vechten, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn.390 De strafkamer van het Hof van Cassatie (Cour de Cassation) heeft namelijk op 16 oktober 2018 bepaald dat het besluit tot videoconferentie een “bestuurlijke handeling van de rechtspraak” (acte d’administration judiciaire) is, vergelijkbaar met andere beslissingen van

In document DE VERDACHTE IN BEELD (pagina 140-153)