• No results found

koper en brons door de Duitsers gevorderd was (daar werd nog voor betaald), werden in september '44 alle bij de Rijksmunt nog aanwezige muntmaterialen, tezamen ruim 300 ton, zonder betaling afgevoerd.

Dat de bezetter de bronzen, nikkelen en zilveren munten naar zich toe trachtte te halen, kon aan geen enkele Nederlander ontgaan. N ó g een vorderingsactie was er op metaalgebied die tot vrijwel iedereen doordrong: de vordering van de kerkklokken. Speciaal aan deze vordering tilde Seyss- Inquart niet licht. Hij wist dat zij door tallozen geïnterpreteerd zou worden als een aanslag op de kerken en bovendien als een overtuigend bewijs dat Duitsland een nijpend tekort aan metalen had.

De eerste klokkenvordering werd al in de herfst van '41 beraamd. In Berlijn was besloten dat op 8 november (herdenking van Hitlers mislukte

Putsch van '23) demonstratief in heel Duitsland begonnen zou worden met

het naar beneden takelen van kerkklokken. De Reichsstelle für Metalle had daar een omvangrijke organisatie voor in het leven geroepen. Hitler had die opzet goedgekeurd maar hij had tevens bepaald dat men een week tevoren, op I november dus, in Nederland, België en Frankrijk met een omvangrijke klokkenvordering moest beginnen: daar zou in de Duitse pers veel publiciteit aan gegeven worden, het Duitse volk zou dan, zo meende Hitler, niet het gevoel hebben dat het als enige de klokkenvordering moest gedogen. De instructies van de Reichsstelle fiir Metalle bereikten Seyss-Inquart via dc Riistungsinspektion in september. Hij bracht ze ter sprake in het onderhoud dat hij en Generalkommissar Schmidt op 25 sep­ tember '41 met Hitler hadden (het onderhoud waarbij o.m. besloten werd, de N S B tot enig toegelaten politieke partij te promoveren en op het gebied van de Jodendeportaties te beginnen met de Duitse Joden) en bij die gele­ genheid keurde Hitler goed dat met de klokkenvordering in Nederland pas begonnen zou worden als vaststond dat ze ook in België en Frankrijk zou plaatsvinden. Seyss-Inquart had al de ervaring opgedaan dat allerlei de bevolking pijnlijk treffende maatregelen door zijn Reichskommissariat veel sneller afgekondigd werden dan door de bestuursorganen van de

Militdrbefehlshaber für Belgien und Nordfrankreich en de Militdrbefehlshaber für Frankreich - hij had daar genoeg van. ‘Kirchenglocken’, aldus de instructie

die W immer begin oktober aan zijn hoofdambtenaren gaf, ‘dürfen nicht

nicht an der Spitze! . . . Bearbeitung geht an sich weiter’ 1 - de zaak werd dus verder voorbereid. Een van de hoofdambtenaren van het Reichs­

kommissariat reisde naar Brussel en Parijs en constateerde daar dat de ver­

ordeningen inzake de klokkenvordering gereedlagen. Op 25 oktober ontving Hirschfeld instructie, er voor te zorgen dat men uiterlijk op 1 november in Amsterdam, Den Haag en Utrecht een begin zou maken met het afvoeren van enkele tientallen kerkklokken. Hirschfeld g a f die instructie door aan Frederiks, Frederiks stelde de burgemeesters van de drie genoemde steden er van in kennis. Voute, burgemeester van Amster­ dam, zond een schriftelijk protest naar W immer, prof. C . L. van der Bilt, waarnemend burgemeester van Den Haag, protesteerde bij Frederiks en hetzelfde deed de burgemeester van Utrecht, mr. dr. G. A . W . ter Pelkwijk. Alle drie protesten werden aan Seyss-Inquart voorgelegd en deze deed een stap terug. Van de Reichsstelle für Metalle was inmiddels bericht gekomen dat het terwille van de actie in Duitsland voldoende was, indien op 1 november uit Den Haag, Brussel en Parijs bericht binnenkwam: ‘Die

erste Glocke ist herunter - meer dan ‘ 2, 3 oder 5 Glocken behoefden niet

gevorderd te worden.2 Drie dagen vóór de fatale iste november, op 29 oktober, keurde Seyss-Inquart goed dat men zich in Amsterdam, Den Haag en Utrecht beperken zou tot het afvoeren van één kerkklok; dat moest dan, gaf hij nader aan, een klok zijn zonder speciale historische o f artistieke waarde en de betrokken kerk moest in een stille wijk staan; een definitieve instructie zou nog volgen.

Die instructie bleef uit. Op 31 oktober, op de laatst mogelijke dag dus, kwam bericht uit Berlijn dat de actie niet behoefde door te gaan; maarschalk Pétain had in een persoonlijke brief een beroep op Hitler gedaan en de

Fiihrer had goedgevonden dat in plaats van kerkklokken een gelijkwaardige

hoeveelheid non-ferrometalen aan Duitsland geleverd zou worden. Wij hebben de indruk dat dit bericht ook door het Reichskommissariat met opluchting ontvangen werd.

Maar het was een kwestie van uitstel, niet van afstel.

*

1 Notitie, 6 okt. 1941, van de Hauptabteilung Inneres (VuJ, HA Inneres, 136 b). * Brief, 22 okt. 1941, van de Reichsstelle für Metalle aan de Rüstungsinspektion (a.v.).

KLOKKENVORDERING

In juli '42 verscheen een verordening van Seyss-Inquart1 die bepaalde dat een groot aantal voorwerpen, bestaande uit koper, lood, tin, nikkel o f legeringen daarvan, aangemeld moest worden bij de Riistungsinspektion; die voorwerpen zouden dan verbeurd verklaard kunnen worden ‘ten gunste van het R ijk der Nederlanden’. O ok ‘kerkklokken’ stonden op de lijst.

Al voor de eerste ‘symbolische’ klokkenvordering in de herfst van '41 binnenskamers tot deining had geleid, ja al vóór de Duitse bezetting, had de rijksinspecteur voor de bescherming van schatten van kunst en weten­ schap, dr. J. Kalf, zich gerealiseerd dat de kerkklokken in geval van oorlog door de Nederlandse o f door een bezettende overheid gevorderd konden worden. Voor hem stond vast dat men in elk geval de klokken en carillons die artistieke o f historische waarde hadden, moest trachten te redden. De rijksinspectie had er in ’ 3 9 -4 0 zorg voor gedragen dat alle klokken geïn­ ventariseerd waren; op de waardevolle die moesten blijven hangen, was de letter M (‘Monument’) geschilderd en in '40 o f '41 was aan K a lf door het Reichskommissariat de toezegging gedaan dat van het totale gewicht aan klokken een kwart gespaard zou worden; dat percentage zou ook in Duits­ land gelden.

N a Seyss-Inquarts verordening van juli '42 begon de Riistungsinspektion met enkele maanden te wachten. Gehoopt werd dat de gemoederen tot rust zouden komen. In de herfst werd de algemene organisatie van de klokkenvordering aan een N S B ’er toevertrouwd, ir. R . A. Th. Brusse, en deze schakelde voor het omlaagtakelen en naar verzamelplaatsen trans­ porteren van gevorderde klokken enkele aannemers in van wie de N S B ’er P. J. Meulenberg de meeste opdrachten kreeg.2 Deze Meulenberg had van het begin van de bezetting a f al schatten verdiend bij het uitvoeren van werken voor de Wehrmacht met name bij de aanleg van een groot vliegveld bij Venlo. Aan de belastingen gaf hij voor het jaar '40 f 9 000 als inkomen op, maar in '41 zou hij volgens zijn aangifte ruim f 600 000 verdiend hebben - volgens latere aangiften zou zijn inkomen in '42 ruim f36 0 000 bedragen hebben, in '43 bijna f 50 000. Dat die cijfers met de werkelijkheid in overeen­ stemming waren, staat niet vast. Meulenberg placht er namelijk een dubbele boekhouding op na te houden. Hij haalde naar zich toe wat hij halen kon. Voor de bouw van zijn riante villa te Heerlen en voor een grote paardenstal

1 VO 79/42 (Verordeningenblad, 1942, p. 371-74). 2 Met een eigen Arbeitsstab organiseerde Brusse ook de overige metaalvorderingen. Hij ontving zijn richt­ lijnen van een nieuwe afdeling van Fischböcks Generalkommissariat: het Referat

in de nabijheid (hij kocht voor enkele tienduizenden guldens aan rijpaarden) maakte hij van bouwmaterialen gebruik die voor de aanleg van het vliegveld Venlo bestemd waren.

D e hem ten aanzien van de klokkenvordering verleende opdracht vond Meulenberg niet aangenaam, maar hij accepteerde haar. Ten dele via onder­ aannemers zette hij in de herfst van ’42 ca. driehonderd arbeiders aan het werk die in een dertigtal ploegen ingedeeld werden. Die ploegen ver­ voegden zich bij de kerken die hun klokken moesten afstaan. Aanvankelijk was overwogen, het neerhalen van de klokken des avonds in het donker uit te voeren (men voorzag dat zich allerlei incidenten zouden voordoen als men het bij daglicht deed), maar dat bleek onuitvoerbaar. Inderdaad, die incidenten bleven niet uit. D oor het Episcopaat dat bij Seyss-Inquart geprotesteerd had, was instructie aan de geestelijkheid gegeven, de kerk­ klokken niet alleen niet aan te geven maar ook niet a f te staan, ‘mocht echter onverhoopt met dwang worden opgetreden, dan zal men voor de over­ macht moeten zwichten.’1 Van het totaal aan reacties hebben wij geen overzicht, maar het lijkt ons aannemelijk dat de onderaannemers en arbeiders van de fa. Meulenberg, waar zij maar verschenen, van de zijde van het publiek duidelijk te merken kregen wat men van hun houding dacht. ‘W ij steken geen vinger uit!’ had Vrij Nederland naar aanleiding van de klokkenvordering als aanwijzing gegeven2 - en ziet: Nederlanders waren het die de zaak voor de bezetter opknapten. In Venray, Mierlo, Horst en Deume werden de kabels die voor het omlaagtakelen van de klokken nodig waren, doorgesneden en werd de takel onbruikbaar gemaakt. In Maasniel bij Roermond stond ‘nagenoeg de gehele bevolking . . . met woedende blikken’ naar het takelen te kijken. ‘Voortdurend’, aldus het verslag van een propaganda-inspecteur van de N S B , ‘werd geroepen: ‘vielen die rotzakken toch kapot vanuit de toren; de rotte N S B ’ers zijn de schuld dat onze klokken worden gestolen.’ 3 Van een ‘kameraad Janssen’ , een van de uitvoerders van de fa. Meulenberg, had deze inspecteur, met betrekking tot een niet nader aangeduide gemeente het volgende relaas vernomen:

‘Mij wendende tot de pastoor voor de sleutel van de toren, verwees deze mij

1 Rondschrijven, 21 aug. 1942, van de aartsbisschop aan de pastoors van het aarts­ bisdom (Stokman: Het verzet der Nederlandse bisschoppen, p. 252). Van de vier bisschoppen gingen overeenkomstige brieven uit. 2 Vrij Nederland, III, 4 (2 nov. 1942), p. 8. 3 NSB, propaganda-inspectie: Rapport over reis naar Limburg, 22 dec. 1942 (NSB, 231).

KLOKKENVORDERING

naar de koster. Ook in diens bezit was de sleutel niet en vandaar werd ik nog naar enkele andere adressen gestuurd totdat ik weer bij de pastoor terugkwam die nu bekende, toch wel in het bezit te zijn van de sleutel. Maar nu moest de burge­ meester er bij worden gehaald, want die was aan het corresponderen met de autoriteiten in Den Haag om een der klokken vrij te geven.’

Met ‘gebruikmaking van het dreigement om de Wehrmacht van deze zaak in kennis te stellen’ , kwam ‘kameraad Janssen’ tenslotte in het bezit van de sleutel. ‘De pastoor’ , aldus de propaganda-inspecteur,

‘had echter nog een verzoek, nl. o f hij nog eenmaal zijn geliefde klokken zou mogen luiden. De chef van de firma Meulenberg stond dit toe. Toen de klokken begonnen te luiden, stroomden de mensen van alle kanten in drommen toe (of het afgesproken werk was) en namen letterlijk bezit van de kerk en het kerk­ plein. De bedreigingen en verwensingen waren niet van de lucht. De klokken werden geluid zoals nog nooit tevoren, want onder het gegalm van de grote klokken, waarvan er een ongeveer 5 ton weegt, bewoog de toren heen en weer.

Door kameraad Janssen werd de inspecteur van politie verzocht, hieraan een einde te maken, doch kreeg ten antwoord dat de politie hiermede niets te maken had, zodat kameraad Janssen de Feldgendarmerie moest opbellen om in te grijpen. Deze ontruimde de kerk en het kerkplein en nam de inspecteur van politie en de koster gevankelijk mee.

Toen de arbeiders dus eindelijk de toren konden binnenkomen, kwamen ze tot de ontdekking dat de klokketouwen zo hoog mogelijk stukgesneden waren. Kameraad Janssen deelde nog mee, dat dit de eerste en de laatste keer was dat ze de pastoor toestemming zouden geven de klokken nog eenmaal te luiden.’1

In Epe werden enkele van de voor afvoer gereedstaande klokken clan­ destien weggehaald; toen ze onder bedreiging teruggebracht werden, stond op een van de klokken geschreven: ‘Hij die met klokken schiet/ die wint de oorlog niet.’2 In Almelo werd een pastoor wegens volgehouden verzet gearresteerd (hij kreeg gevangenisstraf), in Goutum (Friesland) werd na het weghalen der klokken een demonstratieve kerkdienst gehouden. Er zullen zich wel meer van dit soort reacties voorgedaan hebben. Het weg­ halen van de kerkklokken werd immers niet ervaren als het inbeslagnemen van willekeurige metalen voorwerpen; veeleer waren de kerkklokken een wezenlijk deel van het leefmilieu. Sterker nog: hun luiden, hun gebeier (dat men opeens niet meer hoorde - vreemd deed die stilte aan) had, zou

1 A.v. 2 In Groningen stond op de omlaag getakelde klokken van de A-kerk: ‘Wie met Gods klokken schiet/ die wint de oorlog niet.’

men kunnen zeggen, ‘eeuwigheidswaarde’ ; het was geassocieerd met het vooroorlogse Nederland en met het kerkelijk verzet, het preludeerde op de bevrijding. Dan zouden alle klokken eerst recht geluid worden!

D e ploegen van de fa. Meulenberg en haar onderaannemers bleven ongeveer een jaar aan het werk. D e klokken die zij in het gehele land uit de torens haalden (in de zomer van '43 strekte de actie zich ook tot klokken in overheidsgebouwen uit), werden naar 34 magazijnen overgebracht die, op last van de Riistungsinspektion, door het rijksbureau voor non-ferrometalen ingericht waren. Toen daarbij bleek dat Meulenbergs ploegen de met een M gemerkte klokken óók meenamen, liet de dienst van dr. K a lf de meest waardevolle M-klokken uit de 34 magazijnen naar twee andere opslag­ plaatsen overbrengen, één bij Leerdam, één bij Giethoorn. De Leerdamse collectie werd in de hongerwinter door de dienst van Fiebig (de dienst die toen het leegroven van Nederland organiseerde) per schip afgevoerd - het schip zonk bij Urk.

Ten aanzien van de klokken die niet met een M gemerkt waren, wist K a lf met steun van secretaris-generaal van Dam en van Duitse instanties op het gebied van de monumentenzorg te bereiken dat de Riistungsinspektion er mee accoord ging dat de historisch o f artistiek meest waardevolle klokken nog eens bekeken zouden worden; daar werd de letter P (Prüfung) op geschilderd en die P-klokken, in totaal een 1000-tal, werden bij Tilburg, Gorcum en Meppel opgeslagen. De Riistungsinspektion was van plan, uit­ eindelijk slechts xo% van die klokken te sparen maar in september '44 bevond zich als gevolg van allerlei ambtelijke tegenwerking nog 45 % in de opslag­ plaatsen.

D e Duitsers hadden toen het grootste deel van de buit al binnen. De afvoer van de klokken naar Duitsland was in februari '43 begonnen en binnen een jaar waren van de in totaal bijna 6 500 klokken die naar de opslagplaatsen van het rijksbureau overgebracht waren, bijna 4 400 (tezamen 1 700 ton wegende) verdwenen. De vergoedingen waren inmiddels vast­ gesteld en uitbetaald: drie kwartjes per kilo metaal. Die vergoedingen werden uitbetaald door de Nederlandse overheid - de verbeurdverklaring had immers plaatsgevonden ‘ten gunste van het R ijk der Nederlanden’ .

Seyss-Inquarts verordening van juli '42 had, behalve de kerkklokken, nog veel meer voorwerpen genoemd die, ter eventuele verbeurdverklaring, ■bij de Riistungsinspektion aangegeven moesten worden: gedenktekenen (die