• No results found

Inquart bevel ontvangen, de O T aan bedstellen, dekens, handdoeken, pannen en bestek te helpen; hij had het zich toen gemakkelijk gemaakt en de O T naar de Wehrmacht verwezen. De Wehrmacht had geholpen en was daarmee haar eigen voorraden kwijtgeraakt. In de herfst van '42 nu kwam de intendance van de Wehrmacht tot de conclusie dat die voorraden met spoed opnieuw gevormd moesten worden en dat bovendien de in Neder­ land blijvende alsmede de voor het Oostelijk front aangewezen eenheden beter uitgerust moesten worden. Het gevolg was dat Wchrmachtbejehlshaher Christiansen aan Seyss-Inquart de eis stelde dat deze niet minder dan 600 000 dekens, 400 000 handdoeken en 200 000 stuks bestek voor hem zou bijeen­ brengen samen met 10 000 bedstellen en 10 000 pannen. Seyss-Inquart achtte deze cijfers veel te hoog; zij werden verlaagd - wij weten niet, tot welk niveau. Hoe dat zij, begin januari '43 kreeg Hirschfeld namens Seyss- Inquart te horen dat hij binnen veertien dagen ‘dekens, beddelakens, matrassen etc.’ bij de burgerbevolking moest laten vorderen. ‘Ik heb dit’ , zo schreef Hirschfeld in oktober '45 in een stuk, getiteld ‘Verzet tegen maatregelen van de vijand’ ,

‘pertinent geweigerd en tevens ernstig gewaarschuwd dat deze vordering ook niet van Duitse zijde zou mogen geschieden. De volgende dag vroeg men mij o f dit mijn laatste woord was en o f ik bereid was, de consequentie van mijn weigering te aanvaarden. Ik antwoordde dat dit mijn laatste woord was en dat ik de conse­ quenties daarvan zou aanvaarden. Weldra bleek dat men van de vordering afzag en dit ook niet zou laten doen door Duitse instanties.’ 1

Was dit ‘verzet’ ? Dat gaat ons te ver. Hirschfeld wilde een actie voor­ komen die naar zijn stellige mening de belangen zowel van de Nederlanders als van de Duitsers zou schaden: hij zag dat veel scherper in dan de officieren van Wehrmacht en Riistungsinspektion en de ambtenaren van het Reichs­

kommissariat - en Seyss-Inquart stelde hem in het gelijk. Dat viel Seyss-

Inquart bijzonder gemakkelijk. Hirschfeld had namelijk (hij vermeldt dat niet in het in oktober '45 geschreven stuk) onmiddellijk overleg gepleegd met Hey en diens staf. ‘Hem is toen gebleken’ , aldus, later in januari, de notulen van het college van secretarissen-generaal, ‘dat door hen uit de handelsvoor­ raden aan de Duitse autoriteiten een aanbod zou kunnen worden gedaan dat niet heel veel afwijkt van de hoeveelheden die door de Weermacht worden geëist.’ 2 Het ‘aanbod’ werd aanvaard (de ‘vordering’ kon dus vervallen)

1 H. M. Hirschfeld: ‘Verzet tegen maatregelen van de vijand’ (12 okt. 1945), p. 3 (Doc I-702, a-7). 2 C sg: Notulen, 21 jan. 1943.

■en de daarvoor in aanmerking komende rijksbureaus droegen zorg voor het inzamelen der goederen die aan de burgerij onthouden werden.

Eerder memoreerden wij de bespreking van begin augustus '42 in Berlijn waar Goering de Reichskommissare en Militdrbefehlshaber de les las. Het stenografisch verslag bevat een passage waarin Goering meedeelde dat hij besloten had, een reeks opkopers naar Nederland, België en Frankrijk te sturen teneinde daar de hand te leggen op goederen die de Duitse bevolking tegen Kerstmis '42 in de Duitse winkels moest kunnen kopen. ‘Friiher’ , aldus Goering,

‘schien mir die Sache doch verhaltnismassig einfacher zu sein. Da nannte man das ‘plündern. Das stand dem Betreffenden zu: das wegzunehmen was man eroberte. Nun, die Formen sind humaner geworden. Ich gedenke trotzdem zu plündern, und zutar ausgiebig, in der Form, dass ich eine Reihe von Aufkaufern mit ausserordentlichen Voll- machten, angefangen in Holland und Belgien, auch nach Frankreich schicke, die nur bis Weihnachten Zeit haben, mehr oder weniger alles aufzukaufen, was es dort über­ haupt nur in den schonen Laden und Lagern gibt, und das werde ich dem deutschen Volk zu Weihnachten hier in die Fensterladen hangen, das kann das deutsche Volk kaufen. Es kommt mir nicht darauf an, dassjede Französin wie einegezierte Hure herumlduft.’ 1

Opdracht tot de organisatie van deze grootscheepse plunderactie gaf Goering aan een van zijn oude vrienden uit de eerste wereldoorlog, Oberst Josef Veltjens, die daarbij gebruik maakte van een vennootschap, de Roh-

stoffhandelsgesellschaft m.b.H. (de ‘Roges’), die, eveneens in opdracht van

Goering, op dat moment al bezig was, op de zwarte markt in Nederland, België en Frankrijk alle goederen op te kopen die men er krijgen kon - wij komen op die Duitse zwarte aankopen nog terug. Hoe groot het krediet was waarover Veltjens in het kader van de z.g. Weihnachtaktion de beschikking kreeg en welk deel hij daarvan in de paar maanden die hem ter beschikking stonden, wist te besteden, weten wij niet met zekerheid; de ene Duitse bron geeft er Rm 400 min, resp. 176 min voor op, de andere Rm 300 min, resp. 244 min. Laat ons zeggen dat er in Nederland, België en Frankrijk goederen opgekocht werden tot een bedrag in de buurt van Rm 200 m in; het is niet onwaarschijnlijk dat van dat bedrag ca. twee-vijfde in Nederland besteed is.

Hoe ging dat toe ?

w e i h n a c h t a k t i o n

Op advies van Hirschfeld onthield het Haagse kantoor van de Roges zich van het zenden van grote aantallen Duitse opkopers naar de kleinhandel - alweer: dat zou maar onrust veroorzaken. De Roges werd verwezen naar de rijksbureaus voor de verwerkende industrie, voor hout, voor chemische producten, voor huiden en leer, voor non-ferrometalen en voor papier. Deze rijksbureaus deden de bij hen ingeschreven fabrikanten en groot­ handelaren weten dat zij een grote reeks artikelen niet langer ten behoeve van Nederlandse consumenten mochten afleveren maar dat zij hun voor­ raden ter beschikking moesten houden van zeven Duitse opkopers, ten dele

Verwalter van Joodse zaken, ten dele in ons land gevestigde Duitse handels­

firma’s. Het betrof hier vele tientallen artikelen, van vrij kostbare (gobelins, kachels en haarden, meubelen1) tot goedkope: badmutsen, haarnetjes, knopen, naalden, bezems, kunstbloemen, zakmessen, tubes tandpasta, portemomiaies, enzovoort, enzovoort. W at maar in aanmerking kwam om in Duitsland als Weihnachtgeschenk te dienen (tot badkuipen toe) moest voor de opkopers gereserveerd worden; speciale belangstelling hadden dezen nog voor kinderspeelgoed. D e bedoeling was dat de uitgezóchte goederen door de fabrikanten en groothandelaren tegen de vaststaande Nederlandse prijzen geleverd zouden worden aan de rijksbureaus; de rijksbureaus zouden ze tegen de Duitse binnenlandse prijzen doorverkopen aan de Roges en voorzover die Duitse prijzen lager waren dan de Nederlandse, zou de Nederlandse schatkist het verschil bijpassen - hetgeen Rost van Tonningen niet ver genoeg ging. Deze was, zo schreef hij Fischböck, ‘der Meinung,

dass das niederlandische Volk gerne bereit ist, dem deutschen Volk in seiner Notlage diese Waren unentgeltlich bereitzustellen.’2

Het ging niet zo ordelijk toe als Hirschfeld wenste. In veel gevallen trokken de opkopers van dc Roges zich van de vastgestelde prijzen niets aan. Er waren Nederlandse fabrikanten en groothandelaren die naar vermogen tegenwerkten (men kon dat al doen door de rijksbureaus een te lage opgave te sturen van wat men in de magazijnen had liggen), andere waren er die graag van de gelegenheid gebruik maakten om goederen rechtstreeks en tegen stevig verhoogde prijzen aan de Roges te verkopen. Er deden zich zelfs gevallen voor waarbij fabrikanten goederen die zij in opdracht van Duitse firma’s gemaakt hadden, nu aan de Roges verkochten. Meubel­

1 Bij deze Weihnachtaktion werd van Lippman-Rosenthal-Sarphatistraat voor ca. f 300 000 gekocht aan juwelen die Joden hadden moeten inleveren. 2 Brief, 17 nov. 1942, van Rost van Tonningen aan Fischböck (E. Fraenkel-Verkade: Selectie Correspondentie van mr. M . M. Rost van Tonningen, no. 364).

fabrikanten waren er die hun in overleg met het rijksbureau voor hout en de

Zcntralauftragsstelle vastgesteld productieprogram overboord zetten en

haastig met hun hoeveelheden hout die voor meubelfabricage bestemd waren, kinderspeelgoed gingen maken dat meer winst opleverde. Dc Roges- inkopers hadden tegen veel te hoge prijzen geen enkel bezwaar: zij ont­ vingen een commissieloon van 3 ^ % op het bedrag aan goederen die zij in de wacht wisten te slepen. Daarbij kwam nog dat geen enkele Nederlandse instantie verifiëren kon wat het land uitging want, teneinde de aankopen voor de Weihnachtaktion en in het algemeen de uitvoer uit bezet Nederland te vergemakkelijken, had Goering in oktober bepaald dat de Nederlandse douanecontrole moest komen te vervallen en dat alle de uitvoer belem­ merende verboden (vervoersverboden bijvoorbeeld) opgeheven moesten worden. In Duitsland verkocht de Roges de buit aan de Duitse groothandel - zo kwamen de voor Kerstmis '42 bestemde artikelen in het Rijnland, in het Oppersilezische industriegebied en in enkele grote steden, waaronder Berlijn en Wenen, in de winkels terecht. Over de kwaliteit van hetgeen daar aangeboden werd, was het Duitse publiek maar matig tevreden; grote onverkochte partijen snuisterijen werden in '43 naar Polen en Rusland gebracht en in april van dat jaar lagen bij Nederlandse fabrikanten en groot­ handelaren nog steeds hoeveelheden voor de Weihnachtaktion ’42 bestemde goederen die de Roges niet had kunnen afvoeren. ‘Stimmungsmassig hatte die

Aktion’ , aldus de Sicherheitsdienst, ‘in der Bevölkerung negative Auswirkungen und führte zu gehdssigen Betnerkungen über die ‘Ausplünderung der Niederlande’ durch die Besatzungsmacht.’1 Men kan in deze opmerking de kritiek be­

luisteren die binnen het Reichskommissariat vrij algemeen geuit was. Goerings wilde actie betekende een doorbreking van het beleid dat de bezetter niet zonder succes voerde. Op landbouwgebied kreeg Duitsland uit Nederland wat het nodig had, de Nederlandse industrie werkte goeddeels voor Duits­ land. Precieze administratieve regels, een goed beheer van de beschikbare grondstoffen en strikte prijscontrole waren onderdelen van een systeem waarbij, zonder schokken en zonder incidenten, het Nederlandse econo­ mische potentieel bij het Duitse ingeschakeld was. Goering had zich, niet voor het eerst, als een olifant in een porseleinkast gedragen.

W ij voegen hieraan toe dat Seyss-Inquart in de lente van '43 een einde maakte aan de zwarte aankopen door de Roges en dat hij een jaar later, geheel in overeenstemming met wat Hirschfeld wenste, de douanecontrole

aan de Nederlands-Duitse grens herstelde.1

In de zomer van '43 was de Roges er overigens nog in geslaagd, de helft van de Nederlandse voorraden wijn, port, sherry en cognac te vorderen. Het had verschillende importfirma’s in de voorafgaande jaren de grootste moeite gekost om de talloze vergunningen te krijgen die voor de invoer van deze sterke dranken nodig waren. N u verdween, uit de groothandel, de helft naar Duitsland. O f er flessen van superieure kwaliteit bij waren, weten wij niet, maar was dat het geval, dan zal Oberst Veltjens wel rekening gehouden hebben met de behoeften van zijn vriend Goering.

w e i h n a c h t a k t i o n

In de zomer van '43 werden verscheidene Duitse steden door de Geallieerde luchtmacht zwaar geteisterd. Medio augustus ontving Seyss-Inquart een brandbrief van Goering:

‘In Auswirkung der feindlichen Terrorangriffe auf die Zivilhevölkerung int Reichs- gebiet hat der Führer folgende Entscheidung getroffen.

In Zukunft ist zum Ersatz der durch feindliche Terrorangriffe vernichteten Werte u>ie u.a. Wohnungseinrichtungsgegenstande, Möbel, Hausgerat, Wasche, Bekleidung usw. der feindliche öffentliche und private Besitz in den besetzten Gebieten rücksichtslos heranzuziehen.

In Durchführung dieser Entscheidung ordne ich an:

1. Der Reichskommissar für die besetzten niederlandischen Gebiete, der Militar- befehlshaber von Belgien und Nordfrankreich und der Militiirbefehlshaber von Frankreich haben sofort Wohnungseinrichtungsgegenstande, Möbel, Hausgerat, Wasche, Beklei­ dung usw. in grösstmöglichem Umfang, lediglich unter Belassung des Allemotwendigsten, zu erfassen und zu beschlagnahmen . . .

5. Über die Durchführung meiner Anordnung und den Umfang der Erfassung ist mir

zum 10. September 1943 Meldung zu erstatten.’2

Seyss-Inquart werd in een aparte brief extra onder druk gezet:

1 Vermoedelijk onder invloed van Goering bepaalde Hitler in september '42 dat elke Duitse militair die uit een bezet gebied naar Duitsland met verlof ging, aan goederen mee mocht nemen wat hij kon dragen en dat hij aan de grens niet gecon­ troleerd mocht worden; pas in mei '44 werd die regeling (men sprak van het ‘Schlepp-Erlass’) gewijzigd, door Goering overigens: voortaan mocht de Duitse militair slechts meenemen wat hij op reis nodig had. 2 Brief, 14 aug. 1943, van Goering aan Seyss-Inquart (B D C , 696).

'Gatiz besonders fallt wie in keinem anderen besetzten Gebiet das Verhalten der Bevölkerung Hollands ins Auge, welche in unverhohlener und hdmischer Weise ihre Schadenfreude über die Auswirkung der Terrorangriffe auf das Ruhrgebiet zeigt.

Ich habe deshalb die. . . Entscheidung des Führers herbeigeführt, um damit die Vor- aussetzung zu schaffen, dass in Zukunft auch die Bevölkerung der besetzten Gebiete die Auswirkung derfeindlichen Terrorangriffe auf das Ruhrgebietfühlbarzuspüren bekommt; so wird ihr dann auch am ehesten ihre bis jetzt offen gezeigte Schadenfreude vergehen . . .

Ich bitte Sie deshalb, gerade in Holland die Verordnung rücksichtslos und, wenn es sein muss, rnit grösster Scharfe durchzuführen.’1

Een onmogelijke opgave! Maar Seyss-Inquart moest voorzichtig ma­ noeuvreren om er in hoofdzaak onderuit te komen: de eis van Goering was immers tevens een eis van Hitler. Hoe kon men bij de Nederlandse gezinnen

‘Möbel, Hausgerat, Wasche, Bekleidung usw.’ in beslag gaan nemen? W ie

moesten dat doen? Alleen de militairen van de Wehrmacht kwamen er voor in aanmerking. Seyss-Inquart raadpleegde Christiansen; deze deed hem, nemen wij aan, weten dat hij in een seizoen waarin nog steeds een Geallieerde invasie mogelijk was, bezwaarlijk de verdediging kon desorganiseren door van militairen een soort deurwaarders te maken. Rauters opinie is bewaard- gebleven. ‘Die Aktion des Reichsmarschalls wird’, schreef hij eind augustus aan

Himmler,

‘natürlich auch viel unschuldige Niederlander treffen, wodurch der Hassgegen uns enorm steigen wird. . . Die Aktion ist ohne starke polizeiliche Krafte nicht durchzuführen. Die hollandische Polizei tut dabei unter keinen Umstanden mit. Es lauft uns die gesamte Exekutive weg, wenn wir versuchen sie einzuspannen. Auch bei der NSB wird es grösste Krise geben.’ 2

Op 9 september, één dag voor de datum waarop Seyss-Inquart aan Goering rapport had moeten uitbrengen ‘über die Durchführung nteiner

Anordnung und den Umfang der Erfassutig’ , ondertekende Seyss-Inquart een

lange brief aan Goering3 waarin hij, na er op gewezen te hebben dat vrijwel alles wat de Joden aan huisraad bezeten hadden, naar Duitsland gezonden was, het denkbeeld dat men op grote schaal bij Nederlandse gezinnen eigendommen in beslag zou gaan nemen, afwees; hoogstens zou men een actie in ‘bestimmte(n) Stadtviertel oder Strassen’ kunnen uitvoeren, maar daartegen waarschuwde hij met klem : van de Rüstungsinspektion had hij

1 A .v. (a.v., 694-95). 8 Brief, 26 aug. 1943, van Rauter aan Himmler (a.v., 693). 3 A .v., 684-91.

vernomen ‘dass bei der Durchführung einer solchen Aktion jeder weitere Versuch

rüstungsivichtige Dinge in den Niederlanden zu erzeugen, aussichtslos ware’ , in

politiek opzicht zou men een toestand krijgen, ‘der dem Aujruhr nahekommt’ , en ook uit de propaganda ‘durch die Gegenseite’ (de Londense radio-uit- zendingen) zouden ‘katastrophale Folgen’ voortvloeien. Maar Seyss-Inquart had Goering toch ook iets aan te bieden: ten eerste zou hij de Nederlanders, oplopend naar het inkomen, een Naturalabgabe opleggen, vooral aan huis­ raad en linnengoed (daarbij zouden de goederen dus niet door Duitsers huis aan huis opgehaald worden); ten tweede zou hij bij de groot- en klein­ handel alle voorraden goederen in beslag nemen die voor de bombarde- mentsslachtoffers in Duitsland nodig waren, en de lopende productie van die goederen zou geheel naar Duitsland gaan, ‘wobei in den Niederlanden nur

insofern der notwendigste Bedarf berücksichtigt wird, als dieser zur Aufrechter- haltung der Rüstungs- und kriegswichtigen Betriebe notwendig ist’ ; ten derde zou

hij in Nederland waar zich al enkele duizenden vrouwen en kinderen uit gebombardeerde Duitse steden bevonden, in totaal ruimte zoeken voor honderdduizend bombardementsslachtoffers.

Zowaar, die voorstellen waren voor Goering aanvaardbaar; ‘besonders’ gold dat voor ‘die dauernde Erfassung der laufenden Produktion ziviler Bedarfs-

artikel.’1

W at deed Seyss-Inquart in werkelijkheid?

Bij het feit dat slechts luttele tienduizenden Duitse bombardements­ slachtoffers kwamen opdagen om in Nederland ondergebracht te worden, legde hij zich neer; op de Naturalabgabe kwam hij in het geheel niet terug (hij voorzag dat een verordening in die richting een slag in de lucht zou zijn), hij concentreerde zich op de twee andere punten: hij wilde de voor­ raden goederen die Goering zocht, bij de groot- en kleinhandel blokkeren en de industrie, voorzover zij die goederen nog vervaardigde, uitsluitend voor de export naar Duitsland laten werken - een denkbeeld dat spoedig in over­ eenstemming bleek te zijn met Speers richtlijn die wij in het begin van dit hoofdstuk memoreerden. Het blokkeren van de voorraden werd evenwel door Hirschfeld afgewezen en Seyss-Inquart drong toen niet verder aan, vermoedelijk op grond van de argumenten dat de annulering van de al aan het publiek uitgereikte aankoopvergunningen grote onrust zou wekken en dat het bovendien twijfelachtig was o f de rijksbureaus en het bedrijfsleven medewerking zouden verlenen. W at het voor Duitsland reserveren van de lopende en toekomstige productie betrof: hoewel Hirschfeld vond dat