• No results found

van de smaak van stamppotten e.d.’1 Men kan hieruit opnieuw afleiden hoe weinig vet en hoe weinig vlees er in de gezinnen kwam.

Eén factor, een belangrijke factor, hebben wij nog niet genoemd: hoeveel meer physieke moeite het kostte dan vroeger om de dagelijkse levensmid­ delen in te kopen. Wat men aan voedsel kon aanschaffen, leverde minder energie op - maar het aanschaffen zèlf vergde méér energie. Natuurlijk, men had ook vroeger wel eens moeten wachten op zijn beurt, maar dat wachten werd nu regel. Om te beginnen moest men vaak lang in de rij staan bij de frequente bezoeken aan de distributiedienst. Dan werd in praktisch elke winkel waar men gedistribueerde levensmiddelen kocht, dc behandelingstijd per klant aanzienlijk langer: er moest nu niet alleen betaald worden maar de de klant moest tevens het juiste bonnetje overhandigen en de winkelier deed er verstandig aan, te verifiëren o f het wel het juiste bonnetje was. In een kruidenierszaak moest de kruidenier bovendien voor verschillende inkopen verschillende bonnetjes controleren. Menige winkelier verloor er zijn goede humeur bij en werd korzelig, ja onbeschoft. Behalve misschien hier cn daar op het platteland werd lang in de rij staan voor moeders met zware bood­ schappentassen, voor zwakken en voor ouden van dagen een dagelijkse onaangenaamheid - voor velen hunner een dagelijkse kwelling.

Ten aanzien van geen enkele soort levensmiddelen heeft dat afmattende wachten zich in zulk een mate voorgedaan als ten aanzien van de groente. Dat kwam door twee factoren. De eerste was dat er door de exorbitante Duitse exporteisen niet voldoende groente van de veilingen kwam ; dc tweede dat de groente zich door haar gevarieerdheid in soort, in kwaliteit cn in wekelijks aangevoerde hoeveelheid niet leende voor een normale distributie. De gevolgen bleven niet uit.

Al in de lente van '41 trokken tienduizenden die daar tijd en geld voor hadden, zelf naar dc tuinders om bij hen groente te kopen; men betaalde dan veelal iets meer dan de vastgestelde veilingprijzen maar had dat er graag voor over. Daarvan was weer het gevolg dat zich onder de groot- en klein­ handelaren de neiging ontwikkelde om óók partijen groente achter te houden om die, zodra men daar de kans toe kreeg, zwart te verkopen. ‘Gisteren was

1 ‘Verslag van de Keuringsdienst van Waren over 1943’, p. I (Bijlage 11 bij Ge­ meente Den Haag: Verslag van de toestand der Gemeente ’s-Gravenhage, 1943 (1946)).

er in Den Haag in het geheel geen groente te krijgen’ , werd eind augustus '41 op een zaterdag op de dagelijkse persconferentie in Den Haag door een journalist opgemerkt. ‘Ik heb zelfs’ , aldus een tweede journalist, ‘gehoord van groentehandelaren die een vrije dag namen om zelf hun groenten bij de tuinders te gaan kopen.’1 Hirschfelds perschef kwam een week later op­ draven, stelde, wat de voedselpositie in het algemeen betrof, voorop dat wat hij betoogde, zelfs door de mensen die hem het beste kenden, niet meer aan­ vaard werd (‘mijn eigen familie gelooft mij nauwelijks meer’), maar deed, wat de groente betrof, met verzwijging van de export naar Duitsland, niet veel meer dan jammeren over de rechtstreekse aankoop bij boeren en tuinders:

‘Nu begint de aardappelmisère tot het verleden te behoren en nu richt de publieke belangstelling zich op groente en op dit punt geloof ik dat wij geen misverstand moeten laten bestaan. Op het gebied van de groente zien wij name­ lijk dingen gebeuren die nog veel dwazer zijn dan wij op het gebied van de aardappelen hebben kunnen meemaken. . . Fantastische hoeveelheden worden buiten de handel om verhandeld. De hoeveelheden groente die vandaag aan de dag van de teler rechtstreeks naar de consumenten gaan en buiten iedere veiling en iedere ordening om verhandeld worden, zijn vele malen groter dan die welke het publiek langs de gebruikelijke weg bereiken. Nu komt de groentehandelaar natuurlijk bij u en zegt: ‘U kunt wel groente krijgen, zoveel zelfs als u maar hebben wilt, maar tegen een hogere prijs, want ook ik moet ze tegen een hogere prijs inkopen en tegen de vastgestelde prijzen kan ik geen zaken doen.’ ’2

Aan het einde van de lente van '42 viel, mede als gevolg van de strenge winter, de normale aansluiting van de groente van de koude grond op de kasgroente weg. W eer trokken dc stedelingen en masse naar dc tuinders. Begin juni werd toen in en bij de tuinbouwstreken een algemeen vervoer- verbod voor groente afgekondigd. Hirschfelds perschef kon er nu ten over­ staan van de journalisten niet langer omheen draaien: ‘De export is inderdaad ten aan zien van vorige jaren wat aan de hoge kant; hij is op dit moment voor de maand juni op 50% vastgestcld.’3 Dat cijfer mocht overigens niet ge­ publiceerd worden. V ijf dagen later ging de bezetter nog een stapje verder: voorlopig mocht in de pers in het geheel niet meer over de groente- en fruitvoorziening geschreven worden. ‘Eindeloze files wanhopige vrouwen’ , aldus Vrij Nederland, stonden in die tijd voor de groentewinkels: ‘In onze grote en middelgrote steden begint dit al om ’s morgens 4 uur en vaak

1 Verslag persconferentie, 23 aug. 1941, p. 2, 4 (DVK, 47). 2 A.v., 30 aug. 1941, p. 3-4 (a.v.). 3 A.v., 8 juni 1942, p. 2 (a.v., 50).

GROENTE-MISERE

keren de mensen na zes tot acht uur wachten met niets naar huis.’1 Twree maanden later, in augustus, deed zich opnieuw zulk een noodsituatie voor. Veel groentehandelaren waren er toen overigens toe overgegaan om hun vaste klanten z.g. knipkaarten te geven waardoor die klanten, als de hande­ laar op een bepaalde dag groente ontving, althans de zekerheid hadden dat zij, zonder ’s morgens om 4 uur in de rij te gaan staan, groente zouden kunnen kopen.

In de lente van '43 was er groente genoeg, maar nu kwam er als gevolg van de zachte winter zulk een groot aanbod, dat men niet in staat was, de beschik­ bare hoeveelheden te transporteren: wat men niet kon afvoeren, werd omge­ spit. Eind april manifesteerde zich opnieuw een tekort aan groente. Weer moesten de huisvrouwen urenlang in dc rij staan en zo ging het door, maand na maand. Begin augustus werd in Amsterdam, Haarlem, het Gooi, Den Haag, Rotterdam en Utrecht de z.g. klantenbinding ingevoerd: groente werd distributiegoed, tegen inwisseling van een bepaalde bon moest men zich bij een bepaalde groentehandelaar laten inschrijven; deze maakte dan bekend, op welke dagen in de week men groente kon kopen. Het systeem dat een aantal groentehandelaren op eigen initiatief in de zomer van '42 toegepast hadden, werd dus nu voor de grote bevolkingscentra in het westen door de overheid overgenomen. W ij hebben niet de indruk dat het in voldoende mate hielp. O ok begin '44 trokken weer velen uit dc grote steden naar de tuinderijen om er zelf groente te kopen, soms niet alleen voor het eigen gezin maar ook teneinde een deel daarvan ‘zwart’ aan de man te brengen. ‘ Tdglich’ , zo heette het in een rapport van de districtscommandant van de prijsbeheersing te Amsterdam dat aan het Reichskommissariat voor­ gelegd werd,

‘fuhren und fahren Hunderte von Frauen mit der Kleinhahn von Amsterdam nach Purmeretid um Gemüse in dem Beemster zu holen, und kehren mit vollen Sacken zuriick. Taglich werden auf diese Weise einige Tausend Kg Gemüse . . . nach der Stadt befördert um in vielen Falleti daselhst zu ‘schwarzen’ Preisen verkauft zu werden. Von einer Kontrolle von Seiten des CCCD bemerkt man nichts . . . Einen Respekt vor dieser Kontrolle gibt es überhaupt nicht. Die aus dem Beemster kommenden Autobusse werden mitunter bei Purmerend angehalten. Die Kontrolleure steigen ein, sagen mit freundlicher Miene: 'Alles ist wohl in Ordnung, nicht wahr?’, lassen einen oder zwei Passagiere ein kleines Köfferchen aufmachen, stellen fest, dass alles in Ordnung ist, und verlassen den Autobus. Unter den Banken liegen dann die Sacke mit Kartoffeln, Obst und Gemüse’2

-1 Vrij Nederland, II, -16 (23 juni -1942), p. 5. 2 Vertaalde brief, 2-1 jan. -1944, van dc districtscommandant prijsbeheersing te Amsterdam aan de gemachtigde voor de prijzen (PiW i, Abt. Preisbildung, 24 C 12-03).

fruit werd dus ook op deze wijze aan geschaft.

Inderdaad, vers fruit werd in '41 en '42 al even moeilijk verkrijgbaar als verse groente. In '43 kwam er nog een probleem bij: er waren toen als gevolg van de arbeidsinzet niet voldoende losse arbeiders om bij de oogst te helpen en ook hier tekende zich een tekort aan transportmiddelen af. De burgerij vond er wat op. Ten tijde van de kersenoogst trokken bijvoorbeeld uit het gehele land tienduizenden stedelingen naar dc Betuwe 0111 er kersen te kopen. Op één dag waren het er volgens officiële schatting vijf-en- twintigduizend die hier en daar in gevecht raakten met de C C C D en met de politie. ‘W ij zijn op weg naar Tiel’ - zo begon een Amsterdammer eind juni een zondagse tocht te beschrijven die hij met vrouw en twee kinderen naar een bevriende boer ondernomen had.

‘Overvolle trein en in Utrecht komt er nog een stampie bij. Maar de stemming is er want alles trekt er vandaag op uit, kersen eten o f halen. In Geldermalsen over­ stappen naar Tiel. Nog drukker. De wagens puilen uit. Maar we komen er. Van Dien1 staat ons al op te wachten. Wat is het toch vredig in zulk een klein provincie­ stadje. De ontbijttafel wacht ons. Als steeds is dit een heerlijke verrassing voor ons. Rookvlees met beschuit. . . Dan drinken we koffie en gaan we op stap naar dc kersenboomgaard . . . Van Dien laat meteen een kist van i j pond kersen aanrukken. Wij vleien ons neer en beginnen te peuzelen. Binnen een half uur is de kist leeg en we kunnen geen kers meer zien . . . En als we de buik goed vol hebben, gaan we de tassen vullen en maken ons reisvaardig voor de terugtocht. Moe van Dien gaat vooraf om het eten klaar te maken en wij wandelen heerlijk rustig terug. En overal zien we kersenhalers en -eters. Thuisgekomen vinden we de tafel al klaar. Heerlijke kruimige aardappels en een balletje gehakt (hoe bestaat het) en doppers met wortelen en echte jus, en rijst na (van die mooie gele rijst, grote korrels) met bessensap. We barsten bijna maar op moet het zegt Ma van Dien . . . Zo verloopt de dag. En als het klokje ons waarschuwt dat de terugtocht naar eigen huis weer is gekomen, vergezelt de hele familie ons naar station. Wat een mensen komen hier naar toe. Hele karavanen en allemaal vol beladen met koffers, mandjes, tassen. Maar allemaal vol hoor, daar kun je op rekenen. En niemand mag kersen vervoeren. Maar je ziet geen controleur en geen agent. Ze geloven het wel.’

Deze ene Amsterdamse familie, die van de controle geen last gehad had (elders was dat bij anderen wèl het geval geweest), torste 3 5 pond kersen mee. Daar was per pond een kwartje voor betaald, ‘in Amsterdam moeten de stakkers f x,50 per pond betalen’ 2 - veel meer dan de officieel vastgestelde prijs. Dat groente- en fruithandelaren hogere prijzen vroegen dan toegestaan

DE D I S T R IB U T IE BROK KE LT AF

was, kwam in de lente van '44 zo veelvuldig voor dat het Bedrijfsschap voor Groente en Fruit toen op verzoek van Louwes in de steden in het westen des lands ‘rijkswinkels’ ging oprichten die zich aan dc vastgcstelde prijzen hielden.

Ook de gemeentebesturen hadden maatregelen genomen. Vooral in het westen waren zij er al in '43 toe overgegaan 0111 in en bij de steden in de groengebieden (parken en pleinen) eigen aardappelen cn groente aan te planten.1 Personeelsleden van diverse gemeentebedrijven traden dan als tuinders (cn bewakers!) op. De gemeente Den Haag liet aldus in '43 meer dan 100 ha betelen; dc opbrengst, ruim I 000 ton, hoofdzakelijk aardappelen, ging naar diverse sociale instellingen cn naar dc ziekenhuizen toe. In '44 sloten enkele besturen van grote gemeenten leveringscontracten a f met land­ bouwers in de omgeving; de oogst ging dan buiten de veilingen om naar dc betrokken gemeenten toe. Grote ondernemingen hadden dat systeem al eerder toegepast: ook zij waren zich moeite gaan geven om hetzij bij dc groothandel, hetzij bij boeren partijen levensmiddelen op de kop te tikken die aan de arbeiders cn employé’s ter beschikking gesteld werden. Sommige rijksbureaus voor handel en nijverheid deden hetzelfde, het rijksbureau voor de verwerkende industrie had er een aparte commissie voor die er in slaagde, vooral aardappelen in grote hoeveelheden te verdelen. ‘Velen’ , aldus het naoorlogse verslag van dit rijksbureau,

‘schreven ook in voor deelname aan de ‘Volkstuinen’ waartoe in Zoetermeer 5 l ha grond met aardappelen en peulvruchten werden verbouwd . . . Tientallen vrijwilligers uit het personeel hebben zich toen zeer beijverd om de oogsten binnen te halen met als enige vergoeding een maaltje bruine bonen, waarin, o ongekende luxe in die tijd, ook wel eens een stukje spek te bekennen viel.’2 Waar wezen deze en dergelijke verschijnselen op? Toch op niets anders dan dat men in steeds sterker mate zichzelf trachtte te redden. Grote be­ drijven, gemeentebesturen cn rijksinstellingen gingen het voorbeeld volgen dat, sinds de schaarste zich was gaan aftekenen, door honderdduizenden particulieren gegeven was. Men kon op die schaarste reageren met bittere grapjes waarvan tientallen de ronde deden (‘Alle sigarettenpapiertjes zijn

1 In tuinen en volkstuinen werden ook bij voorkeur aardappelen en groente ver­ bouwd. Wie een tuin of volkstuin bezat, kon de rantsoenen dus uit eigen ‘productie’ enigermate aanvullen. Wat de omvang van die aanvulling geweest is, valt niet te schatten. 2 Rijksbureau voor de verwerkende industrie, sectie metalenverwer­ kende industrie: Naoorlogs verslag, p. 49 (CNO, 328 a).

gevorderd!’ ‘Ja, om ons boterrantsoen in te verpakken’), maar effectiever was het om er iets aan te doen.

Het gehele systeem van geleide economie dat de departementen van handel, nijverheid en scheepvaart en van landbouw en visserij in de vorm van de rijksbureaus alsmede de hoofd-, bedrijfs- en vakgroepen en de hoofd­ bedrijfs- en bedrijfsschappen in het leven hadden geroepen, had de bedoeling om het deel van de nationale productie dat de bezetter aan Nederland liet, volgens vaste regels, via de normale handelskanalen en tegen gecontroleerde prijzen zoveel mogelijk naar evenredigheid onder de gehele bevolking te verdelen. Dat vergde discipline van producenten, handelaren en consu­ menten - óók van de instanties die met de veelzijdige controle belast waren. Aan die discipline had van meet a f aan veel ontbroken, maar dat van '43 a f ook overheidsinstellingen de rechtstreekse weg naar de producenten zochten en vonden, toonde niet alleen aan hoe kwetsbaar die geleide economie geworden was maar ook dat het nu als min o f meer normaal beschouwd werd, er dwars tegen in te handelen. Op het vitale terrein van de levens- middclenvoorziening was de greep die Hirschfeld en Louwes op de situatie hadden, bezig te verzwakken.

Hirschfeld en Louwes zijn organisatoren geweest van ongewoon formaat. Overziet men het gehele terrein, dan mag men concluderen dat zij, in hun conflicten met de bezetter en met de oorlogsomstandigheden, tot in de zomer van '44, zij het met horten en stoten en met steeds groter lacunes, de centraal geleide levensmiddelenvoorziening in stand hebben weten te houden. Eerst door de Spoorwegstaking en de daarop aansluitende straf­ maatregelen van de bezetter zou de zwakste schakel in de keten, het vervoer, bezwijken.

Prijsbeheersing

Prijsbeheersing was het noodzakelijk complement van de distributie. De overheid kon zich de grootste moeite geven om, wat de schaars wordende goederen zelf betrof, te bereiken dat deze in vaste hoeveelheden en met regelmaat op de honderdduizenden verkooppunten arriveerden, maar het doel van die distributie: te waarborgen dat een ieder de hem toekomende rantsoenen kon aanschaffen, zou goeddeels gemist worden als men het prijs­ peil niet in de hand hield. Bedrijfseconomisch zou een geleidelijke, stevige stijging van de prijzen overigens heel wel te verdedigen zijn geweest, zeker bij die bedrijven die hun prijzen reeds plachten vast te stellen volgens de z.g. vervangingswaarde: bij de prijscalculatie ging men dan, afgezien van het

PRIJSPOLITIEK

arbeidsloon, de sociale lasten, de overhead-kosten en de rente op het bedrijfs­ kapitaal, niet van dc inkoopivaarde van de grond- en hulpstoffen en van de afschrijvingen op de bestaande bedrijfsgebouwen en -installaties uit, maar van de bedragen die grondstoffen, hulpstoffen, bedrijfsgebouwen en -installaties

bij hun vervanging zouden vergen. Dit bedrijfseconomisch uitgangspunt werd

door de overheid bewust buiten beschouwing gelaten. Prijsstijging werd slechts aanvaard voorzover zij het gevolg was van factoren dic zich aan de beheersing door de Nederlandse overheid onttrokken, o f voorzover zij door die overheid bepaald wenselijk werd geacht. W at het eerste betreft: dc hogere invoerprijzen mochten doorberekend worden; wat het tweede aangaat: in de loop van '40 werden dc prijzen op de agrarische sector, teneinde daar de productie te stimuleren, stevig verhoogd en menig agra­ risch product was natuurlijk grondstof voor bepaalde industriële bedrijfs­ takken.1

In de zomer van '40 werden alle prijzen op het peil van 9 mei '40 gesta­ biliseerd, met uitzondering evenwel van de prijzen voor onroerende goederen, importartikelen, diensten op de vervoerssector en agrarische producten. Afgezien van het feit dat al spoedig tal van prijsverhogingen geconstateerd werden die met die stabilisatie in strijd waren, vloeide alleen al uit de toegestane prijsverhogingen voort dat reeksen andere prijzen billijker­ wijs óók verhoogd moesten worden. Dit vergde een aparte dienst. Welnu, in november '40 benoemde Hirschfeld een Gemachtigde voor de Prijzen, mr. H. C . Schokker, en begin januari '41 kondigden Hirschfeld en Tenkink (Justitie) het Prijsbeheersingsbesluit af,2 hetwelk o.m. bepaalde dat elk die een door de dienst van Schokker vastgestelde prijs opzettelijk zou overtreden, gevangenisstraf tot een maximum van tien jaar zou krijgen en/of een geld­ boete van onbeperkte hoogte. Gevangenisstraffen zouden slechts door dc rechter opgelegd kunnen worden maar voor de geldboetes was ook Schok­ kers dienst competent; deze kon bovendien een bedrijf dat in overtreding was, stilleggen. Dit tuchtrecht zou uitgeoefend worden door v ijf inspecteurs van de prijsbeheersing wier districten samenvielen met die der gerechts­

1 De agrarische sector bleef de enige waarop volgens de vervangingswaarde ge­ calculeerd werd. Op de andere sectoren was het niet toegestaan, de ‘onderbezettings- kosten’, d.w.z. de kosten die uit de gedeeltelijke leegloop (gevolg van het tekort aan grondstoffen) voortvloeiden, in de kostprijsberekeningen op te nemen. Bij de landbouw werd daarentegen rekening gehouden met bijv. de oogstvermindering door het tekort aan kunstmest: de uit deze ‘onderbezetting’ voortvloeiende kosten werden wèl in dc kostprijs opgenomen. Zij drukten dus via de hogere prijzen op de consumenten. 2 VO n/41 (Verordeningenblad, 1941, p. 28-39).

hoven; legden zij hoge straffen op, dan kon men bij de gemachtigde in beroep gaan.

Men ziet: gestraft kon eerst worden wanneer vastgcstelde prijzen over­ treden waren. Die vaststelling had heel wat voeten in de aarde. ‘Eerst in dc zomer van '4 1, dus een vol jaar te laat, werden’ , aldus dr. B. Pruijt in zijn belangrijke studie Prijsbeheersingspolitiek (1949), ‘de doeleinden van de prijs- beheersingspolitiek scherp geformuleerd. In plaats van de compromissen van groepsbelangen kon toen komen een bewust nastreven van doeleinden, gebaseerd op het algemeen belang.’1 Dat algemeen belang werd nagestreefd niet alleen door (behalve op de agrarische sector) elke prijscalculatie op basis van dc vervangingswaarde a f te wijzen maar ook door dc rente- cn winstnormen drastisch te verlagen. Hadden die normen aanvankelijk telkens 5 % mogen bedragen, nu ging men er van uit dat de rente op het bedrijfs­