• No results found

VOLKERAKMEER Bodemdiereters

In document Biodiversiteit in de Zuidwestelijke Delta (pagina 133-138)

Broedvogels (Figuur 4.67):

Dit voedselgilde wordt in het Volkerak vooral vertegenwoordigd door steltlopers en meeuwen, bodembroeders van kale grond of korte vegetatie. Het aanbod en de kwaliteit van dit nesthabitat is vooral sturend voor hun aantallen en hier doet de voortschrijdende vegetatiesuccessie zich gelden. Typische pioniersoorten als Bontbekplevier en Strandplevier – beide soorten van de Rode Lijst – hebben het tegenwoordig zeer moeilijk in het gebied en zijn er op enkele paartjes na verdwenen. De Kluut weet zich de laatste jaren er met ruim 100 paar te handhaven, maar dit is een fractie van de aantallen van rond de 1.000 paar van begin jaren 2000. Meeuwen tolereren wat meer begroeid habitat en weten zich goed in het gebied te handhaven met bijvoorbeeld tot meer dan 100 paar

Zwartkopmeeuwen. De drooggevallen gronden, zoals de Slikken van de Heen en de Krammerse Slikken, werden gekoloniseerd door ‘weidevogels’, die er eind jaren negentig piekten (vermoedelijk waren de voor die tijd aanwezige schorren al bezet door Scholekster en Tureluur). Sindsdien zijn de aantallen teruggelopen, maar zijn ze nog wel aanwezig, inclusief de Rode Lijstsoorten Grutto en Tureluur. De terugval kan te maken hebben met de verstruweling van delen van de buitendijkse gronden, maar ook speelt de komst van predatoren ongetwijfeld een rol. Directe landbouweffecten spelen hier niet: het graslandgebied Sint Antoniegorzen wordt beheerd als weidevogelreservaat.

Figuur 4.67 Trends in het aantal bodemdieretende broedvogels van het Volkerakmeer tussen 1987 en 2015.

Doortrekkers-overwinteraars (Figuur 4.68 en 4.69):

De aantallen steltlopers zitten sinds de afsluiting vanzelfsprekend op een laag niveau. Soorten als Kievit en Goudplevier (Rode Lijst doortrekkers/overwinteraars), die ook op wat drogere kale gronden uit de voeten kunnen, hebben geprofiteerd van de tijdelijke beschikbaarheid van grote arealen hiervan. Aantallen van beide soorten konden toen in de wintermaanden een niveau van meer dan 5.000 vogels bereiken. Vermoedelijk onder invloed van vegetatiesuccessie en in het geval van de Kievit de gebiedsoverstijgende populatieafname ten gevolge van de landbouw zijn de aantallen teruggelopen. De op bodemdieren duikende eenden hebben geprofiteerd van de afsluiting (verzoeting) en het beschikbaar komen van grote bestanden prooidieren in de vorm van Driehoeksmosselen en (meer recent) Quaggamosselen. Met name Kuifeend komt in grote aantallen voor in het gebied, tot meer dan 20.000 vogels in de nazomer.

Figuur 4.68 Trends in het aantal bodemdieretende doortrekkers-overwinteraars van het Volkerakmeer tussen 1987 en 2015.

Figuur 4.69 Trends in het aantal bodemdieretende duikeenden geïllustreerd aan het seizoengemiddelde van Kuifeend en Tafeleend van het Volkerakmeer tussen 1987 en 2015.

Planteneters

Broedvogels (Figuur 4.70):

Zowel de Grauwe Gans als de Brandgans hebben het Volkerakmeer begin jaren negentig gekoloniseerd. Vooral laatstgenoemde heeft een spectaculaire ontwikkeling doorgemaakt met vermoedelijk zeker 3.000 broedparen in recente jaren. Ze broeden verspreid over het gebied, de belangrijkste kolonies met elk honderden paren liggen op de Hellegatsplaten, Noordplaat en op het eiland bij de krib west van de Volkeraksluizen. De Grauwe Gans steekt hierbij bescheiden af met vermoedelijk zo’n 200 paren in het hele gebied. De gunstige vestigingsomstandigheden met de aanleg van (predatorvrije) eilandjes hebben aan de toename bijgedragen en het past in het

gebiedsoverstijgende beeld van expansie van de populatie.

Figuur 4.70 Trends in het aantal plantenetende broedvogels (ganzen) van het Volkerakmeer tussen 1900 en 2015.

Doortrekkers-overwinteraars (Figuur 4.71):

Ook voor de doortrekkende en overwinterende planteneters ontstonden er gunstige omstandigheden na de afsluiting. Al gauw stabiliseerden de aantallen maar er is een voortdurende toename van

soorten die profiteren van de eutrofiëring en daarmee vergroting aanbod waterplanten en algen. Naast ganzen en Knobbelzwaan springt de spectaculaire toename van de Krakeend in het oog. Van deze soort zijn recent al bijna 8.000 vogels geteld in de nazomer. Daarentegen laten de soorten van pioniervegetatie en zaden (Wintertaling, Pijlstaart) de laatste jaren wat lagere aantallen zien. Ook een

soort als de Smient is afgenomen, wat past in het gebiedsoverstijgende beeld van afname bij deze soort. Seizoensmaxima van meer dan 10.000 vogels worden sinds 2000 nauwelijks nog vastgesteld.

Figuur 4.71 Trends in het aantal plantenetende doortrekkers-overwinteraars van het Volkerakmeer tussen 1900 en 2015.

Roofvogels en viseters

Broedvogels (Figuur 4.72-4.74):

De eerste jaren na de afsluiting waren gunstig voor Velduil, een snelle kolonisator van

pionieromstandigheden met in sommige jaren drie paar. Na 1994 is deze soort niet meer in het gebied vastgesteld als broedvogel. Enkele jaren na de afsluiting kwam de Bruine Kiekendief op en de

populatie groeide in de jaren negentig onder invloed van het ontstaan van arealen rietland en ruigte tot 13 paar. In de jaren 2000 ging het snel bergafwaarts onder invloed van de voortschrijdende vegetatiesuccessie en broeden nog slechts één tot enkele paartjes in het gebied.

Het voedselgilde van de viseters was voor de afsluiting niet of nauwelijks vertegenwoordigd in het Volkerakmeer. Broedgelegenheid is hier vooral bepalend voor het lokale voorkomen van sterns en meeuwen. Ze koloniseerden de drooggevallen gronden die aanvankelijk spaarzaam begroeid waren en de aangelegde eilandjes. In de jaren 2000 kwam er een kentering die toegeschreven kan worden aan de voortschrijdende vegetatiesuccessie. Dwergstern en Visdief (beide Rode Lijstsoorten), de meest uitgesproken pioniers, bezetten het gebied meteen na de afsluiting en de aantallen piekten medio jaren negentig met respectievelijk 154 en 786 broedparen. Daarna liepen de aantallen terug en de laatste 15 jaar is de Dwergstern een onregelmatige broedvogel in het gebied en gaat het

tegenwoordig bij de Visdief om nog hooguit enkele tientallen broedparen. De Kleine Mantelmeeuwen prefereren wat meer begroeiing op de broedplaatsen en kwamen zodoende later, vanaf het begin van de jaren negentig in het gebied tot broeden. De aantallen namen snel toe tot meer dan 1.200 paar in het begin van de jaren 2000. De laatste tien jaar liggen de aantallen op een wat lager niveau: 500- 700 paar. Sommige broedeilanden worden tegenwoordig beheerd om ze geschikt te houden voor kustbroedvogels. De komst van predatoren als de Vos kan een additionele drukfactor vormen.

Lepelaars hebben het gebied in 2006 gekoloniseerd en namen vervolgens geleidelijk toe tot 97 paar in 2015. Ze broeden alle op het Slaakeiland nabij de Philipsdam. Dit past in het landelijke beeld van uitbreiding. De aanleg van vooroevers met daarachter ondiep water is gunstig voor deze soort geweest, omdat dit goede foerageergebieden vormen.

Figuur 4.72 Trends in het aantal broedende roofvogels van het Volkerakmeer tussen 1987 en 2015.

Figuur 4.73 Trends in het aantal visetende broedvogels van het Volkerakmeer tussen 1987 en 2015.

Doortrekkers-overwinteraars (Figuur 4.75):

Deze zijn sinds de afsluiting geleidelijk toegenomen; een toename die zich bij alle soorten van dit gilde afspeelt. De talrijkste soorten zijn Fuut, waarvan er in de nazomer/herfst tot meer dan

4.000 exemplaren in het gebied aanwezig kunnen zijn, en de Middelste Zaagbek met piekaantallen tot bijna 1.500 exemplaren in het najaar. De laatste jaren is de Geoorde Fuut sterk opgekomen met piekaantallen van meer dan 500 exemplaren in het najaar. Ook de Kuifduiker manifesteert zich met maxima van bijna 80 exemplaren in het gebied. In ieder geval van de jaren negentig is bekend dat de biomassa vis in het Volkerakmeer is toegenomen. Relatief nieuw is het voorkomen van Kleine

Zilverreigers, vooral in de nazomer met tot bijna 40 exemplaren. Deze soort profiteert net als de Lepelaars van gunstige foerageeromstandigheden in ondiep water achter vooroeververdedigingen. Daarnaast wordt het voorkomen van deze soort ook gestuurd door de klimaatveranderingen. In de nazomer pleisteren steevast een of enkele Visarenden in het gebied, eenmaal zijn vijf exemplaren vastgesteld.

Figuur 4.75 Trends in het aantal visetende doortrekkers-overwinteraars van het Volkerakmeer tussen 1987 en 2015.

ZOOMMEER

In document Biodiversiteit in de Zuidwestelijke Delta (pagina 133-138)