• No results found

Grevelingen en Krammer Volkerak

2.2 Landschappen van de Zuidwestelijke Delta

2.2.2 Zeearmen en zoetwatergetijdengebied

2.2.2.3 Grevelingen en Krammer Volkerak

Tot 1964 vormden de Grevelingen en het Krammer-Volkerak een estuarien getijdelandschap met uitgestrekte platen, slikken en schorren. Getijstroming bracht zout Noordzeewater binnen via de Grevelingenmonding en aan landwaartse zijde vanuit de Oosterschelde, via de verbinding met het Keeten, het Mastgat en het Zijpe; zoetwater van de Rijn en Maas werd aangevoerd via het Volkerak vanuit het Hollandsch Diep. Tussen Volkerak en Grevelingen bestond een grote zoet-zoutgradiënt, in het Volkerak was sprake van een uniek brakwatergetijdengebied.

6 https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/landschap/groen/groen-index/groenprojecten/deltanatuurgebieden. 7 https://nl.wikipedia.org/wiki/Tiengemeten. 8 https://www.deingenieur.nl/artikel/noordwaard-wordt-doorstroompolder. 9 https://www.ruimtevoorderivier.nl/project/ontpoldering-noordwaard. 10 https://www.rijkswaterstaat.nl/water/projectenoverzicht/haringvliet-haringvlietsluizen-op-een-kier/index.aspx.

De dynamiek van getij, golven en rivierafvoer zorgde voor een dynamisch landschap met voortdurend veranderende geulpatronen, platen, slikken en schorren. Vanaf de 13de eeuw vindt inpoldering plaats van voldoende hoog opgeslibde slikken en schorren. In de 19de eeuw werd in Grevelingen en

Krammer-Volkerak zo’n 2.100 ha slik en schor omgezet in polderland; in de eerste helft van de 20ste eeuw nog eens gevolgd door een kleine 900 ha (Figuur 2.23).

Figuur 2.23 Veranderingen in oppervlakte intergetijdengebied in Grevelingen (A) en Krammer- Volkerak (B) sinds 1800, onder invloed van inpolderingen en aanleg van deltadammen.

In 1965 wordt door de bouw van de Grevelingendam, de Grevelingen afgesloten van Krammer- Volkerak en Oosterschelde en daarmee ook van rivierinvloeden. Er komt alleen nog zoutwater via de monding binnen, waardoor de zoet-zout gradiënt verdwijnt en er een open zeearm met getij ontstaat. In 1971 volgt volledige afsluiting van de zee door aanleg van de Brouwersdam en ontstaat een geïsoleerd zoutwatermeer zonder getij: het Grevelingenmeer. Het meer blijft zout door de aanleg van een doorlaatmiddel in de Brouwersdam in 1978, waardoor geringe uitwisseling van water met de Noordzee mogelijk is (Figuur 2.24).

Figuur 2.24 Historische ontwikkeling in getij en zoutgehalte Grevelingen (met Krammer-Volkerak).

Het Krammer-Volkerak wordt, na ontkoppeling van de Grevelingen in 1965, met de bouw van de Volkerakdam in 1969, ook afgesloten van het Hollands Diep. Getij-invloed via de Oosterschelde en zoetwaterinstroom via de Volkeraksluizen blijven echter vooralsnog aanwezig. Het estuariene karakter van Krammer-Volkerak verdwijnt pas volledig nadat aanleg van de Philipsdam in 1987, de verbinding met de Oosterschelde te niet heeft gedaan. Het gebied maakt dan intussen deel uit van het Volkerak- Zoommeer dat is ontstaan door de aanleg van het Schelde-Rijnkanaal (1975), en van de

Markiezaatskade (1983) en de Oesterdam (1986) in de kom van de Oosterschelde. Het Volkerak- Zoommeer verzoet relatief snel door aanvoer van water vanuit Brabantse rivieren, afwatering vanuit Flakkee en inlaat van Hollands Diep water. Het Volkerak-Zoommeer verandert hierdoor in een stagnant zoet (tot zeer licht brak) watermeer (Ysebaert et al. 2013b).

De abrupte overgang van een situatie met een verschil tussen hoog- en laagwater van 2,45 m, naar een stagnant waterpeil op een niveau van -20 cm NAP, heeft een rechtstreekse invloed op het

getijdenlandschap. Een groot deel van de platen en slikken komt permanent onder water te staan; een ander deel ligt voortaan permanent droog. Schattingen van het totale areaal aan platen, slikken en schorren in Grevelingen en Krammer Volkerak dat hiermee is verdwenen, komen uit op ongeveer 9.000 ha (DMBD 1980; Withagen 2000; Kreveld & Van Winden 2007; Smaal & Wijsman 2014; Figuur 2.23 en Bijlage 14).

De kale zandplaten en slikken raken al snel begroeid, maar staan in de eerste jaren na afsluiting bloot aan verstuiving door de wind. Om dat tegen te gaan worden aanvankelijk stuifschermen gebruikt en delen van de platen ingezaaid. De resultaten daarvan doen zich nog kennen in reliëfverschillen. Door fysische rijping van de kleirijke bodems op de slikken treedt een verlaging op van het maaiveld. In het voormalige schorrengebied van de Slikken van Flakkee wordt tussen 1972 en 1977 een verlaging gemeten van 10 cm. Een veel groter invloed echter heeft hier de mens, door ter wille van de landbouw, op grote schaal het voormalige schor te nivelleren (DMBD 1980).

Na het droogvallen staan platen en slikken bloot aan een verhevigde erosie. De opbouwende krachten van het getij zijn niet meer aanwezig en het stagnante waterpeil zorgt voor een constante golfaanval in eenzelfde dieptezone. In de Grevelingen ligt de eerste vijf jaar na afsluiting, de achteruitgang op de platen en slikken tussen de 10 en 40m. Om deze erosie tegen te gaan zijn in de jaren zeventig van de vorige eeuw rond vrijwel alle platen in de Grevelingen, over een totale lengte van ruim 40 km, grinddammen aangebracht die de golven breken op enkele tientallen meters afstand van de plaat/slikranden (DMBD 1977, 1980).

De lessen uit de Grevelingen hebben ertoe geleid dat in het Krammer-Volkerak al voor de afsluiting, tientallen kilometers vooroeververdediging zijn aangelegd om erosie van plaat en slik tegen te gaan. Tevens zijn in de jaren negentig, om de ontwikkeling van oevers te bevorderen, in het Volkerak een 40-tal eilandjes aangelegd met een totaal oppervlak van 120 ha (Tosserams 2000; Van Kreveld & Van Winden 2007). Ter bevordering van de recreatie zijn in de Grevelingen, in dezelfde periode een drietal recreatie eilanden opgespoten: Ossehoek, Archipel en Mosselbank.

Het stilstaande karakter van het zoute water in de Grevelingen en het zoete water in het Volkerak- Zoommeer, heeft naar verloop van tijd, problemen doen ontstaan met de waterkwaliteit en natuur. Voor de Grevelingen is het probleem zuurstofloosheid, vooral in de diepere delen van het meer. Het speelt met name in de zomer en wordt veroorzaakt doordat de onderste koude waterlaag niet goed mengt met de bovenste laag, waardoor organisch materiaal dat hier neerdaalt, gaat rotten. Dit zorgt voor een tekort aan zuurstof met als gevolg schade aan bodemleven, vissen en vervolgens ook de dieren die daarvan leven (Lengkeek et al. 2007). Op de bodem vormen zich inmiddels witte matten van zwavelbacteriën die het laatste restje zuurstof verbruiken en daarmee het afbraakproces

versnellen. Het water van de Grevelingen is wel zeer helder, in tegenstelling tot het Volkerak- Zoommeer waar in het zoete, voedselrijke water dat de rivieren aanleveren steeds meer blauwalgen zijn gekomen (Microcystis; Verspagen et al. 2006). Deze giftige zoetwateralgen vertroebelen het water en zijn schadelijk voor mens en dier, wat negatieve gevolgen met zich meebrengt voor recreatie, visserij en de levering van zoet water aan de landbouw (Rijkswaterstaat 2014).

In 2018 heeft de regering het besluit genomen voor de aanleg van een nieuw doorlaatmiddel in de Brouwersdam om daarmee de waterkwaliteit van het Grevelingenmeer te verbeteren. Tegelijkertijd zou dan het in- en uitstromende water gebruikt kunnen worden voor het opwekken van innovatieve, duurzame getijdenenergie.11