• No results found

Het volgen van het onderwijsprogramma – qua tempo en moeilijkheidsgraad

Niet alle kinderen die startten op de basisschool waren in staat deze af te ronden. De respon-dentes geven hiervoor twee redenen aan:

1. Het regulier onderwijs is niet gewend aan de chronisch zieke of lichamelijk beperkte leer-ling. De leerling loopt hier het risico in een uitzonderingspositie en isolement te raken.

2. De klassengrootte en het tempo van de lessen zijn niet te behappen.

“Ik ben begonnen in het reguliere basisonderwijs. Hier kreeg ik al snel problemen met het tempo en de klassengrootte. Ik kwam op achterstand en toen ik 7 jaar was ben ik overgegaan naar het speciaal onderwijs. Hier zat ik in klasjes met 8 kinde-ren en kreeg veel individuele aandacht. Er werd niet geschreven op het bord, maar ik maakte, net als mijn klasgenoten, individuele opdrachten.”

“Ik heb drie jaar basisschool regulier gevolgd, waarvan een jaar gedoubleerd.

Daarna 4 jaar Lom-onderwijs. De reden waarom ik niet kon meekomen lag in mijn fysieke beperkingen. De boeken waren niet aangepast en ik kon niet op het bord lezen.”

Soms wisten de respondentes de problemen zelf op te lossen.

“Ik had hekel aan lezen en topografie, maar blonk uit in hoofdrekenen en gym:

hardlopen, hoogspringen, klimmen, waar ik kon wedijveren met de jongens die me pestten. Haalde, als ik de kans kreeg, gekleurde krijtjes bij schoolbord weg omdat ik alleen tekst met wit krijt, optimaal contrast, kon lezen.”

Het speciaal onderwijs wordt door de respondentes redelijk positief gewaardeerd wanneer het gekoppeld is aan een revalidatiecentrum of een instituut waar de leerlingen intern verbleven.

Achteraf stellen verschillende respondentes dat het speciale onderwijs voor hen voor de hand lag, gezien hun tragere tempo.

“Ik heb altijd op het speciaal onderwijs gezeten. Op de Mytylschool had ik daar niet veel problemen mee. Ik heb eigenlijk alleen wat algemeen vormend onderwijs ge-had en ben daarna klaargestoomd voor de maatschappij. Ik kan ook niet zo heel makkelijk leren, met bepaalde vakken, bijvoorbeeld Nederlandse taal, had ik echt moeite. Het individueel gerichte onderwijs in kleinere groepen was dus wel een voordeel.”

“Ik heb 10 jaar op het speciaal onderwijs voor slechtzienden gezeten. Ik kon niet naar het normale onderwijs, dit ook in verband met de kleinere klassen, het lagere tempo en de wat meer individuele aandacht die ik nodig had. Behalve dat ik slechtziend ben heb ik namelijk ook een lichte hersenbeschadiging waardoor mijn leertempo lager ligt.”

“Het leertempo was misschien wel wat aan de lage kant, maar dat was logisch, omdat veel kinderen en ook ik, vaak weg waren in verband met ziekenhuisopna-mes en therapieën. Je had vaak gewoon individueel les.”

Toch zijn er ook verhalen met een meer negatieve lading. Het niveau van de school was laag en men wist het niveau van de leerlingen niet goed in te schatten.

“Het bleek, dat ze mij op de Mytylschool niet hebben leren lezen. Een grove nala-tigheid. Ik ben mijn hele leven te laag ingeschat door mensen, vanwege onder an-dere mijn spraakgebrek Er wordt gewoon aangenomen dat ik verstandelijk ook wel niet zo veel capaciteiten zal hebben. Leren lezen heb ik eigenlijk pas op het activi-teitencentrum. Ook worden leerlingen in zo’n revalidatiecentrum heel erg vaak weggehaald uit de lessen, omdat ze de een of andere therapie hebben. Dat vraagt veel tijd en is niet bevorderlijk voor het leerproces.”

‘Ik heb me verveeld op de Mytylschool. Het niveau was laag en ik was een voorlijk kind. Ik ben niet opgevangen.”

3.6.2 Voortgezet onderwijs

Ten aanzien van het volgen van het programma op het regulier voortgezet onderwijs maken de respondentes vaak een vergelijking met het speciaal lager onderwijs, voor zover ze dat hebben genoten. Deze overstap was niet altijd gemakkelijk en is vaak terug te voeren op het feit dat regulier onderwijs als massaal ervaren werd en er te weinig rekening gehouden was met de lichamelijk beperkte leerling.

“Na de Mavo (speciaal onderwijs) ben ik naar de Havo (regulier onderwijs) gegaan.

Dit was niet geadviseerd, maar ik wilde zelf. Ik heb 1 week vooraf als proef mee-gedraaid. Toen ging het goed. Na twee maanden heb ik het afgebroken: ik had geen goed contact met leerlingen en docenten, en ik kon de studie niet aan. Nega-tief van het regulier onderwijs Havo: de hulp van medeleerlingen was minimaal. De stap naar regulier onderwijs is heel groot. Mijn ervaring met het regulier onderwijs is dat massaal is, de grotere afstand, en niet echt goed toegankelijk, te hoge snel-heid van schrijven en dergelijke.”

Toch zijn er ook meer gemengde ervaringen. De respondentes wijzen op de positieve en nega-tieve ervaringen op het regulier voortgezet onderwijs.

“Bij de overstap naar regulier onderwijs constateerde ik meer bagage en kennis te hebben vergaard dan ziende medeleerlingen, maar in sociaal opzicht had ik ach-terstand. Ik was streberig aangelegd, had geleerd te beantwoorden aan de ver-wachtingen van anderen, maar had totaal geen interesse in sociaal leven, gaf niet om mode, uiterlijk. De inhaalslag heb ik als positief ervaren.”

Eén respondente die de basisschooltijd als slechtziende op een internaat heeft gezeten, vertelt hoe blij ze was dat met de overstap naar het regulier voortgezet onderwijs ze weer thuis mocht wonen.

“Met de overgang van aangepast naar regulier onderwijs heb ik geen moeite ge-had. Integendeel, het voelde als vakantie, nooit meer van huis weg. Ik behoorde tot de eersten die, bij wijze van pilot vanaf de basisschool meteen naar de reguliere middelbare school gingen; daarmee lag er wel een druk op me van ‘het moet meteen goed’. Ook tegenover de achterblijvers in het internaat, waarmee je toch een zekere rivaliteit opbouwde, moest je je waarmaken.”

Positief reageren de meeste respondentes die niet op het speciaal onderwijs zijn begonnen, maar de gewone basisschool hebben doorlopen.

“De Mavo ging ook gewoon heel goed. Ik heb heel veel operaties ondergaan als kind. Dat was nu voorbij en daardoor was mijn middelbare schooltijd een verade-ming; ik vond het gewoon geweldig. Er hoefde niet veel rekening met mijn handi-cap gehouden te worden, alleen met gymnastiek hoefde ik niet mee te doen. Ik heb het diploma behaald.”

“Ik heb regulier lager onderwijs gevolgd en daarna Vwo. In dit onderwijs leverde mijn verminderde gehoor nog geen problemen op. Althans geen problemen die ik concreet kan benoemen. Maar ik had inwendig wel het gevoel dat ik iets miste.”

Overigens zijn er ook geluiden dat naarmate de handicap verslechterde, alsnog gestopt wordt met het regulier onderwijs.

“Vanwege mijn kennis mocht ik de brugklas Havo overslaan. Maar de slechtziend-heid, begonnen als nachtblindslechtziend-heid, verergerde. In de vierde klas Havo ben ik ge-stopt omdat lezen en schrijven niet meer lukte. Ik wilde van alles weglopen.”

Wat betreft het speciaal voortgezet onderwijs geven de respondentes aan dat ze het gevoel hebben dat het onderwijs minder van hen eiste dan het regulier onderwijs gedaan zou hebben.

Sommige respondentes hebben dat (achteraf) spijtig gevonden.

“De Mulo op de Mytylschool was voor mij een ramp; een te traag tempo en te vrij-blijvend, waardoor ik me verveelde en vaak spijbelde. Omdat ik te jong was heb ik de brugklas 2 keer gedaan. Het niveau van de Mytyl-mavo was lager dan gemid-deld Mavo-niveau. Op de Mulo was er te weinig uitdaging voor mij, maar het kon niet anders vanwege de verzorging en hulp die ik nodig heb. Het was de tijd door-komen, wat spijbelen en wat puberen. Ik was lastig en eigenwijs.”

Anderen geven aan dat ze ook niet anders gekund zouden hebben. Voor hen was het goed dat de school niet te veel van hen vergde.

“Na de lagere school ging ik naar de BIO Mytylschool Mavo. Diploma behaald door deelcertificaten en een deel op de Moedermavo behaald. Ik heb hier lang over ge-daan, tot mijn 21ste. Ik mocht het rustig aandoen, of je je Mavo haalt, dat zien we wel weer, als je maar gelukkig bent, daar ging het om. Voor de school was het di-ploma niet belangrijk, zelf wilde ik het wel graag. Ik heb een moeilijke periode thuis gehad tijdens de Mavo-opleiding: ouders gescheiden, bij zus gaan wonen. De school was niet intern.”

Een respondente geeft zelfs aan dat zij de overstap van het regulier naar het speciaal onderwijs als een verstandige keuze heeft ervaren. Omgekeerd komt ook voor. Omdat de schoolcarrière startte op het speciaal onderwijs, was de overgang naar het regulier onderwijs bijna te groot.

“Ik denk dat de school inhoudelijk uit mij heeft gehaald wat er in zat, alleen het tempo was veel lager dan in het reguliere onderwijs. De overgang naar de Havo was in die zin erg groot. Ik vind het Mytyl-onderwijs achteraf te beschermend. Toen was het fijn, maar in de maatschappij werd het wel moeilijk. Er zou meer een tus-senweg moeten komen, waarbij het regulier onderwijs wel wat meer beschermend mag worden en het speciale wat minder. Dit uit zich onder andere in het tempover-schil. Ik was graag beter voorbereid geweest op het tempo van het reguliere on-derwijs. Ik denk dat ik op de basisschool ook al een hoger tempo had kunnen be-reiken. Op de Havo heb ik het eerste jaar dan ook erg op mijn tenen moeten lopen met het maken van aantekeningen. Dit kon ik niet bijhouden en ik moest aanteke-ningen van een medeleerling kopiëren.”

3.6.3 Vervolgonderwijs (Mbo, Hbo, universiteit)

De respondentes hebben een aantal redenen aangegeven waarom een vervolgopleiding (bijna) te zwaar werd voor hen. De meeste redenen zijn een direct gevolg zijn van (het verslechteren van) de handicap.

“Daarna heb ik rechten gestudeerd. In 1981 begonnen en sinds kort de studie af-gebroken. In het begin ging het best lekker totdat ik zelfstandig ging wonen. Ik was

op de universiteit niet de enige gehandicapte en werd voldoende rekening gehou-den met mijn handicap. In 1984 ben ik zelfstandig gaan wonen, toen kwam de stu-die in de knel. In 1986 studeerde mijn groep af en werd het nog moeilijker. De helft van een studie jaar deed ik in een jaar, daardoor kwam ik steeds meer achterop, en de nieuwe studenten werden steeds jonger.”

“Na de Mavo op het doveninstituut te hebben gedaan ben ik thuis gaan wonen.

Daarna ben ik naar de reguliere 4-jarige beroepsopleiding ontwerpen gegaan. Het onderwijs was niet aangepast, het onderwijstempo lag veel hoger. Ik heb in ver-band het hoge studietempo ook enkele keren moeten verzuimen om op adem te komen. Ik had wel begeleiding vanuit het doveninstituut. Ik had regelmatig contact met de begeleider en deze bemiddelde ook met de schoolleiding.”

“Ik deed een tussenjaar en ging vervolgens naar de Hbo-ergotherapie. De Mam-moetwet was toen juist van kracht geworden. In dit type Hbo-onderwijs werd veel gewerkt met bandrecorders en daar merkte ik goed dat ik het niet kon verstaan. Ik had problemen met discussies wanneer ik met meer dan acht waren. Als ik ach-terin zat kon ik de lessen niet volgen. Ik moest mensen kunnen zien. In het exa-menjaar van deze opleiding kreeg ik voor het eerst hoortoestellen. Overigens heb ik het diploma behaald van de opleiding ergotherapie.”

“November ’98 ben ik afgestudeerd Hbo, studie P&O. Het 1e jaar heb ik als zwaar ervaren omdat je op het Hbo in verschillende locaties les ging volgen en dat was voor mij moeilijk. Op het Mbo had ik goede ervaring en het verschil met het Hbo ervaarde ik als groot met betrekking tot de hoeveelheid opdrachten die ik moest doen. Het 1e jaar ben ik 6 weken uitgevallen en wilde ik stoppen met de studie.

Toen ben ik vrijwilligerswerk gaan doen, maar vond het niks. Ik ben weer gestart met de opleiding. Ik heb het Hbo fulltime gedaan maar ik heb moeite gehad bij het vinden van een stageplaats. Ik werd elke keer afgewezen vanwege mijn handicap.

Dat argument werd door de sollicitatiecommissies niet verhuld. Dat was bijna over-al zo en ook bij de sociover-ale werkvoorziening. Ik vond het zwaar, maar ik heb niemand horen zeggen dat het niet zwaar is. Mijn handicap maakte het ook zwaar.

Ik kan niet snel typen, kan niet mobiel zijn en in subgroepen werken en ergens naartoe gaan.”

“Naast mijn werk had ik een avondopleiding Mbo SD gedeeltelijk gedaan totdat ik stage moest gaan lopen. De opleiding eiste 20 uur stage lopen, samen met mijn werk werd dat te zwaar -40 uur werk en 20 uur stage of 20 uur werk en 20 uur on-betaald stage, maar kan dan niet in eigen onderhoud voorzien. Vanuit de opleiding kon daar geen mouw aan gepast worden, dus noodgedwongen kon ik de studie niet afronden. Toen werd ik heel duidelijk op mijn beperkingen gedrukt. Ik vond dat vreselijk. Lichamelijk zou 20 uur werken en 20 uur stagelopen ook te zwaar zijn omdat ik op me zelf woonde.”

“Daarna heb ik in hetzelfde gebouw bedrijfsjournalistiek gedaan. Deze studie heb ik moeten afbreken in verband met mijn afnemend gezichtsvermogen.”

Deze respondente vertelt vervolgens over de voorzieningen die de Open Universiteit biedt.

Haar verslechterde gezichtsvermogen wordt hiermee opgevangen.

“In januari start ik met een studie psychologie aan de Open Universiteit. Ik ben erg enthousiast over de eerste contacten. Materiaal blijkt in aangepaste leesvorm aanwezig en ik heb een contactpersoon. Dit automatisme overdonderde me omdat ikzelf, vanuit eerdere ervaring ervan uitging dat het moeizaam zou gaan.”

Eén respondente geeft nog aan dat het niet zozeer de knelpunten in de materiaalvoorziening waren die als problematisch door haar ervaren werden, maar eerder dat het haar energie kostte om steeds te moeten improviseren.

“Voor mij zijn deze omstandigheden (knelpunten waren met name gericht op de materiaalvoorzieningen) op de opleiding nooit een echt probleem geweest, wel iets wat me extra energie kostte en waar ik steeds weer moest improviseren. Ik kijk overigens tevreden terug op deze periode.”

Een respondente met reuma geeft aan dat zij liever een andere opleiding had gedaan. Maar dat was niet haalbaar vanwege haar lichamelijke beperkingen. Daarom heeft ze de MTS bouwkun-de gekozen.

“De keuze voor bouwkunde is erg beïnvloed door mijn handicap. Ik zou liever iets met kinderen doen, maar dit is niet haalbaar. Ik ben heel blij met de opleiding bouwkunde. Ik hoop er nog ooit wat mee te kunnen doen, wanneer mijn zoontje wat ouder is.”

Verschillende respondentes hebben computercursussen gevolgd. Dit blijken cursussen te zijn die goed passen bij de aanwezige functiebeperking.

“Ik volg nu een omscholingscursus voor computerprogrammeur bij een automatise-ringsbedrijf. Hier worden vrouwen opgeleid en het bedrijf werkt ook voornamelijk voor vrouwen. Voor mij is dit een bewuste keuze. Je hoeft in dit vak minder te pra-ten, er is minder communicatie op de voorgrond. Doordat mijn gehoor steeds ver-der achteruit loopt wil ik ook geen vak hebben waar dat te zeer een belemmering is. Ik doe de opleiding met twee anderen. De opleiding duurt zes weken en neemt nu maar 1 dagdeel per week in beslag. Ik wacht op een stageplaats om de oplei-ding verder te kunnen vervolgen. Met die ervaring kan ik een baan zoeken.”

Ook blijkt het behalen van een diploma via deelcertificaten en cursussen voor de respondentes een prettige manier van een opleiding afronden te zijn. Een voorbeeld hiervan geeft de volgen-de responvolgen-dente.

“Momenteel ga ik 2,5 dagen per week naar een beroepsvoorbereidende revalida-tie. Ik ben hier net mee begonnen en nu is al geconstateerd dat ik slecht tegen werkdruk kan, waardoor een betaalde baan voorlopig voor mij niet is weggelegd.

Op dit moment volg ik wel 1 x per maand een cursus pastoraat. Ik wil in de toe-komst hiermee graag wat doen, in eerste instantie denk ik hierbij aan vrijwilligers-werk. Ik word vanuit het revalidatiecentrum nu ook begeleid daarin en ben in zijn algemeenheid erg tevreden over de begeleiding. Belangrijk daarin is voor mij dat ik nu ook vaak te horen krijg dat ik veel te bieden heb en wat ik wel kan, in tegenstel-ling tot vroegere situaties waarin mij juist verteld werd wat ik niet kon. Het lukt mij nu steeds beter om naar mijn eigen mogelijkheden te kijken en me minder aan te trekken van wat er van me verwacht worde, hoewel ik toch geneigd ben om hoge eisen aan mezelf te stellen.”

3.7 Beknopt overzicht van de bevindingen

De ervaringen van de ondervraagde vrouwen in het onderwijs lopen uiteen. Sommigen tonen tevreden over hun schoolperiode in het reguliere onderwijs, terwijl anderen daar vooral proble-men hebben ondervonden. En degenen die speciaal onderwijs hebben gevolgd waarderen dat ook heel verschillend.

De problemen die sommigen hebben ervaren in het reguliere basisonderwijs betreffen de beje-gening door klasgenootjes (gepest of buitengesloten worden) en het volgen van het programma (tempo niet kunnen volgen of te weinig begeleiding krijgen).

Negatieve ervaringen met bejegening in het reguliere voortgezet onderwijs deden zich vooral voor op de huishoudschool en de Mavo. Die werd ondervonden van zowel medeleerlingen (ge-pest worden) als leraren (onvoldoende rekening gehouden met de functiebeperking). De erva-ringen van de vrouwen in Havo en Atheneum zijn veel positiever. Dat geldt ook voor het

ver-volgonderwijs (Mbo, Hbo en universiteit). De betreffende vrouwen hebben daar overwegend begrip en praktische steun ondervonden. Ook zijn ze positief over de verkregen begeleiding en technische hulpmiddelen.

De vrouwen die speciaal basisonderwijs hebben gevolgd wijzen op de afzondering die verblijf in een internaat meebrengt. Daarentegen heeft een aantal van hen er een prettige tijd gehad.

De schoolperiode in het speciaal voortgezet onderwijs wordt de betreffende vrouwen verschil-lend gewaardeerd: sommigen komen met kritiek op de houding van leraren en begeleiders die als overbeschermend, bevoogdend en weinig stimulerend aanmerken, terwijl anderen de school als bevrijdend en overzichtelijk hebben ervaren.

4 Maatschappelijke positie: betaalde arbeid, vrijwilligerswerk,

arbeid in de huishouding en deelname aan activiteitencentra