• No results found

Bejegening door werkgevers en collega's

De ondervonden bejegening op het werk is een onderwerp waarover de geïnterviewde vrouwen veel hadden mee te delen. Vrijwel allen vertelden over de wijze waarop ze door hun werkgever, de vrijwilligersorganisatie of de leiding van het activiteitencentrum en/of door hun collega's zijn behandeld. Deze paragraaf bevat daarom meer interviewpassages dan de andere paragrafen.

Sommige verhalen betreffen de huidige werkring, andere gaan over de vroegere situatie. Ook bij dit thema blijken de ervaringen nogal uiteen te lopen. Sommige vrouwen laten zich lovend uit over hun omgang met anderen op de werkvloer, terwijl anderen negatieve ervaringen hebben.

En een aantal had zowel positieve als negatieve ervaringen met de wijze waarop ze door hun werkgever of collega's tegemoet worden getreden. We beginnen met enkele passages van degenen die zich overwegend positief uitlieten over de wijze waarop ze zijn bejegend. De

be-treffende vrouwen voelen zich gewaardeerd, geaccepteerd of er wordt goed rekening gehouden met hun functiebeperking.

“Mijn relatie met collega's was goed, ook al omdat ik de meesten al kende. Boven-dien pakt men in het bedrijfsleven gewoon aan en doet men niet zo moeilijk, in te-genstelling tot de sociale sector. Alles kon. Ik mocht zelfs mijn soho-hond7 mee-nemen. Vervolgens heb ik via een uitzendbureau gewerkt, Hier keek men even vreemd op, maar het kon meteen. Na een paar dagen had ik werk bij een fabriek.

Ik vond het fantastisch dat de mensen van het uitzendbureau hun mening zo snel bijstelden. Op het bedrijf liep het zo goed dat de werkgever specifiek naar mij vroeg.

Daarna heb ik vijf jaar op een bank gewerkt. Ik vond het werk leuk en had leuke collega’s, maar kon niet tegen de hiërarchie die daar heerste. In eerste instantie speelde de handicap een rol. In het begin liep ik tegen een aantal dingen aan om-dat mijn linkerhand het niet zo goed doet. Ik moest gaan typen en ik typ natuurlijk maar met één hand. Het ging verder prima, maar wel langzamer. Ik heb me daar in het begin heel onhandig mee gevoeld ten opzichte van collega’s. In het begin rea-geerden mijn collega’s daar ook onhandig op. Ik had een onhandigheid en zij had-den een onhandigheid daarin. Daar is over gesproken, ook met de directeur en hij heeft mij erg gemotiveerd om verder te gaan. Ik had het enorme geluk dat de di-recteur van de bank zelf gehandicapt was, die had polio. In die zin ben ik dankbaar -dankbaar vind ik een heel fout woord-, heb ik dankbare gevoelens ten opzichte voor hem. Het is goed gekomen ook mede hoe ik daar zelf in stond. Ik vond het heel eng. Ik moest op tafel leggen hoe het was, aan die mensen die niet afwijzend stonden maar wel onhandig. Dan moet je heel erg door een zure appel heen bijten.

Mijn huidige baas is één van de weinigen die weet dat ik een versleten nekwervel heb. Hij houdt daar goed rekening mee.”

“Ik doe vrijwilligerswerk bij een organisatie voor de ‘vierde wereld’, de allerarmsten in Nederland. Het is vlak bij mij in de buurt, een dag in de week, 4 uur. Ik ben daar de enige met een handicap maar ik hoor er helemaal bij. Als ik me erbij hoor voe-len, is het helemaal goed. Werken met de mensen gaat goed, ook nieuwe mensen.

Daar zie ik niet meer tegen op en ik merk dat mensen me waarderen. Ik weet niet hoe ik dat uitstraal, of op wat voor manier, maar mensen laten mij altijd weten dat ze zoveel van mij leren. Prima toch.”

“Ik heb hele goede contacten met mijn collega's op het werk (in de sociale werk-voorziening). Voel me net een maatschappelijk werkster. Ik luister altijd en geef al-tijd advies. Ze komen naar me toe.”

“Bij het vrouwencentrum voelde ik me veel beter op mijn plek. Hier gaf ik informatie aan bezoeksters. Ik werd goed opgevangen door een collega en andere collega’s accepteerden me. Ik heb hier lang en erg fijn gewerkt en genoot van de goede ge-sprekken met collega’s.”

“Over de bejegening door de collega's ben ik erg te spreken. Nadat mijn oogaan-doening duidelijk was, lazen ze me elke ochtend de dagrapporten voor en deelden de taken zo in dat ik het werk kreeg dat ik makkelijk aankon.”

Hieronder volgt een selectie uit de negatieve ervaringen. Uit de meeste komt naar voren dat de betreffende vrouw niet als volwaardige medewerker is behandeld. In sommige gevallen was de ervaring dusdanig ingrijpend dat de vrouw met het werk is gestopt.

“Na een half jaar stage ben ik aangenomen als medewerker deskundigheidsbevor-dering in een instelling voor visueel gehandicapten. Daar gaf ik cursussen van twee dagen aan intermediairen voor visueel gehandicapten uit de hulpverlening,

7

onderwijs en uitkeringswereld. Samen met een goed ziende collega maakte ik een programma en organiseerde deze cursussen. Het werk was erg leuk, vooral de zelfstandigheid erin. Wat voor mij een probleem werd was de ‘beroepsdeformatie’.

De mensen in het centrum waren heel goed om te werken voor gehandicapte cli-enten, maar niet met een visueel gehandicapte als collega. Ze zien de visueel ge-handicapte collega als revalidant en behandelen haar ook als zodanig. Het is blijk-baar heel moeilijk voor hen om mij als zelfstandige collega te zien die af en toe wat vraagt omdat ze niet ziet, maar deze vraag maakt me niet minder onafhankelijk.

Het is blijkbaar moeilijk voor hen om een visueel gehandicapte niet te zien als pati-ent.”

“Ondanks voortdurend solliciteren ben ik 12 jaar als telefoniste op het kantoor van het energiebedrijf blijven hangen. Meermalen overspannen geweest, met name als gevolg van de vele reorganisaties, waardoor ik in een korte periode vele malen van leidinggevende wisselde. Elke keer weer moest ik daarbij uitleggen dat ik als blinde meer kon én wilde dan alleen telefoonwerk. Uiteindelijk voelde ik me zozeer ge-dwarsboomd in mijn functioneren dat ik met ziekteverlof ben gegaan.”

“Toen ik na het proefproject een betaald contract zou krijgen hebben twee collega's achter mijn rug om met de chef gepraat en de baan ging niet door. 'Ik zag er na-melijk zo anders uit', dat gaf de chef als reden op.”

“Ik moest groepen studenten begeleiden. Afgelopen oktober kreeg ik bij een functi-oneringsgesprek te horen kreeg dat mijn jaarcontract niet verlengd zou worden. Ik kon opstappen. Mijn werkgever had gehoord dat er studenten waren, die liever niet bij een visueel gehandicapte docent in de klas zaten, want ik zou ze onvoldoende op de tentamens kunnen voorbereiden. En studenten zouden me voor de gek kun-nen houden in de klas door te eten en te drinken, want ik zag het niet. En ik zou niet assertief genoeg zijn om voor groepen les te geven. Als mijn werkgever nou iets eerder had geconstateerd dat er problemen waren en er een paar maanden eerder mee voor de dag was gekomen, dan had ik er nog wat aan kunnen doen voordat het te laat was. Maar nee, binnen drie dagen na het gesprek lag de ont-slagbrief al in de bus.”

“Vorig jaar heb ik definitief besloten om niet meer naar het activiteitencentrum toe te gaan. De leiding vond de mensen zielig en mij lastig omdat ik allerlei vragen stelde.”

“Ik heb als vrijwilliger bij een werkgroep van gehandicapten gewerkt. Het werk be-viel goed, maar ik ben opgestapt omdat de werkgroep zelf onvoldoende rekening hield met de beperking van haar vrijwilligers. Dit was voor mij een principekwestie.”

Een aantal vrouwen ondervond in de loop der tijd of in verschillende werkkringen positieve en negatieve bejegening door collega’s en leidinggevenden. Deze wisselende ervaringen komen in de volgende passages tot uitdrukking. (Geen) waardering en/of (geen) rekening houden met de functiebeperking zijn ook hier belangrijke elementen.

“In het werk bij de bank kreeg ik te maken met een chef die alsmaar praatte en niet bereid was op een voor mij aanvaardbare en noodzakelijke manier te communice-ren. Ik kreeg er geen kansen om te lecommunice-ren. De afstand tussen werkgever en werk-nemer heb ik als heel groot ervaren. Ik heb ervaren dat ik ondergewaardeerd werd omdat ik doof ben. Dit werd gelijkgesteld aan dom. Er werd niet gekeken naar wat ik kan, naar mijn mogelijkheden. Dit alles maakte het werk erg saai. Ik heb nog wel een meer positieve werkervaring gehad. Ik heb bijna 7 jaar gewerkt bij een advies-bureau, dat allerlei projecten deed in het buitenland. Hier had ik het wel naar mijn zin. Hier kreeg ik wel meer kansen en werd ik door mijn chef betrokken bij het werk. Hij maakte hierbij gebruik van papier en pen”

“Het was een redelijke cultuurschok om vanuit de beschermde omgeving van het revalidatiecentrum te gaan werken in de ‘gewone’ wereld. Ik was niet gewend om op dit niveau voor jezelf te knokken. Ik bemerkte al gauw dat collega's mijn handi-cap zagen op het moment dat het hen uitkwam, maar als het ze niet uitkwam moest ik volledig functioneren wat niet altijd ging, want ik was niet zo snel als zij.

Dat was heel pijnlijk, dat je handicap ook een beetje gebruikt werd en daar ben ik tegen gaan knokken. Uiteindelijk is het allemaal goed gekomen, maar het heeft heel veel moeite gekost om daarin mijn weg te vinden. Als er fouten werden ge-maakt had ik het gedaan. Ik moest heel erg voor mezelf opkomen. Ik was de enige gehandicapte in het bedrijf. De cheffin heeft me heel erg gesteund. Ik heb heel hard moeten knokken om een plaats te veroveren, zonder haar had ik het niet ge-red. Het is allemaal goed gekomen anders was ik er geen tien jaar blijven werken.”

“Ik heb een half jaar vrijwilligerswerk gedaan op een school met kleuters. Het werk vond ik leuk, maar ik had het gevoel dat ik er niet bij hoorde. Negatief was: het gemis aan gevoel van vertrouwen bij de docenten van de kleuterschool. Daarna heb ik vrijwilligerswerk gedaan in een academisch ziekenhuis. Daar ondervond ik begrip en medewerking van collega's. Onlangs ben ik naar een vrijwilligerscentrale geweest, maar hield er een negatief gevoel van over. Ze waren daar weinig be-reidwillig om te helpen met lezen.”