• No results found

Contact met vrienden en kennissen

Wanneer we de ervaringen van de respondentes bekijken wat betreft hun contacten met vrien-den springen er drie onderwerpen naar voren: de mate waarin de contacten de vorm kunnen krijgen die de respondentes zelf zouden wensen, de mate waarin de contacten zich verdiepen tot een vriendschap en de mate waarin de respondentes het gevoel hebben dat ze hun ervarin-gen kunnen delen met hun vrienden. In deze paragraaf komen de diverse belemmerinervarin-gen naar voren die een regelmatig of diepgaander contact met vrienden kunnen verstoren.

Een aantal respondentes geeft aan dat ze niet meer dan een oppervlakkig contact met hun omgeving hebben. Een respondente die het huishouden doet en de kinderen opvoedt vertelt:

“Ik heb geen vrienden en voel me daardoor ook wel eenzaam en geïsoleerd. Ik ben bang om gekwetst te worden en trek me daarom terug op mezelf. Ik heb wel goede buren, maar het contact is oppervlakkig en beperkt. Het zijn mensen in een andere

leefsituatie, tweeverdieners. Ik ervaar mezelf en mijn gezin als té anders. Het gaat in die contacten vooral over de opvang van mijn kinderen, om praktische dingen.”

Ook kan het zijn dat de respondente zelf kiest voor een meer afgezonderd bestaan.

“Ik heb weinig vrienden; het contact is oppervlakkig. Dit komt door mijn eigen on-vermogen om op een goede manier contacten te leggen, het is een gevolg van te-leurstellingen in mijn jeugd. Ik sta buiten de massa, maar dat wil ik ook zelf. Ik hou niet van burgerlijkheid, van dingen doen alleen om erbij te horen.”

Sommige respondentes wijzen erop dat het gevolg van hun handicap een sterk wisselend energieniveau tot gevolg heeft. Dat maakt het enigszins onvoorspelbaar wanneer ze al dan niet mee kunnen doen in hun contacten. Een wisselend energieniveau maakt het ook noodzakelijk om zorgvuldig af te wegen welke activiteiten ze ondernemen met vrienden.

“Met vrienden is het contact wisselend, het is vaak moeilijk te begrijpen dat ik de ene keer wel energie heb en even later geen enkele energie. Dat is lastig voor mij.

Ik ben opgehouden om hierover nog verantwoording af te leggen of een verklaring voor te geven. Maar het maakt het contact moeilijk. Ik zou graag meer voorlichting zien en meer aandacht voor elkaar.”

“Ik heb een aantal dove vrienden en een aantal horende. Als ik word uitgenodigd voor feestjes e.d. vraag ik soms wel wat voor mensen er nog meer komen om in te kunnen schatten of ik het leuk ga vinden of niet. Ook gebeurt het wel dat vriendin-nen me wel willen uitnodigen, maar niet weten of ik het wel leuk zal vinden. Dan vind ik het ook geen probleem om een keer met zijn tweeën apart iets leuks te gaan doen, want een op een contact is voor mij toch het gemakkelijkst.”

Het onderhouden van vriendschappen kan ook gehinderd worden door het niet ad hoc iets kun-nen regelen of onverwacht en spontaan langs kunkun-nen gaan. Er moet veel van tevoren door-dacht en gepland worden.

“Ik heb niet veel vrienden, maar het contact met de vrienden die ik heb is goed. Ik heb wel meer gehandicapte vrienden dan niet-gehandicapte. Ik weet eigenlijk niet precies hoe dat komt. Mogelijk heeft het te maken met mijn beperkingen, bijvoor-beeld als ik weg wil, moet ik alles tevoren plannen. Dus even spontaan bij iemand binnenvallen is er niet bij. Ook als ik hulp nodig heb, bijvoorbeeld wanneer ik naar de wc moet, ervaar ik dat als lastig. In feite is dit eigenlijk een algemeen probleem in contacten.”

Ook ontoegankelijkheid van de woningen en beperkte vervoersmogelijkheden bemoeilijken het spontaan bij elkaar langs komen. Rolstoelgebruikers kunnen geen bezoek brengen aan vrien-den in een ontoegankelijke woning. Vrienvrien-den zullen steeds bij hen op bezoek moeten komen.

En als er wel een geschikte ontmoetingsplaats is, kan het nodig zijn om vervoer te regelen, wat eveneens drempels voor de contacten oplevert.

“Betreffende het onderhouden van vriendschappen ervaar ik mijn handicap soms lastig. Een handicap speelt volgens mij wel degelijk een rol. Bij veel van mijn vrien-den kan ik bijvoorbeeld niet naar binnen en samen een bioscoopje pikken zit er ook niet in. Voor het onderhouden van contacten ben ik aangewezen op de tele-foon, hetgeen een hoge rekening met zich mee brengt. In vriendschappen is een handicap niet weg te vegen.”

Daarnaast kan in bepaalde gevallen de handicap de vrijheid om zelf het contact te bepalen worden ingeperkt.

“Als ik ga wandelen met vrienden en ik moet geduwd worden, dan is er vaak een persoon die die taak op zich neemt. Of men wisselt elkaar af, maar dat doen de

duwers dan onderling. Het is heel moeilijk om te zeggen, dat je nu door die be-paalde persoon geduwd wil worden, omdat je zin hebt om met die persoon te pra-ten. Dat staat dan weer ondankbaar tegenover de andere welwillende duwer. Je wordt afhankelijker en kunt niet meer bepalen met wie je contact wilt. Door dit soort dingen verandert je zelfbeeld ook; je bent minder vrij en je kunt je niet meer onop-vallend van de een naar de ander bewegen. Ik heb meer zelfvertrouwen als ik loop, dat is zeker.”

Sommige respondentes vertellen over hun contacten met andere gehandicapte personen in verenigings- of werkverband. Zij ervaren die niet als positief.

“Wat vrienden betreft heb ik in zijn algemeenheid voornamelijk opgetrokken met andere gehandicapten, ook vroeger thuis had ik geen niet-gehandicapte vriendjes of vriendinnetjes. Dit ervaar ik niet als een probleem, zolang ze maar wel van mijn niveau zijn. In die zin is het voor mij erg vervelend dat de meeste mensen die ik te-genkom op de speciale werkplaats van laag niveau zijn, ik voel me daar niet bijho-ren. Ik mis vooral contact met leeftijdsgenoten, want zowel de leden van de wan-delclub als de leden van het kerkkoor waar ik lid van ben, zijn (veel) ouder. Vol-gens mij heeft het ontbreken van vriendschappen met andere jonge mensen ook wel met mijn handicap te maken. Jongeren kijken niet zo snel om naar iemand met een handicap.”

“Ik steek geen vrije tijd in het in clubverband omgaan met anderen. Ik heb geen zin om met andere gehandicapten wat te doen. De meesten zeuren zo, dat niks lukt, niks kan, niemand komt bij hun op bezoek.”

Verscheidene respondentes benutten ontmoetingsmogelijkheden via de kerk. Hun ervaringen zijn overwegend positief.

“Toen ik pas in dit huis woonde voelde ik me erg alleen. Ik probeerde toen ook wel wat contacten te leggen, bijvoorbeeld met de mensen van de Jongvolwassenen-kring van de kerk, maar het was moeilijk om er tussen te komen. Sinds een tijdje lukt dit steeds beter.”

“Ik heb veel contacten via de Kerk en het koor. Hier oogst ik als moeder van groot gezin vooral respect.”

“Ik ben o.a. via Kerk in contact gekomen met andere lesbische stellen, die daar ook actief waren of werden.”

Een respondente kan via het buurthuis sociale contacten blijven onderhouden nadat eerdere contacten wegvielen.

“Ik heb goede contacten met enkele mensen uit het buurthuis. Alle andere contac-ten heb ik bewust afgekapt. Ik merkte dat alles te veel van één kant kwam. Ik heb geen vrienden meer. Ik investeer in mensen en als ik hen nodig heb zijn de ande-ren er niet voor mij.”

Een andere respondente wordt beperkt in haar sociale contacten vanwege haar gehandicapte partner. Wanneer het aan haar had gelegen waren er meer contacten mogelijk geweest.

“Ik ben ook beperkt in het aangaan van contacten omdat mijn man daar niet goed mee overweg kan vanwege zijn handicap. Hij kan er slecht tegen als mensen bij ons thuis komen, dan loopt alles in de soep en dat wil ik voorkomen. Als we samen zijn gaat het goed.”