• No results found

Visies op het werk van Braakensiek

Hoofdstuk 2 De nieuwe politieke openbaarheid, het weekblad en de tekenaar

2.3. Visies op het werk van Braakensiek

Braakensiek liet meer dan vierduizend politieke prenten na als resultaat van bijna veertig jaar grondige bestudering van de politiek. Zijn lange staat van dienst overschreed een tijdperk van de opkomst van Abraham Kuyper, Domela Nieuwenhuis en Herman Schaepman tot aan de kabinetten van Ruijs de Beerenbrouck. Tijdens zijn leven werd zijn werk meer dan eens gewaardeerd wanneer het achter winkelruiten werd gehangen. Het werk van Braakensiek werd echter in de loop der jaren vaak beoordeeld en de uitkomst was niet altijd positief. Vaak werd zijn werk oubollig genoemd en schoolmeesterachtig. Als antwoord hierop is gekeken

107

Rob Hartmans, De Groene van 1877. Geschiedenis van een dwars weekblad (Amsterdam 2002) p. 66-74. 108 Ibidem. p. 16.

32

welke uitspraken er zijn gedaan over zijn prenten en of het werk van Braakensiek een nieuwe beoordeling verdiend.

In Ons Amsterdam werd Braakensiek door redactielid F.G.M. Douwes in 1958 de grote voorganger van het karikatuurtekenen genoemd. Toen Braakensiek begon bij De

Amsterdammer kende hij geen concurrenten en toen in de loop der jaren zijn navolgers ook

gepubliceerd werden, bleef hij aan spits, aldus Douwes.109Daarnaast tekende Braakensiek in de jaren negentig van de negentiende eeuw tekeningen bij het boek van C. Joh. Kievit over de avonturen van Dik Trom. Tot op de dag van vandaag siert zijn tekening van Dik Trom, een dik jongetje dat achterstevoren op een ezel zit, de omslag van het boek.110

In het voorwoord van ‘Dr. A Kuyper in de caricatuur’ bedankte Kuyper de uitgever voor het toevoegen van een foto van hem in het boekje. Ieder die de karikaturen zou bekijken moest toch op z’n minst weten hoe hij er in werkelijkheid uit zag. De figuren waar tekenaars vaak zijn naam bij plaatsten leken volgens Kuyper soms in het geheel niet op hem.

Uitzondering daarop was de gelijkenis van Braakensiek die ‘soms haast meesterlijke photo’s in hun beelden gaven’.111

Zo positief als Douwes en Kuyper waren over de tekeningen en invloed van Braakensiek was niet iedereen. Zo schreef Cornelis Veth in 1941 al dat de prenten van Braakensiek ‘conventioneel’ waren ‘zowel in opvatting van wat komisch is, als in zijn wijze van tekenen’112

. Maar, Veth was niet alleen maar negatief. Zo schreef hij ook dat

Braakensieks bijdrage aan de opkomst van de politieke prenten in Nederland groot is geweest. In journalistiek opzicht stonden zijn prenten meteen op veel hoger pijl dan ‘het gros van de Uilenspiegel-illustraties’. Ook de teksten onder de prenten waren opvallend recht voor z’n raap en daarmee kwam ‘aan het geleuter, dat onze spotprenten zo vaak vergezelde, (…) een einde’.113

Willem Langeveld was in zijn boek over politieke prenten ook kritisch over de tekenstijl van Braakensiek. Over zijn stijl zei hij dat alles binnen de grenzen van het

‘burgermansfatsoen’ bleef en dat de tekeningen ‘moralistisch’ waren en scherpte missen. Van

109 F.G.M. Douwes, ´Johan Braakensiek (1858-1958)’ in: Ons Amsterdam 10 (1958) p. 179-182 aldaar 181. 110 Lisette Vleeshouwer ‘De relatie tussen tekst en beeld in De Groene Amsterdammer. Onderzoek naar de opkomst van politieke prenten in De Groene Amsterdammer 1886-1931’ in: Karikatuur en politieke cultuur. De

politieke prenten van Johan Braakensiek, 1958-1940 Ongepubliceerde reader t.b.v. het afsluitend symposium

van het gelijknamige onderzoekscollege, Rijksuniversiteit Groningen 2012, p. 4.

111 Kuyper, ‘Brief aan de uitgevers van den eersten druk’ in: Kuyper in de caricatuur 100 uitgezochte

caricaturen met een brief van Dr. A. Kuyper (Amsterdam 1909) p. 3.

112

Cornelis Veth, Een eeuw Nederlandsche caricatuur (Amsterdam 1941) p. 147. 113 Ibidem. p. 146.

33

sarcasme of hatelijkheden was volgens Langeveld geen sprake en daardoor bevatten Braakensieks prenten nauwelijks ‘persoonlijke karikaturen’.114

Marien van der Heijden schreef in 1993 een biografie over het werk van Albert Hahn. In de conclusie van dit werk ‘Waardering en invloed’ gaat hij in op de invloed die het werk van Hahn heeft gehad op de waardering van de prenten van Braakensiek. Zo stelt hij dat Hahn met zijn tekeningen de ontwikkeling van de politieke prent in Nederland een nieuwe richting gaf. Tegenover tekeningen met vele figuren, lange bijschriften en portrettering, stelde Hahn tekeningen met enkele hoofdfiguren, visuele grappen en ‘zwaar vertekende koppen’. Hij deed dit volgens Van der Heijden zo goed en vernieuwend dat zijn werk meer invloed had dan dat van andere tekenaars. Bijvoorbeeld het werk van Braakensiek kwam daarna ouderwets en weinig passioneel over. Onder andere het gebruik van personificaties zoals de Nederlandse Maagd gaven de prenten een ‘ouderwetse uitstraling’. Daardoor werd Braakensiek in 1908 al omschreven als een ‘poveren burgermansafgod’, aldus Van der Heijden.115

Dat Braakensiek wel politieke standpunten innam op zijn prenten onderstreept Van der Heijden eerder in zijn boek, bij een uitleg over de prenten van Hahn en Braakensiek over de spoorwegstaking. Terwijl de prent van Hahn ‘Gansch het radarwerk staat stil, als uw machtige hand het wil’, meestal als sterk overtuigend wordt betiteld, wordt de prent van Braakensiek ‘De regering en de staking’ meestal als oubollig bestempeld. Onterecht, volgens Van der Heijden omdat Braakensiek een standpunt innam over de regering die op dat moment ter zake deed. Ook het feit dat Braakensiek bij deze gebeurtenis beroep deed op de Nederlandse Maagd, kan niet zonder meer als saai bestempeld worden. De Maagd was voor Braakensiek en zijn lezers een ‘even geloofwaardig en belangrijk symbool als de reuzenarbeider was voor Hahn en de abonnees van Het Volk’. Braakensiek schatte de situatie dus goed in en gaf de juiste voorspelling over de gevolgen van de staking.116

Ook Koos van Weringh schreef over Braakensiek en noemde de tekeningen in 1998 ‘schoolmeesterachtig’ en ‘zonder de emoties van Raemaeckers en Hahn’. Ook noemde hij Braakensiek meer een registrator van gebeurtenissen dan een karikaturist, al roemde hij wel Braakensieks voorspellende kijk bij politieke gebeurtenissen.117

Rob Hartmans, die een overzichtswerk over De Amsterdammer schreef, gebruikte een citaat van de Amsterdamse wethouder Ter Haar over Braakensiek. Ter Haar noemde

114

Willem Langeveld, Politiek per prent (Amsterdam 1989) p. 64. 115 Marien van der Heijden, Albert Hahn (Amsterdam 1993) p. 92 en 156. 116 Ibidem. p. 41-43.

117

Koos van Weringh, Honderd jaar getekend tegengewicht. De politieke prent in de Nederlandsche pers. Derde Mr. W.P. Sautijn Kluit lezing. (Groningen 1998) p. 15.

34

Braakensiek ‘door en door Nederlander’. Daar bedoelde hij mee dat Braakensiek in staat was te ridiculiseren zonder daar mensen mee te kwetsen. Zo schreef hij: ‘Onder zijn spot voelt men zijn rondborstig Hollands hart, een hart, dat met het volk meeleeft, dat diens noden en wensen kenbaar wil maken.’. Ook noemde Hartmans de kleine prenten die Braakensiek tekende ‘leuker en vlotter’ dan de prenten die hij tekende voor de Bijvoegsels. Zijn werk is volgens Hartmans van ‘onuitsprekelijke, maar ook wel weer vertederende oubolligheid’.118

Ten slotte gaf Harm Boers in zijn stuk over Braakensiek en de verkiezingen aan dat de tekenaar veel gebruik maakt van de relatie tekst en beeld, de tekst gaf meestal de essentie van de prent weer.119 Lisette Vleeshouwer gaf daarnaast in haar essay aan dat de precieze

tekenstijl van Braakensiek hem misschien juist zo populair maakte onder bevolking. Hij liet zijn publiek kennis maken met politici en beelden die zij nog nooit gezien hadden.120

Voor een nieuwe beoordeling van de prenten van Braakensiek ligt een vergelijking met die van Albert Hahn voor de hand. Het is aannemelijk, zoals Van der Heijden zegt, dat de prenten van Hahn invloed hebben gehad op de waardering van de prenten van Braakensiek. Een negatieve uitkomst voor de prenten van Braakensiek is mijns inziens niet terecht. Beide tekenaars gaven op hun eigen manier betekenis aan politieke gebeurtenissen. De spanning tussen werkelijkheid en ideaal die satire bevat, zoals Schiller schreef, was voor de tekenaars heel verschillend. In de eerste plaats bevatte de werkelijkheid voor beide tekenaars

verschillende emoties en vijanden. Bij Hahn bestond de werkelijkheid uit de tekortkomingen van de arbeiders en hun gezinnen, bij Braakensiek uit de complexe wisselwerking tussen politici onderling en politici ten opzichte van de mensen waar ze verantwoordelijk voor waren. In navolging van verschillende werkelijkheden, verbeelden Hahn en Braakensiek verschillende idealen. Hahns ideaal was op de arbeiders gericht, Braakensieks ideaal op de zittende politici. De vijanden van Braakensiek waren daarmee abstracter dan die van Hahn en dat verklaart de opmerking van Langeveld dat Braakensieks prenten zonder sarcasme en hatelijkheden getekend zijn. Langeveld noemde de prenten daarom ‘nauwelijks persoonlijke karikaturen’.

118 Rob Hartmans, De Groene van 1877. Geschiedenis van een dwars weekblad (Amsterdam 2002) p. 51-62. 119 Harm Boers, ‘Als de politieke reizigers den boer op gaan, de prenten van Braakensiek in verkiezingstijd’ in:

Karikatuur en politieke cultuur. De politieke prenten van Johan Braakensiek, 1958-1940 Ongepubliceerde

reader t.b.v. het afsluitend symposium van het gelijknamige onderzoekscollege, Rijksuniversiteit Groningen 2012, p. 26.

120 Lisette Vleeshouwer ‘De relatie tussen tekst en beeld in De Groene Amsterdammer. Onderzoek naar de opkomst van politieke prenten in De Groene Amsterdammer 1886-1931’ in: Karikatuur en politieke cultuur. De

35

Dat de prenten van Braakensiek geen sarcasme bevatten is met talloze prenten tegen te spreken. De prenten bevatten vaak humor en vormen een aanval op politici, maar vaker nog op het gedrag van politici. Dat politieke prenten hatelijkheden moeten bevatten is geen vereiste. Braakensiek was in staat zijn boodschap over te brengen zonder hatelijkheden daarbij een plaats te geven. Er is daarom wel degelijk sprake van persoonlijke karikaturen doordat ze overdrijvingen van het gedrag van politici toonden en verwezen naar een ideaal.

Een ander punt van kritiek is Braakensieks gebruik van personificaties wat na meer dan veertig jaar trouwe dienst voorspelbaar en weinig vernieuwend overkomt. Symbolen als de Nederlandse maagd, John Bull en Marianne bleven een rol spelen op de prenten van Braakensiek. Dat Hahn deze symbolen niet gebruikte en Braakensiek wel zegt weinig over de mate van invloed van de prenten op de lezers. Opnieuw is een verwijzing naar de

verschillende visies van Braakensiek en Hahn op de werkelijkheid van belang. Voor de politieke idealen van Hahn waren deze symbolen niet krachtig genoeg. Zoals Van der Heijden schreef, zagen de lezers van De Notenkraker de personificaties slechts als ‘de instrumenten van de bezittende klasse’.121

Voor de lezers van De Amsterdammer gaven de personificaties de verhoudingen op het internationale politieke toneel weer en gaf de Nederlandse maagd betekenis aan de plaats van Nederland daarin. Ook gebruikte Braakensiek de Maagd vaak als vertegenwoordiger van het volk, de spreekbuis voor de machtelozen naar de politici toe. Dat de personificaties oubollig werden genoemd, en niet meer van deze tijd, is in wezen een verkeerde interpretatie van de boodschap van de prenten van Braakensiek. Dat de prenten van Hahn een vernieuwing inluiden die nog lange tijd waardering zouden ontvangen, betekent niet automatisch dat de prenten van Braakensiek oubollig waren. Ze zijn mijns inziens juist de vertegenwoordiger van zijn tijd en bevatten alle ingrediënten van wat destijds als een ideale politieke prent werd beschouwd.

Kijken naar de prenten van Braakensiek kan vergeleken worden met het luisteren naar een klassiek muziekstuk. Symbolische uitingen en vergeten melodieën worden niet meteen herkent en spreken daardoor niet meteen tot de verbeelding. Een vergelijking met moderne muziek ligt voor de hand en kan al snel leiden tot een negatieve beoordeling van het klassieke stuk. Toch verdient het ingewikkelde klassieke muziekstuk nadere bestudering en kan de luisteraar het pas vaak dan op waarde schatten. Zo is het ook bij de prenten van Braakensiek. De emoties en scherpe lijnen lijken in eerste instantie niet van zijn prenten af te spatten. Maar zoals Albert Hahn de gitarist van de politieke tekenaars was, was Braakensiek de componist

36

van het muziekstuk. Hij legde de politieke situatie in gecondenseerde vorm uit, maakte gebruik van krachtige herkenbare symbolen, sloot aan bij de populaire cultuur door middel van beelden en teksten en bracht de politiek dichter bij zijn lezers. Met dat laatste sloten de prenten van Braakensiek aan bij een nieuwe vorm van politieke openbaarheid.