• No results found

Hoofdstuk 4 Kuyper en de spoorwegstakingen in 1903

4.1. De spoorwegstaking

‘Begin 1903 was het met de rust gedaan. Met een geweldige klap belandde het kabinet in de frontlinie, niet tegenover confessionele dissidenten, maar tegenover een sociaaldemocratische oppositie die tot op dat moment, net als de liberale, opvallend mild was geweest.’161

Met deze zinnen begint Jeroen Koch in zijn biografie over Kuyper het verhaal over de

spoorwegstakingen. Kuyper was sinds 1901 minister-president, en zou door de

spoorwegstakingen gedwongen worden stelling te nemen en als volksleider op te treden. Dat de stakingen veel invloed zouden hebben op de beeldvorming over Kuyper als minister-president, leek in eerste instantie niet het geval. De eerste staking van Amsterdamse spoorwegpersoneel in januari werd snel beëindigd toen de directie van de

spoorwegmaatschappijen toegaf aan de eisen van de stakers. De zondag daarop verschenen echter verschillende spotprenten over de staking, waaronder die van Albert Hahn op 8 februari 1903 in Het Volk. Deze bekende prent, met de tekst, ‘gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm het wil’, toonde de euforie over de gelukte staking onder de

socialisten.162 Braakensiek tekende, zoals meestal, met voorspellende blik over de stakingen. Op de prent, getiteld ‘De regeering en de staking’ die eveneens op 8 februari

gepubliceerd werd,163 staan Abraham Kuyper en minister van Waterstaat, Handel en

Nijverhijd de Marez Oyens, bij een spoor. Op het spoor komt een trein aangereden die af rijdt op een splitsing van drie verschillende sporen. Kuyper en Marez Oyens staan bij de wissel van het spoor. Zij zeggen het volgende tegen elkaar: ‘De Marez Oyens tot Kuyper; Wat moet ik doen?! Welke lijn is veilig?’ Kuyper; ‘In het twijfelachtige onthoudt u…opdat gij zelf niet

161 Jeroen Koch, Abraham Kuyper, een biografie (Amsterdam 2006) p. 468. 162

Jan de Bruijn, Abraham Kuyper, een beeldbiografie (Amsterdam 2008) p. 276 en 277. 163 Zie Bijlage IV, figuur 11.

51

oorzaak van een ramp wordt’. Voor op de tekening, rechts in de hoek staat de Nederlandse maagd. Zij houdt haar linkerhand gebald en haar rechter- gespreid omhoog, waarschijnlijk omdat ze verschrikt is. Dat Braakensiek de staking zag als een gebeurtenis die gevolgen zou krijgen, is af te lezen aan de donkere lucht op de tekening. Zo gaat er een dreiging vanuit die niet veel goeds voorspelt.

Die dreiging gold vooral voor minister Marez Oyens, Abraham Kuyper en de Raad van Administratie van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (H.IJ.S.M.). Op 30 januari werd door de ministerraad besloten dat het wetsartikel waarin stond dat H.IJ.S.M. niet mocht toegeven aan de stakingseisen, van kracht zou blijven. Waaróm hiertoe besloten werd is niet duidelijk. Kuyper heeft later als verklaring gegeven dat ingrijpen onmogelijk was geweest, omdat de regering daar de middelen niet toe had en geen partij mocht kiezen tussen werknemers en werkgevers.164 De Marez Oyens verklaarde aan de H.IJ.S.M. en de

Staatsspoorwegen (S.S.) dat de regering zich niet mengde in de staking, waarop het bestuur van de spoorwegen de eisen van de stakers inwilligde.165

Daarop was de staking eigenlijk eerst weer voorbij. Er verscheen dan ook een tijdje geen prent over van Braakensiek. Op 22 februari 1903 verscheen de tweede prent over de staking, getiteld ‘Het Nederlandsche volk en de stakingskoorts’.166

Op deze prent zegt ‘Dokter Kuyper’ tegen andere dokters het volgende: ‘Waarde collega’s, ik dank u voor uw goede bedoelingen…maar de patiënt heeft vooreerst rust nodig’. Op de achtergrond staat een hemelbed waarin de Nederlandse maagd ligt te slapen. Braakensiek typeert met deze tekening de situatie in Nederland tot 25 februari 1903.

De leiders van de arbeidersorganisaties, waaronder Jan Oudegeest (1870-1950)

Algemene Nederlandse Vereniging van spoor- en tramwegpersoneel, werkten ‘in

koortsachtige haast’167

aan voorstellen tot verbetering van de arbeidsvoorwaarden, terwijl ze ondertussen de arbeiders tot kalmte maanden. Er werd een stuk opgesteld waarin aangegeven werd dat de arbeiders niet weer zouden staken wanneer ze er niet door dwangmaatregelen toe gedwongen zouden worden. Dit stuk werd voorgelegd aan Abraham Kuyper en de Marez Oyens. Vreedzame onderhandelingen werden dus alleen nog bedreigd door stukken in de pers tegen de arbeiders en het gerucht dat de regering een verbod van staking voor het

164

Dr. A.J.C. Rüter, De spoorwegstakingen van 1903. Een spiegel der arbeidersbeweging in Nederland (Leiden 1935) p. 289, 290.

165 Ibidem. p. 295. 166

Zie Bijlage IV, figuur 12.

52

spoorwegpersoneel voorbereidde.168 De afloop van de stakingskoorts lag op dat moment dus min of meer in handen van de pers. Wanneer er rustig onderhandeld kon worden, zou de koorts misschien vanzelf over gaan.

Hoewel Kuyper de stakingen niet goedkeurde, riep hij in De Standaard niet meteen op tot maatregelen. Ook de minister van Justitie Johannes Alouisius Loeff (1858-1921)

overwoog geen maatregelen te nemen. Dit in tegenstelling tot De Savornin Lohman. Hij schreef in De Nederlander dat de regering op korte termijn aanvullende wetgeving moest samenstellen om de opkomende revolutie te smoren.169 Onverwachts kreeg de Savornin Lohman echter de kans het kabinet te overtuigen van zijn visie op de stakingen. De minister van justitie Loeff werd namelijk geveld door ziekte. Daardoor kon Lohman nu optreden als juridisch adviseur van het kabinet.170

Deze belangrijke wending werd door Braakensiek opgemerkt en was onderwerp op een prent op 8 maart 1903. Deze prent droeg de titel ‘Het herstel van den Minister van Justitie’171

en had als onderschrift: ‘Minister Kuyper (tot minister Loeff); Welkom,

collega….maar je waagt je toch niet te vroeg buiten?...Haast is niet nodig – Broeder Lohman als Minister zonder portefeuille zorgt wel voor de zaken.’ Op de prent zit Lohman achter een tafel waaraan hij juist in overleg was met Kuyper. Kuyper is opgestaan voor minister Loeff die, leunend op zijn wandelstok, bij de deur staat met een tas onder zijn arm. Kuyper steekt één hand naar voren om Loeff tot stilstand te manen en met de ander wijst hij achterom naar Lohman.

Dat de ziekte van Loeff en de plaatsvervanging van Lohman van groot belang was heeft Braakensiek goed weergegeven. Dat Kuyper De Savornin Lohman in de prent ‘Broeder Lohman’ noemt, is niet toevallig. Braakensiek was goed op de hoogte van de band tussen de twee heren, en wees met deze prent op de invloed van Lohman op Kuyper. Lohman wist Kuyper te overtuigen van de harde lijn en deed dit door gebruik te maken van

anti-revolutionaire uitspraken zoals; ‘Het beginsel van gehoorzaamheid moet in de wet worden uitgesproken’.172

168 Dr. A.J.C. Rüter, De spoorwegstakingen van 1903. Een spiegel der arbeidersbeweging in Nederland (Leiden 1935) p. 334 en 335.

169 Jeroen Koch, Abraham Kuyper, een biografie (Amsterdam 2006) p. 469. 170 Ibidem. p. 470.

171

Zie Bijlage IV, figuur 13.

53