• No results found

Hoofdstuk 5 Kuyper en de Hooger Onderwijswet en de Drankwet

5.1.1. Hooger Onderwijswet

Hoofdstuk 5 Kuyper en de Hooger Onderwijswet en de Drankwet

Sommige politieke kwesties sleepten zich in de tijd dat Kuyper in de politiek zat lang voort. Op de eerste prent waarop Kuyper getekend is door Braakensiek in 1888, houdt Kuyper een mini-schooltje vast waarop ‘bijzondere school’ geschreven staat. Op 21 juni 1919 verschijnt één van de laatste prenten van Braakensiek met Kuyper erop, en ook die gaat over het Bijzonder Onderwijs. Dit werpt de vraag op welke onderwerpen veel aandacht trokken in de Nederlandse politiek én hoeveel aandacht Braakensiek eraan besteedde.

Uit de prenten van Braakensiek zijn 32 onderwerpen geselecteerd die in gaan op wetsvoorstellen en wetswijzigingen in de Nederlandse politiek, waarbij Abraham Kuyper betrokken was. Wetsvoorstellen die van invloed waren op internationale politiek zijn daarbij buiten beschouwing gelaten. Ook persoonlijke politieke kwesties, bijvoorbeeld binnen de partijen, zijn buiten beschouwing gelaten. De aandacht bij deze deelvraag gaat uit naar de het aantal keer dat Braakensiek wetsvoorstellen tekende waarbij Kuyper betrokken was. Daarvoor kwamen 32 onderwerpen in aanmerking.

Van deze 32 onderwerpen, kwamen 17 onderwerpen slechts één keer voor op prenten met Abraham Kuyper. Deze worden daarom niet verder toegelicht. Het onderwerp waar Braakensiek het vaakst over tekende met betrekking tot Kuyper is de Hooger Onderwijswet. In totaal verschenen er 8 prenten over dit onderwerp met Kuyper. Daarnaast tekende hij ook meerdere malen over de Drankwet, namelijk zeven keer. Omdat deze politieke onderwerpen het vaakst werden behandeld door Braakensiek in zijn prenten, zijn deze nader geanalyseerd.

5.1.1. Hooger Onderwijswet

Bij onderzoek naar literatuur over deze wet, komt al gauw het boek De strijd over het Hoger

Onderwijs tijdens het Ministerie Kuyper van C. de Ru naar voren. Opvallend is dat hij dit

boek opent met de volgende zin: ‘Wellicht is nergens de betrekkelijkheid der Revolutionaire vrijheidsleuze duidelijker aan het licht gekomen dan in de geschiedenis van ons onderwijs’.199 Hiermee wordt meteen duidelijk gemaakt dat de schrijver van het boek anti-revolutionair moet zijn geweest. Dat het onderwijs dankzij de revolutie door de staat werd geregeld, was voor hen geen verlichting maar een inperking. Het belang van de Hooger Onderwijswet voor de antirevolutionairen kan daarmee niet worden onderschat.

In totaal tekende Braakensiek 8 prenten over de Hooger Onderwijswet met Abraham Kuyper erop. De eerste prent over dit onderwerp verscheen op 13 maart 1904, en de laatste

60

verscheen op 21 mei 1905. De kwestie rondom deze wet speelde dus ten tijde van het

minister-presidentschap van Kuyper. De kwestie rondom de Hooger Onderwijswet deed veel stof opwaaien omdat een gevolg was dat de Eerste Kamer werd ontbonden. Het was de eerste en enige keer in de geschiedenis dat dit gebeurde. De prenten die ingaan op de ontbinding van de Eerste Kamer zullen daarom ook besproken worden. Twee prenten die de Hooger

Onderwijswet als hoofdonderwerp hebben worden niet behandeld, deze komen terug in hoofdstuk 7 omdat Kuyper op deze prenten in vrouwenkleren is getekend.

De strijd om het Hooger Onderwijs kende een lange voorgeschiedenis die in de politiek uitgevochten werd. Alleen liberalen hadden kans op een professoraat aan de universiteiten. Orthodox christelijken, zowel protestanten als katholieken, als Groen van Prinsterer en Da Costa, werden geweigerd. Al in 1870 deed Kuyper het voorstel een vrije Christelijke Universiteit op te richten en in 1878 richtte hij de ‘Vereniging voor hoger onderwijs op gereformeerden grondslag’ op.200

Op 21 oktober 1880 werd de Vrije Universiteit in Amsterdam opgericht. Beperking was echter wel dat het effectus civilis, het diploma voor maatschappelijk bevoegdheid, alleen behaald kon worden door een staatsexamen of via de rijksuniversiteiten.201 Voor de rechtsgeldigheid van diploma’s, behaald aan bijzondere hogescholen, bleef Kuyper strijden tot hij minister-president was. Daarover gaan de prenten van Braakensiek van 1904 en 1905.

De eerste prent verscheen op 13 maart 1904 en had de titel: ‘Het adres der Hervormde predikanten tegen Kuyper’s wetsvoorstel.’.202

Op de prent staat Kuyper in het venster van een universiteitsgebouw op de eerste verdieping, met zijn handen omhoog in een verdedigend gebaar. Beneden op straat staan allemaal predikanten met vanen waar ‘Amsterdam’ en ‘Leiden’ op staat. Onder de prent staat de volgende tekst: ‘Kuyper: Maar lieve broeders, wat een misdadige woeling! – Hebben jelui soms iets tegen mij?’ ‘De Predikanten: In naam van de waarheid, van de wetenschap, van de volkskerk en van de volkseenheid…naar den duivel met je Vrije Universiteit.’ ‘Kuyper: Maar de christelijke beginselen dan…!’ ‘De predikanten: Daar zullen wij heel wat beter dan jij voor zorgen…met onze theologische faculteit!’

De hervormde predikanten protesteren op de prent tegen het wetsvoorstel van Kuyper om de effectus civilis te verlenen aan Bijzondere Universiteiten, waaronder de Vrije

Universiteit.203 Het toekennen van de effectus civilis aan het gereformeerde volksdeel zou de

200

P. Kasteel, Abraham Kuyper (Kampen 1938) p. 240 en 241.

201 Jeroen Koch, Abraham Kuyper, een biografie (Amsterdam 2006) p. 228, 230 en 231. 202 Zie Bijlage V, figuur 20.

203

Handelingen Tweede Kamer 17 februari 1904 pagina 12-22, geraadpleegd via www.statengeneraaldigitaal.nl op 26 april 2012 om 12.12.

61

Hervormde Kerk en het wetenschappelijke gehalte van haar predikanten én de Theologie ernstige schade toebrengen, aldus de predikanten. Naar eigen zeggen hadden de predikanten de oprichting van de Vrije Universiteit moeten betalen met de Doleantie, dus protesteerden ze nu tegen Kuypers antithese van gelovige en ongelovige universiteiten.204 Dat Kuyper dit wetsvoorstel in had gediend was hen een doorn in het oog omdat ze als hervormde

voorgangers mensen hadden opgeroepen op Kuyper te stemmen zodat hij op kon komen voor de gezamenlijk christelijke beginselen.205 Vandaar het verontschuldigende antwoord van Kuyper ‘Maar de christelijke beginselen dan?’.

Opvallend bij deze prent is de uitspraak van Kuyper: ‘Maar lieve broeders, wat een misdadige woeling!’. Deze reactie verwijst naar de troonrede van september 1903 waarin Kuyper de spoorwegstakingen aanduidde als ‘misdadige woelingen’. Hierop brak in de Tweede Kamer een woordenstrijd uit tussen Kuyper en Troelstra die viel over het woord ‘misdadig’. In een nadere toelichting zei Kuyper dat hij het woord in zedelijke zin had bedoeld en niet in juridische.206 Het effect van deze woordenstrijd is op een bijtende manier terug te zien op deze prent van Braakensiek. De spoorwegstakingen achtervolgen Kuyper bij deze nieuwe kwestie over het Hooger Onderwijs.

Ondanks fel verzet tegen het wetsvoorstel door de oppositie in de Tweede Kamer en in de pers, werd het voorstel op 24 maart 1904 aangenomen.207 Daarop moest het alleen nog door de Eerste Kamer goedgekeurd worden. Bijna een maand na de eerste prent, verscheen er opnieuw een prent over de Hooger Onderwijswet. Deze was getiteld ‘De Hooger

Onderwijswet in de Eerste Kamer’.208

Op de prent staat Abraham Kuyper als Sancho Panza, gezeten op een ezel, en Jacob van den Biesen (1839-1919) als Don Quichotte in harnas. Van den Biesen heeft onder de riem van zijn harnas een brief waarop ‘Nota’ staat. Hij wijst met zijn zwaard naar een groepje mannen dat verderop vaag in het bos te onderscheiden zijn. Onder de prent staat de volgende tekst: ‘Don Quichotte (v.d. Biesen) tot Sancho Pansa (Kuyper): Blijf jij maar bij je ezel; ik zal den vijand wel afmaken…’.

Deze prent gaat in op de behandeling van de Hooger Onderwijswet in de Eerste Kamer. Van den Biesen was een Katholiek politicus die van 1896 tot 1917 lid van de Eerste Kamer was. Hij was een voorstander van de toekenning van het effectus civilis. Hij had hierover een Nota opgesteld aan de hand waarvan hij zijn standpunt verdedigde. Van der

204

Algemeen Handelsblad, 23 maart 1904, pagina 5. 205 Algemeen Handelsblad 2 maart 1904, pagina één.

206 Jan de Bruijn, Abraham Kuyper. Een beeldbiografie (Amsterdam 2008) p. 284. 207

Ibidem. p. 286.

62

Biesen stelde dat aan de universiteiten wetenschap gedoceerd werd die in strijd was met de christelijke beginselen. Met zijn betoog probeerde hij duidelijk te maken dat katholieken voorstanders waren van toekenning van effectus civilis uit eigen overtuiging, zonder in het gevlei van de regering te willen komen.209

Het is opmerkelijk dat Braakensiek de twee voorstanders van het wetsvoorstel in de gedaante van Don Quichotte en zijn hulpje Sancho Panza tekende. De verwijzing naar een dolende nep-ridder die zijn verstand is kwijtgeraakt en zijn hulpje dat voornamelijk van eten drinken houdt, maakt de strijd van de beide mannen niet bepaald nobel. Met de verwijzing naar Don Quichotte deed Braakensiek de strijd af als een nutteloze onderneming. Van den Biesen werd neergezet als de hopeloze idealist die waanbeelden nastreefde terwijl Kuyper afwachtte, tegen beter weten in hopend op een goede uitkomst. Dit geeft wel aan dat Braakensiek er zelf niet veel vertrouwen in had.