• No results found

Net zoals in het Neurenberg Charter, wordt ook in het Statuut geen duidelijke bepalingen omtrent de ontvankelijkheid van enige verdediging voor het ICTR opgenomen. Er zijn echter twee fundamentele principes die enige houvast bieden. Deze twee principes zouden een onschuldige persoon moeten kunnen beschermen tegen enige vervolging en bestraffing. De eerste daarvan is dat de Openbare Aanklager de bewijslast draagt. Deze moet de schuld van de beklaagde boven elke redelijke twijfel bewijzen. De beklaagde wordt namelijk geacht onschuldig te zijn tot het tegendeel bewezen is.396 Een tweede principe is het recht van de beklaagde om bewijs van onschuld voor te leggen, dit kan door het verweer van een alibi of door de juistheid of de geloofwaardigheid van het door de Aanklager voorgelegde bewijs te weerleggen.397 De meest expliciete regel hieromtrent is Regel 67 van de Procedure- en Bewijsregels van het Internationaal Tribunaal voor Rwanda. Dit bepaalt dat men zo vroeg als mogelijk, voor de start van het proces, de Openbare Aanklager in kennis moet stellen van de verdediging die men zal aanvoeren. De mogelijkheden die opgesomd worden zijn: het voorleggen van een alibi waarin wordt vermeld op welke plaats(en) de verdachte beweert aanwezig geweest te zijn ten tijde van het vermeende misdrijf, alsmede de namen en adressen van de getuigen en alle andere bewijsstukken waarop de verdachte zich wil beroepen om het alibi vast te stellen. Men kan zich ook verweren door een bijzondere verdediging nl. het verminderd of gebrek aan mentale verantwoordelijkheid. In dat geval worden in de kennisgeving de namen en adressen van de getuigen vermeld, alsmede alle andere bewijsstukken waarop de verdachte zich wil beroepen om de bijzondere verdediging vast te stellen. Het feit dat de verdediging deze mededeling niet doet krachtens Regel 67, zal hoe dan ook niet leiden tot een beperking van het recht van de verdachte om zich te beroepen op deze verweermiddelen.398 In de zaak Kayishema en Ruzindana verduidelijkte het Tribunaal dat de verplichting om de Openbare Aanklager in kennis te stellen van het feit dat men zich zal verweren op basis van een alibi, de Aanklager de mogelijkheid moet geven zijn zaak adequaat voor te bereiden.399 Het is zo dat een beklaagde op grond van artikel 20(3) van het Statuut vermoed onschuldig te zijn tot de Aanklager zijn schuld bewijst overeenkomstig de bepalingen van het Statuut. De bewijslast ligt dus bij de Openbare Aanklager die zijn zaak boven elke redelijke twijfel moet bewijzen, ondanks het feit dat de verdediging een alibi heeft opgeworpen.400 In deze zaak had de verdediging de Openbare Aanklager niet in kennis gesteld van het feit dat men zich zou verweren op grond van een alibi voor de start van de procedure, zoals volgens regel 67(A)(ii) het geval zou moeten zijn. Hiervoor werd door de beklaagde geen gegronde reden gegeven. Het Tribunaal verklaart dat wanneer er geen gegronde reden wordt aangetoond voor deze laattijdige kennisgeving, dat men overeenkomstig regel 67(B) het recht heeft om met deze tekortkoming rekening te houden bij het afwegen van de geloofwaardigheid van de verdediging van de alibi’s en/of de eventuele bijzondere verweermiddelen die worden aangevoerd. In deze zaak heeft het Tribunaal beslist dat men ondanks de niet- naleving toch rekening zou houden met de verdediging van de alibi. De Openbare Aanklager kan op basis van Regel 85 bewijs voorleggen om het alibi te weerleggen. Het Tribunaal merkt op dat zij geen extra gewicht zal toekennen aan de verdediging van het alibi van de verdachte, enkel en alleen omdat de Openbare Aanklager geen getuigen heeft opgeroepen voor de weerlegging daarvan.401

396 Artikel 20(3) Statuut Rwandatribunaal.

397 V. MORRIS; M.P. SCHARF, The International Criminal Tribunal for Rwanda, 273. 398 Regel 67 (A)(ii)(a).

399 ICTR, Kayishema and Ruzindana, para. 233. 400 ICTR, Kayishema and Ruzindana, para. 234. 401 ICTR, Kayishema and Ruzindana, para. 235-239.

Sommige rechtsgeleerden zijn van mening dat er geen mogelijkheid kan zijn tot wijziging van misdrijven onder het internationaal recht ter verdediging van de dader. Anderzijds, verwijzen andere rechtsgeleerden naar traditionele rechtsbegrippen zoals zelfverdediging, dwang, noodzaak, overmacht en dwaling. Hoewel het Rwandastatuut (en het Joegoslavi¨ëstatuut) niet heeft voorzien in dit soort verweermiddelen, zal het ICTR (en het ICTY) moeten bepalen over de ontvankelijkheid van deze en andere verweermiddelen gebaseerd op algemene rechtsbeginselen die door de verdediging zal worden aangevoerd. 402 In artikel 6 van het Statuut wordt een hoger bevel of het hebben van een officiële positie expliciet uitgesloten als verdediging. Iemand die een hoger bevel opvolgt en als gevolg hiervan een misdaad pleegt zoals onder artikelen 2 t.e.m. 4 van het Statuut, kan hiervoor niet worden vrijgesproken, noch de persoon die vanuit diens officiële positie deze misdaad heeft bevolen. Zoals eerder vermeld komt de uitsluiting van dit verweer voort uit de noodzaak om straffeloosheid te vermijden zowel aan de kant van de bevelhebber als aan die van de effectieve pleger. Beiden dragen aansprakelijk aangezien ze ook beiden een sleutelrol hebben gespeeld in de uitvoering van de misdaad. Wat betreft het naleven van een hoger bevel, wordt expliciet voorzien dat dit in aanmerking kan komen als verzachtende omstandigheid. Dit zou dus invloed kunnen hebben op de strafmaat.

Dezelfde redenering wordt complexer wanneer er sprake was van ernstige bedreiging of dwang die aanleiding gaf tot het plegen van zo’n misdrijf. De Erdemovic zaak heeft de meest uitgebreide rechtspraak omtrent dwang als verweer.403 De meerderheid van de Beroepskamer vond dat dwang niet als een volledig verweer kan worden opgeworpen indien de beklaagde wordt beschuldigd van misdaden tegen de mensheid en/of oorlogsmisdaden die betrekking hebben op het doden van onschuldige personen.404 Rechter Antonio Cassese schreef echter in zijn separate en dissenting opinion bij deze zaak dat dwang onder sommige voorwaarden wel kan worden opgeworpen als een volledige verdediging tegen de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Op grond van relevante rechtspraak vond hij hiervoor vier strikte voorwaarden die traditioneel vereist worden, nl. (1) de ten laste gelegde handeling moet worden verricht onder onmiddellijke dreiging van ernstige en onherstelbare schade aan het leven of een lichaamsdeel; (2) er mag geen adequate manier zijn om zulk kwaad te voorkomen; (3) het gepleegde misdrijf mag niet disproportioneel zijn ten opzichte van het bedreigde kwaad; en (4) de situatie die tot dwang of noodzaak leidt, mag niet vrijwillig door de gedwongen persoon zijn teweeggebracht.405 Het ICTY heeft niettemin geoordeeld dat dwang wel kan worden opgeworpen als verzachtende omstandigheid.406 Dwang wordt veelvoorkomend gebruikt als verweer, hoewel het meestal niet succesvol is in het internationaal strafrecht en dikwijls zonder motivering verworpen wordt.407 In de Kamuhanda zaak werd Jean de Dieu Kamuhanda aangeklaagd voor misdaden van genocide, misdaden tegen de mensheid en schendingen van gemeenschappelijk artikel 3 van de Verdragen van Genève. Dit op basis van zijn positie als Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek in de interim- 402 V. MORRIS; M.P. SCHARF, The International Criminal Tribunal for Rwanda, 274-275; Report of the Secretary-

General pursuant to paragraph 2 of Security Council resolution 808 (1993), UN Doc. S/25704 (3 mei 1993), para. 58.

403 ICTY, Prosecutor v. Erdemovic, Case No. IT-96-22-A, Appeals Chamber Judgment, 7 oktober 1997; J. BOND;

M. FOUGERE, Omnipresent Threats: A Comment on the Defence of Duress in International Criminal Law, International Criminal Law Review 14 (2014), 485.

404 ICTY, Prosecutor v. Erdemovic, Case No. IT-96-22-A, Appeals Chamber Judgment, 7 oktober 1997, para. 19. 405 ICTY, Prosecutor v. Drazen Erdemovic, Appeals Chamber Separate and Dissenting opinion of Judge Cassesse,

7 oktober 1997; J. BOND; M. FOUGERE, Omnipresent Threats: A Comment on the Defence of Duress in International Criminal Law, International Criminal Law Review 14 (2014), 483.

406 ICTY, Prosecutor v. Erdemovic, Case No. IT-96-22-Tbis, Trial Chamber Sentencing Judgment, 5 maart 1998,

para. 17.

regering die de genocide heeft gepland en uitgevoerd.408 Als verweer wierp Kamuhanda op dat zijn leven en dat van zijn familie bedreigd zouden zijn indien hij de positie in de interim-regering niet zou aanvaarden. Om deze reden stelt hij dat hij op geen enkele wijze aansprakelijk kan worden gesteld voor de handelingen van de interim- regering, zoals de Openbare Aanklager heeft getracht te doen.409 Het verweermiddel werd impliciet erkend aangezien het expliciet werd vermeld door de verdediging en het bestaan ervan niet werd ontkend door de Kamer.410 Uiteindelijk werd dit verweermiddel door de Kamer zonder al te veel informatie over de inhoud ervan verworpen.411 In de zaak Rutaganira werd het verweermiddel van dwang opgeworpen als verzachtende omstandigheid waarop de Kamer toegaf dat er sprake was van dwang in deze zaak. In het licht daarvan heeft men besloten dat dit leidt tot een vermindering van de strafmaat.412