• No results found

De individuele aansprakelijkheid van misdadigers tijdens de Rwandese genocide: bestraffing en berechting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De individuele aansprakelijkheid van misdadigers tijdens de Rwandese genocide: bestraffing en berechting"

Copied!
113
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE INDIVIDUELE AANSPRAKELIJKHEID VAN

MISDADIGERS TIJDENS DE RWANDESE GENOCIDE:

BESTRAFFING EN BERECHTING

Aantal woorden: 54.834

Marise Ackaert

Studentennummer: 01408726 Promotor: Prof. Dr. Tom Ruys Commissaris: Dr. Luca Ferro

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de rechten Academiejaar: 2019 – 2020

(2)

Woord vooraf

Met deze masterproef sluit ik mijn opleiding master in de rechten af. Graag wens ik Prof. Dr. Tom Ruys te bedanken om mij de vrijheid te bieden om dit boeiende thema als masterproefonderwerp te kiezen. Dankzij de uitstekende begeleiding bij deze masterproef is mijn interesse in het internationaal strafrecht alleen maar toegenomen. Daarnaast wens ik mijn ouders, mijn zussen, en mijn vrienden te bedanken die mij doorheen mijn hele opleiding hebben gesteund. Bovendien ben ik mijn ouders uiterst dankbaar, gezien zij mij de kans hebben gegeven om verder te studeren.

______________

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag worden geraadpleegd en/of gereproduceerd voor persoonlijk gebruik. Het gebruik van deze masterproef valt onder de bepalingen van het auteursrecht en bronvermelding is steeds noodzakelijk.

(3)

INHOUDSTAFEL

WOORD VOORAF ... I INLEIDING ... IV

1. HET VERLEDEN ... 1

1.1. Rwanda als koninkrijk ... 1

1.2. Rwanda als republiek ... 2

1.3. Oprichting RPF ... 4

1.4. Genocide ... 5

1.5. Reactie van de internationale gemeenschap ... 6

1.6. Poging tot herstel ... 6

2. NATIONALE RECHTBANKEN ... 8

2.1. Berechting in Rwanda ... 8

2.2. Berechting door derde landen ... 11

3. GACACA EN TRANSITIONAL JUSTICE ... 14

3.1. Transitional justice ... 14

3.2. Gacaca ... 15

3.2.1. Reden oprichting Gacaca ... 15

3.2.2. Materiële bevoegdheid ... 17 3.2.3. Verwezenlijkingen en kritieken ... 18 3.3. Juridische relevantie ... 20 4. HET RWANDATRIBUNAAL ... 22 4.1. Oprichting ... 23 4.1.1. Algemeen ... 23

4.1.2. Rwanda stemt tegen ... 24

A. Ratione temporis ... 24

B. Samenstelling en structuur van het Tribunaal ... 24

C. Werking van het Tribunaal ... 25

D. Zetel van het Tribunaal ... 25

4.1.3. Resolutie 955 ... 25

4.1.4. Hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties ... 26

4.2. Samenstelling van het Tribunaal ... 30

4.2.1. De Kamers ... 31

4.2.2. De Openbare Aanklager ... 32

(4)

4.3. Jurisdictie ... 34

4.3.1. Materiële rechtsmacht ... 34

A. Toepasselijke wet ... 34

B. Genocide ... 36

C. Misdaden tegen de mensheid ... 44

D. Oorlogsmisdaden ... 53

4.3.2. Personele rechtsmacht ... 59

A. Individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid ... 60

B. Collectieve aansprakelijkheid ... 69

C. De verdediging ... 72

D. Immuniteiten ... 74

4.3.3. Territoriale rechtsmacht ... 77

4.3.4. Temporele rechtsmacht ... 79

4.3.5. ICTR en de nationale rechtbanken ... 84

A. Gelijktijdige bevoegdheid ... 84

B. Het Voorrangsbeginsel ... 87

C. Ne bis in idem beginsel ... 89

D. Rationale gelaagd systeem ... 90

4.4. Verwezenlijkingen van het Rwandatribunaal ... 91

4.4.1. Bijdrage aan het internationaal recht ... 91

4.4.2. Globale bijdrage ... 92

4.5. Kritiek op het Rwandatribunaal ... 93

4.5.1. Zetel van het Tribunaal ... 93

4.5.2. Het ICTR en Rwanda ... 94

4.5.3. Afschrikkingseffect ... 95

4.5.4. Verzoening ... 96

5. CONCLUSIE ... 97

(5)

Inleiding

“I once spoke to someone who had survived the genocide in Rwanda, and she said to me that there was now nobody left on the face of the earth, either friend or relative, who knew who she was. No one who remembered her girlhood and her early mischief and family lore; no sibling or boon companion who could tease her about that first romance; no lover or pal with whom to reminisce. All her birthdays, exam results, illnesses, friendships, kinships—gone. She went on living, but with a tabula rasa as her diary and calendar and notebook. I think of this every time I hear of the callow ambition to 'make a new start' or to be 'born again': Do those who talk this way truly wish for the slate to be wiped? Genocide means not just mass killing, to the level of extermination, but mass obliteration to the verge of extinction.”

— Christopher Hitchens, Hitch-22: A Memoir

Het Oost-Afrikaans land van de duizend heuvels met zijn prachtige natuur zou ons in een oogwenk doen vergeten dat het land 26 jaar geleden door een drama werd getroffen. Hoewel de Rwandese bevolking na de genocide van 1994 snel overging tot de heropbouw van hun land, kampen slachtoffers tot op heden met zware trauma’s. Tijdens de honderd fatale dagen keek de internationale gemeenschap lijdzaam toe zonder in te grijpen in een situatie die achteraf zou worden erkend als een van de ergste misdaden tegen de mensheid sinds de Tweede Wereldoorlog. Deze masterproef tracht een overzicht te geven van de verschillende manieren waarop misdadigers werden berecht, zowel op nationaal niveau, maar vooral ook op internationaal niveau. Niettegenstaande het feit dat Rwandese rechtbanken niet onmiddellijk konden overgaan tot het juridisch vervolgen van misdadigers tijdens de genocide, was het land vastberaden om deze taak grotendeels op zich te nemen. Naast de werking van gewone nationale rechtbanken, nam men ook initiatief om de traditionele Gacaca aan te passen aan de context van de genocide en opnieuw in te voeren als hulpmiddel om de strafprocessen te versnellen. De inspanningen van derde landen om misdadigers te vervolgen voor deze internationale misdrijven worden ook kort besproken. Overigens heeft het grootste deel van deze masterproef betrekking op het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda die eerst en vooral ingaat op de aanloop tot de oprichting ervan en de specifieke juridische basis waarop de oprichting van het Tribunaal rust. De materiële, personele, territoriale en temporele rechtsmacht van het Tribunaal worden vervolgens uitgelegd aan de hand van de relevante rechtspraak van het Tribunaal. Daarna wordt er dieper ingegaan op de regeling omtrent de relatie tussen het Tribunaal en nationale rechtbanken aangezien samenwerking tussen deze actoren cruciaal was om de berechting van de misdadigers tijdens de genocide te realiseren. Bovendien wordt er een overzicht gegeven van de verschillende verwezenlijkingen en de bestaande kritieken van het Tribunaal.

Het doel van deze masterproef is om een juridische blik te werpen op de verhalen, gebeurtenissen, ervaringen en berechtingen die hierin worden besproken. Deze masterproef werd geschreven met het grootste respect voor alle slachtoffers en betrokkenen, voor wie achter deze feiten een pijnlijke en traumatiserende waarheid schuilgaat.

(6)

1. Het verleden

1.1. Rwanda als koninkrijk

Het onderscheid tussen de Hutu- en Tutsi-groep werd niet alleen gemaakt in Rwanda, maar overal in het Grote Merengebied in Midden-Afrika. Op het einde van de 19de eeuw was Rwanda reeds een gecentraliseerd koninkrijk waarbij het onderscheid tussen de drie groepen (Hutu, Tutsi en Twa) gebaseerd was op een soort klassensysteem. Traditioneel gezien waren de ‘aristocratische’ Tutsi’s veehouders en herders, de Hutu’s landbouwers en de Twa jagers die vaak als dienstknechten werkten. Het onderscheid op dat moment in de tijd was niet gebaseerd op etniciteit, maar eerder op een positie die iemand bezat in de maatschappij.1 Relaties tussen de Hutu- en Tutsi-bevolking verschilden in diverse gebieden. In sommige streken hadden de twee groepen een heel gelijkaardige levensstijl en was er amper verschil tussen de functies die men had in de maatschappij, terwijl op andere plaatsen wel sprake kon zijn van een klassensysteem en er dus vaker spanningen waren tussen de groepen.2

Van 1894 tot en met het einde van de Eerste Wereldoorlog was Rwanda een kolonie van Duitsland, maar na de Eerste Wereldoorlog kwam het gebied onder Belgische administratie als mandaatgebied van de Volkenbond. Vanaf dit moment vormden Rwanda en Burundi (Ruanda-Urundi) een administratieve entiteit die gezamenlijk bestuurd bleef door België tot en met 1962.3 Tijdens deze koloniale periode veranderde de basis van het onderscheid tussen Hutu en Tutsi van de positie in de maatschappij tot een rassenonderscheid, wat een belangrijke rol heeft gespeeld in de verdere evolutie van de Rwandese politiek en maatschappij. Zowel de Duitsers als de Belgen gaven hun steun en vertrouwen aan de Tutsi-bevolking als de regerende monarchie om de controle te houden over het grondgebied, terwijl de Hutu-bevolking eerder werd bestempeld als ‘de arbeiders op het platteland’. Onder de Belgische administratie werd in 1933 aan elke Rwandese burger een identiteitskaart gegeven die vermeldde tot welke groep men behoorde. Deze identiteitskaart werd uiteindelijk een instrument die iemands kansen ging bepalen in de maatschappij, met als voorbeeld bij uitstek het lot van Tutsi’s in de genocide die pas zestig jaar later plaats zou vinden.4

Na de oprichting van de Verenigde Naties (hierna ook “VN”) werd Rwanda in 1946 een trustgebied. Het was de taak van België om het land klaar te maken voor onafhankelijkheid. De relatie tussen de Belgen en de Tutsi’s bleef relatief stabiel tot de jaren ’50 wanneer de Tutsi’s openlijk de onafhankelijkheid van hun land begonnen na te streven. De Belgische steun voor Tutsi’s begon als gevolg daarvan af te nemen, terwijl men aan Hutu’s

1 P. C. BORNKAMM, A short History of the Rwandan Genocide and its Aftermath in Rwanda’s Gacaca Courts,

Oxford University Press, 2012, (hierna “BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide”) 9; P. VAN SCHUYLENBERGH, Kingdom of Rwanda, 11 januari 2016, abstracte beschrijving consulteerbaar op:

https://onlinelibrary.wiley.com/doi/epdf/10.1002/9781118455074.wbeoe047

2 BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 9; C. NEWBURY, Ethnicity and the Politics of History in Rwanda, Africa Today, Vol. 45, No. 1 (Jan. – Mar., 1998), Indiana University Press, 10.

3 P. J. MAGNARELLA, The Background and Causes of the Genocide in Rwanda, 3 JICJ (2005), 806; B. INGELAERE, Chapter 2: The Gacaca courts in Rwanda in L. Huyse & M. Salter (eds.) Traditional Justice and Reconciliation after Violent Conflict: Learning from African Experiences, Stockholm, Sweden, International Institute for Democracy and Electoral Assistance, 2008, (hierna “Gacaca Courts in Rwanda”) 26; R. LEMARCHAND en D. CLAY, Rwanda, Encyclopædia Britannica, inc., 26 februari 2020, https://www.britannica.com/place/Rwanda

4 BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 10; C. NEWBURY, Ethnicity and the Politics of History in Rwanda, Africa Today, Vol. 45, No. 1 (Jan. – Mar., 1998), Indiana University Press, 10-11.

(7)

meer mogelijkheden gaf in openbare functies. Zo kregen ze posities aangeboden in de administratie, middelbare scholen en werden er beperkte verkiezingen gehouden voor de adviesraden van de regering. Aan de kant van radicale Hutu’s ontstond de hoop dat men de grootste invloed kon uitoefenen in het politieke systeem vooraleer de Belgen zich terugtrokken uit het trustgebied.5 Daarnaast steunde ook de katholieke kerk de opkomst van de Hutu-bevolking in de maatschappij. De Tutsi-monarchie was weigerachtig om zich te bekeren tot het christendom terwijl de Hutu-bevolking daar veel meer voor openstond. Missionarissen van de katholieke kerk bepleitten vervolgens de politieke vertegenwoordiging van de Hutu-bevolking.6

Op het einde van de jaren ’50 ontstonden de etniciteit-gebaseerde politieke partijen. Aan de ene kant was er PARMEHUTU (Parti du Mouvement d’Émancipation Hutu) die pleitte voor onafhankelijkheid van de Belgen en van Tutsi’s en voor een wettelijk onderscheid tussen de verschillende rassen om zo een gelijkwaardige vertegenwoordiging van de Hutu-bevolking te verkrijgen in politieke functies. Aan de andere kant was er UNAR (Union Nationale Rwandaise) dat gedomineerd werd door Tutsi’s en pleitte voor Rwanda als een geheel en voor de onafhankelijkheid van het land bestuurd door de Tutsi-monarchie.7

In juli 1959 overleed mwami (Tutsi koning) Mutara Rudahigwa die sinds 1931 het land bestuurde met het doel de situatie onder controle te houden en revoltes te vermijden. Hij werd opgevolgd door zijn jongere halfbroer die ernstig beïnvloed leek te zijn door de meest conservatieve Tutsi-groep.8 Een paar maanden later, in november 1959, brak er geweld uit tegen de Tutsi-bevolking als gevolg van een aanval van UNAR activisten op een politieker van PARMEHUTU. De koloniale machten vervingen als reactie hierop de Tutsi-leiders door Hutu-leiders en zo werd er officieel een einde gemaakt aan de Tutsi-heerschappij. Als gevolg van het geweld tegen de Tutsi’s vluchtten meer dan 100.000 van hen naar naburige landen. Deze periode werd gekend als de ‘sociale revolutie’ of ook wel de ‘Hutu revolutie’. Uiteindelijk vluchtte de koning naar Uganda, wat tegelijkertijd de formele beëindiging van de Rwandese monarchie betekende. In 1961 had de VN gemeentelijke en nationale verkiezingen georganiseerd waaruit bleek dat PARMEHUTU een overweldigende meerderheid genoot.9

1.2. Rwanda als republiek

Rwanda werd onafhankelijk verklaard op 1 juli 1962. De eerste president van de nieuwe Republiek Rwanda was Grégoire Kayibanda, de oprichter van PARMEHUTU. Ondanks zijn racistische ideologie, leek zijn leiderschap voor een tijd de rust terug te brengen en sloot hij een regeringscoalitie met UNAR en een andere partij. De vluchtelingencrisis bleef echter onopgelost. In december 1963 vielen de Tutsi-vluchtelingen, gesteund door de Burundese regering die op dat moment gedomineerd werd door Tutsi’s, Rwanda binnen. Deze aanvallen waren onsuccesvol en werden vervolgd door wraakacties tegen de Tutsi-bevolking. Deze enorme golf van repressie

5 BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 11; A. DES FORGES, Leave None to Tell the Story: Genocide in Rwanda, Human Rights Watch Report 171-1, March 1999 (hierna “A. DES FORGES, Leave None to Tell the Story”), 36.

6 BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 11. 7 Ibid.

8 C. NEWBURY, Ethnicity and the Politics of History in Rwanda, Africa Today, Vol. 45, No. 1 (Jan. – Mar., 1998),

Indiana University Press, voetnoot 17; A. DES FORGES, Leave None to Tell the Story, 36.

9 BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 11; Gacaca Courts in Rwanda, 27; A. DES FORGES, Leave None to Tell the Story, 36.

(8)

leidde tot 10.000 doden en 130.000 personen in ballingschap in de periode tussen december 1963 en januari 1964. De regering van president Kayibanda werd achteraf alsnog bekritiseerd omdat het de Hutu-dominantie niet genoeg had bevorderd. Tutsi’s hadden geen plaats meer in politieke functies, maar hadden wel nog belangrijke functies in andere domeinen. De onvrede van de Hutu-middenklasse werd aangewakkerd door de slechte economische situatie in Rwanda en gerelateerde gebeurtenissen in hun buurland, Burundi. In Burundi was er op dat moment sprake van een Tutsi militair regime waartegen Hutu-rebellen in opstand waren gekomen in de lente van 1972. Deze onsuccesvolle aanval op het regime resulteerde in de moord op 100.000 Hutu’s en 200.000 vluchtelingen, o.a. naar Rwanda. Dit zorgde voor een hevige reactie in Rwanda. Naast geweld tegen Rwandese Tutsi’s, elimineerde Kayibanda’s regering een honderdtal Tutsi’s en was er sprake van 100.000 meer vluchtelingen.

In 1973 nam Generaal Juvénal Habyarimana de macht over van president Kayibanda en verklaarde zichzelf als de president van de Tweede Republiek. De machtsovername moet worden verstaan in de context van regionale spanningen tussen het noorden en het zuiden, president Habyarimana behoorde nl. tot de Hutu-bevolking uit het noorden van Rwanda terwijl president Kayibanda uit het zuiden kwam. De machtsovername bracht hoop tot vermindering van spanningen en hoop voor de vluchtelingen om terug te kunnen keren naar Rwanda. De eerste vijftien jaar van zijn leiderschap verliepen relatief vredevol en de economische ontwikkeling van het land leek veelbelovend. Rwanda kreeg tijdens de Habyarimana-regeringsperiode steun van Frankrijk, de Rwandese president creëerde ook een persoonlijke vriendschap met de Franse president, François Mitterand. In de ogen van de internationale gemeenschap bracht president Habyarimana stabiliteit in het land en was de toekomst van Rwanda hoopgevend. Initieel riep de president op om een einde te maken aan de Tutsi-vervolging, maar zijn tekortkoming aan het oplossen van de vluchtelingencrisis zorgde ervoor dat Rwandese Tutsi-vluchtelingen in Uganda zich gingen verenigen waardoor zijn positie uiteindelijk verhardde en het anti-Tutsi beleid gewelddadiger werd.10 In 1975 werd Rwanda een eenpartijstaat onder de Mouvement Révolutionnaire National pour le Développement (MRND) waarbij elke Rwandese burger, ongeacht hun leeftijd, automatisch lid werden van de MRND. De president was de belangrijkste politieke speler, als president van het land en president van de MRND, maar hij deelde zijn macht met een oligarchie van de noordelijke Hutu-bevolking en met leden van zijn clan en de clan van zijn vrouw. Het regime werd uiteindelijk steeds zwakker, en de president zelf begon zich tussen twee vuren te bevinden, nl. de belangen van zijn eigen extremistische clan aan de ene kant, en die van de internationale geldschieters die hem aanspoorden multipartijenverkiezingen te organiseren.11

10 BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 12-13;. P. J. MAGNARELLA, The Background and Causes of the Genocide in Rwanda, 3 JICJ (2005), 809-810.

11 A. DES FORGES, Leave None to Tell the Story, 37; Gacaca Courts in Rwanda, 27; BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 13.

(9)

1.3. Oprichting RPF

Tegen het einde van de jaren ’80 waren er ongeveer 600.000 Rwandezen verbannen en gevlucht naar verschillende buurlanden.12 President Habyarimana weigerde hun terugkeer naar Rwanda. Hij beweerde dat Rwanda reeds te dichtbevolkt was en dat er te weinig werk en voedsel was voor iedereen.13 De meerderheid van de Rwandese vluchtelingen zocht toevlucht in Uganda. De Ugandese politieke partij National Resistance Movement (NRM) deed begin de jaren ’80 van de vorige eeuw de hoopvolle belofte dat men Ugandese nationaliteit zou toekennen aan de vluchtelingen die ten minste gedurende tien jaar in Uganda verbleven. Aangezien hiertegen hevig protest kwam besloot de Ugandese president Museveni uiteindelijk geen Ugandese nationaliteit toe te kennen aan de Rwandese vluchtelingen.14 In 1987 werd het Rwandees Patriottisch Front (RPF) (en later ook de militaire vleugel daarvan, het Rwandees Patriottisch Leger (RPA)) opgericht door de afstammelingen van de vluchtelingen uit de jaren ‘60.15 Het RPF had tot doel de terugkeer naar hun land van afkomst waar te maken en er voor een democratischere regering te zorgen. Een van de leiders van het RPF en de bevelhebber van het RPA was Paul Kagame. Hij maakte deel uit van een generatie die was opgegroeid in Uganda en heeft voordien ervaring opgedaan in het leger van de NRM (National Resistance Army, NRA). Het RPA bestond uit ongeveer zeven duizend soldaten.16

Op 1 oktober 1990 viel het RPA Rwanda binnen om hun vooropgesteld doel te bereiken. Deze aanval vormde een keerpunt aangezien deze veel grootschaliger was dan alle voorgaande invallen.17 President Habyarimana beschuldigde het RPF ervan de Hutu-regering ten val te willen brengen en de Tutsi-monarchie terug aan de macht te brengen, maar het RPF ontkende dit.18 De Westerse landen reageerden verontwaardigd op de aanvallen en Frankrijk schoot president Habyarima te hulp door troepen te zenden. Na het conflict tussen Rwanda en het RPF tussen 1990 en 1992 accepteert president Habyarima uiteindelijk onder druk van de Organization of African Unity (OAU), België en de Verenigde Staten van Amerika om onderhandelingen aan te gaan met enkele vertegenwoordigers van het RPF.19

Deze onderhandelingen vonden plaats in Arusha, Tanzania en resulteerden in de ondertekening van de Arusha Akkoorden in augustus 1993. De inhoud van deze vredesakkoorden was overdreven ambitieus en betrof o.a. een wapenstilstand, het delen van de macht in een interim-regering waarin elke groep vertegenwoordigd zou worden, de terugkeer van vluchtelingen naar Rwanda en de eenwording van hun strijdkrachten. Het ging om verregaande politieke en militaire hervormingen. In het kader van de Arusha Vredesakkoorden werd op 5 oktober 1993 resolutie 872 van de VN-Veiligheidsraad aangenomen die voorzag in de oprichting van de United Nations Assistance Mission to Rwanda (“UNAMIR”). UNAMIR was een vredesoperatie die o.a. werd opgezet om 12 A. DES FORGES, Leave None to Tell the Story, 42.

13 P. J. MAGNARELLA, The Background and Causes of the Genocide in Rwanda, 3 JICJ (2005), 811. 14 BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 13.

15 Gacaca Courts in Rwanda, 27; P. J. MAGNARELLA, The Background and Causes of the Genocide in Rwanda, 3

JICJ (2005), 812.

16 A. DES FORGES, Leave None to Tell the Story, 42.

17 L. MARCHAL, Aan de poorten van de Rwandese hel, Leuven, Van Halewyck, 2001, 17.

18 C. NEWBURY, Ethnicity and the Politics of History in Rwanda, Africa Today, Vol. 45, No. 1 (Jan. – Mar., 1998),

Indiana University Press, 15.

19 P. J. MAGNARELLA, The Background and Causes of the Genocide in Rwanda, 3 JICJ (2005), 813; A. DES

(10)

een vlot verloop van de toepassing van de Arusha Akkoorden te verzekeren, toezicht te houden op de wapenstilstandsovereenkomst daarin, en bij te dragen aan de veiligheid in de hoofdstad, Kigali.20 Vredesoperaties zijn in het algemeen gebaseerd op drie elementen, nl. (1) toestemming van beide partijen; (2) onpartijdigheid, en; (3) het niet gebruiken van geweld, behalve in gevallen van zelfverdediging en verdediging van het mandaat.21 Ook uit de bewoording van resolutie 872 is het duidelijk dat UNAMIR slechts een toezichtsfunctie had, en het niet de bedoeling was dat men actief deel zou nemen aan het conflict.

1.4. Genocide

Het uitbreken van de genocide kende een lange aansleep van zware discriminatie en conflict. Vanaf de jaren ’90 veranderde de atmosfeer meer en meer in een openbaar Hutu-extremisme die opriep tot de uitroeiing van Tutsi’s, louter gebaseerd op hun etniciteit, en gematigde Hutu’s. De akazu, een elitegroep van Hutu-extremisten binnen de Hutu Power-beweging, had in de realiteit de macht in handen. Volgens de radicale ideologie van deze Hutu Power-beweging, en dus de akazu, werd Rwanda als natie enkel opgericht door de Hutu-bevolking en waren Tutsi’s vreemdelingen die Rwanda in het verleden waren binnengedrongen vanuit Ethiopië. In november 1990 publiceerde de akazu-gesponserde krant Kangura de ‘Hutu Tien Geboden’ die de Hutu-gemeenschap opriep om relaties met Tutsi’s absoluut te vermijden.22 In 1991 besloot men in Rwanda terug te keren naar een multipartijensysteem onder druk van de internationale gemeenschap, die resulteerde in het verwelkomen van nog radicalere pro-Hutu partijen waardoor ook de Hutu Power-beweging begon door te groeien. Radio- en televisiezender Radio-Télévision Libre des Mille Collines (RTLM), die verantwoordelijk was voor het oproepen tot uitroeiing van Tutsi’s, en de Interahamwe als hun eigen milities, waren instituten opgericht door de Hutu Power-movement.

Officieel begon de genocide tegen de Tutsi’s en gematigde Hutu’s op de avond van 6 april 1994 toen het presidentieel vliegtuig van president Habyarimana werd neergehaald toen het de luchthaven van Kigali naderde. Ook de Burundese president Cyprien Ntaryamira was aan boord. Niemand aan boord van het vliegtuig overleefde het ongeluk. Ten gevolge van het overlijden van de Rwandese president, nam Eerste Minister Agathe Uwilingiyimana de taak van staatshoofd over. Op 7 april 1994 zou ze het publiek toespreken op de Rwandese radio en het volk oproepen tot rust. Daar heeft ze nooit de kans toe gekregen, aangezien ze vlak voor haar toespraak samen met de tien Belgische peacekeepers die haar bescherming zouden verzekeren, vermoord werd door de Presidentiële Wacht. In de volgende honderd dagen stonden voor een achthonderdduizend à een miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s hetzelfde lot te wachten.23

20 BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 14; Resolutie 872 van de VN-Veiligheidsraad, UN Doc.

S/RES/872 (5 oktober 1993).

21 United Nations Peacekeeping, Principles of Peacekeeping, https://peacekeeping.un.org/en/principles-of-peacekeeping

22 BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 14; ‘Hutu Ten Commandments’ zijn consulteerbaar op: http://www.uwosh.edu/faculty_staff/henson/188/rwanda_kangura_ten.html

23 BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 15-16; P. J. MAGNARELLA, The Background and Causes of the Genocide in Rwanda, 3 JICJ (2005), 812-814.

(11)

1.5. Reactie van de internationale gemeenschap

Tijdens de genocide zelf werd er amper aandacht en hulp geschonken aan de humanitaire tragedie die zich voordeed in Rwanda. De volledige internationale gemeenschap, en in het bijzonder de VN, slaagden er niet in om op een passende manier te reageren op het drama die zich toen afspeelde. De voorheen vermelde vredesoperatie UNAMIR verzwakte snel nadat België hun contingent terugtrok na de brutale moord op tien van hun peacekeeping-soldaten.24 Op 20 april 1994 stelde de Secretaris-Generaal van de VN voor om het UNAMIR personeel te reduceren van 2500 tot 270 man. De dag daarna volgde de VN-Veiligheidsraad dit voorstel op in diens resolutie 912.25 Dit alles gebeurde ondanks verschillende waarschuwingen van UNAMIR ter plaatse. Generaal Roméo Dallaire, als commandant van UNAMIR, communiceerde consistent sinds januari 1994 dat er nood was aan actie, meer troepen en een breder mandaat. Helaas werd aan zijn verontrustende oproepen geen, of zelf een tegenovergesteld, gevolg gegeven.26

Ook de Verenigde Staten van Amerika waren geen voorstander van een uitbreiding van UNAMIR en hun mandaat gezien hun slechte ervaring in Somalië in 1993. Frankrijk stelde daarentegen in juni 1994 voor om hun troepen te sturen met het doel een einde te maken aan de moorden. De VN-Veiligheidsraad was blij met dit voorstel en kende de zogenaamde Opération Turquoise een mandaat toe gebaseerd op Hoofdstuk VII van het VN-Handvest. Achteraf bleek dat deze interventie andere motieven had. Zone Turquoise werd opgesteld als een veilig toevluchtsoord voor génocidaires om zich er schuil te houden tegen het RPA terwijl de genocide onder Frans toezicht onopgemerkt verder plaatsvond. Vele van deze moordenaars vonden via Opération Turquoise hun weg naar vluchtelingenkampen in Zaïre, waar de moorden gewoon verder gepleegd werden.27

1.6. Poging tot herstel

Het einde van de genocide betekende vooral een vluchtelingencrisis, een miljoen slachtoffers, overbevolkte gevangenissen en een nagenoeg verwoest land waar het juridisch systeem volledig plat kwam te liggen. Rwanda werd geconfronteerd met heel veel werk om het land terug herop te bouwen en misdadigers te berechten, met heel weinig middelen. Rechters en ander juridisch personeel van voor de genocide waren gevlucht of vermoord, terwijl het Ministerie van Justitie werd ondergebracht in een gebouw zonder telefoon, papier, typmachines of zelf vensterruiten.28 Met de hulp van buitenlandse geldschieters werd het Rwandees rechtssysteem weer opgebouwd en het nodige personeel opgeleid zodat een nationale berechting in 1996 weer mogelijk werd.29 Ondanks de heropbouw van de rechtbanken en het juridisch systeem, was het onmogelijk voor de Rwandese rechtbanken om alle zaken af te handelen. Daarop kwam het voorstel om het traditionele Gacaca systeem weer tot leven te brengen en aan te passen aan de vereisten van de strafvervolgingen. Gacaca is een vorm van transitional justice en houdt

24 BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 16.

25 Special report of the Secretary-General on the United Nations Assistance Mission for Rwanda, UN Doc.

S/1994/470 (20 april 1994); Resolutie 912 van de VN-Veiligheidsraad, UN Doc. S/RES/912 (21 april 1994).

26 A. DES FORGES, Leave None to Tell the Story, 131. 27 BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 17.

28 HUMAN RIGHTS WATCH, Justice Compromised: The Legacy of Rwanda’s Community-Based Gacaca Courts,

1-56432-757-4 ,31 mei 2011, 2; BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 23.

(12)

een sterke focus op waarheidsvinding en verzoening.30 Ook derde landen droegen hun steentje bij in de vervolging van misdadigers, al dan niet in samenwerking met het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda (“ICTR” of “het Rwandatribunaal” of “het Tribunaal”). Het ICTR werd opgericht door de VN-Veiligheidsraad op vraag van Rwanda, hoewel Rwanda uiteindelijk als enige tegen de oprichting ervan stemde. De vier vernoemde initiatieven hebben bijgedragen tot de vervolging en bestraffing van misdadigers tijdens de genocide en worden verder in deze masterproef besproken.

(13)

2. Nationale rechtbanken

2.1. Berechting in Rwanda

Gebaseerd op hun volkenrechtelijke soevereinitieit bezitten de nationale rechtbanken in Rwanda ongetwijfeld over de nodige rechtsmacht om de gepleegde genocidemisdaden te vervolgen, ongeacht de nationaliteit van de dader of van het slachtoffer, aangezien het gaat om misdaden die hoofdzakelijk zijn gepleegd op het Rwandese grondgebied. De grondslag hiervoor is het territorialiteitsbeginsel.31 Daarnaast kunnen de Rwandese rechtbanken ook rechtsmacht hebben op grond van het nationaliteitsbeginsel of het actief personaliteitsbeginsel (de misdaden werden gepleegd door Rwandese burgers) en het passief personaliteitsprincipe (de slachtoffers zijn Rwandese burgers).32

Voor 1990 had Rwanda reeds de relevante internationale juridische instrumenten ondertekend, maar men had nog geen uitvoeringswetgeving aangenomen omtrent de bestraffing van genocide en schendingen van het internationaal humanitair recht toepasselijk op interne gewapende conflicten die noodzakelijk was voor de vervolging en bestraffing van individuen voor dergelijk gedrag door de Rwandese nationale rechtbanken.33 Op 30 augustus 1996 wordt in Rwanda de Organieke Wet Nr. 08/96 inzake de organisatie van de vervolging van misdrijven van genocide of misdaden tegen de menselijkheid, gepleegd sinds 1 oktober 1990 (hierna “Rwandese Genocidewet”), aangenomen. Het aannemen van deze organieke wet was noodzakelijk voor twee redenen. Ten eerste zouden de nationale rechtbanken van Rwanda dankzij deze wet wel bevoegd zijn om verdachten van genocidemisdaden en gerelateerde misdrijven, zoals erkend in de Rwandese strafwet die op dat moment van kracht was, te vervolgen en te bestraffen. Ten tweede voorziet deze wet in een snelle en efficiënte procedure voor de rechtsbedeling met het oog op de veelheid van misdrijven die werden gepland en gepleegd door duizenden mensen.34

De nieuwe Rwandese Genocidewet bevat een aantal nieuwe, belangrijke elementen. Een eerste daarvan is dat a.d.h.v. de Rwandese Genocidewet Gespecialiseerde Kamers werden opgericht in de reeds bestaande rechtbanken om verantwoordelijken voor de genocide en andere misdaden tegen de mensheid onder de Rwandese Strafwet te vervolgen en bestraffen. Dankzij dit initiatief was er geen noodzaak om een nieuwe, aparte, gespecialiseerde rechtbank op te richten.35 Het gaat dus om een Gespecialiseerd Strafrechtelijk Programma waarbij de Gespecialiseerde Kamers exclusieve rechtsmacht hebben over de genocidezaken, maar geen rechtsmacht hebben voor zaken die gewoonlijk door andere tribunalen moeten worden behandeld. Zo heeft men geen rechstmacht om militair personeel te vervolgen die normaal gesproken door de gespecialiseerde kamer in de militaire rechtbank

31 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht, Hoofdstuk 6 van de toepassing van de strafwet in de ruimte, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2019, 150.

32 C. C. JALLOH; A. MARONG; D. M. KINNECOME, Concurrent Jurisdiction at the ICTR: Should the Tribunal Refer Cases To Rwanda?, FIU Legal Studies Research Paper Series, Research Paper No. 17-25, October 2017 (hierna “Concurrent Jurisdiction at the ICTR”), 187.

33 V. MORRIS; M. P. SCHARF, The International Criminal Tribunal for Rwanda, volume 1, Irvington-on-Hudson

N.Y.: Transnational publishers, 1997 (hierna “V. MORRIS; M.P. SCHARF, The International Criminal Tribunal for Rwanda”), 329.

34 Ibid.

(14)

zal worden berecht.36 Een tweede element van de nieuwe wet is dat verweerders worden verdeeld in vier categorieën afhankelijk van de aard van het misdrijf en de status van de verweerder. Per categorie varieert de ernst van de straf die kan worden opgelegd.37 Artikel 2 van de Rwandese Genocidewet voorziet in de volgende vier categorieën:

Category 1

a) person whose criminal acts or whose acts of criminal participation place them among the planners, organizers, instigators, supervisors and leaders of the crime of genocide or of a crime against humanity b) persons who acted in positions of authority at the national, perfectoral, communal, sector or cell level, or in a political party, the or fostered such crimes;

c) notorious murderers who by virtue of the zeal or excessive malice with which they committed atrocities, distinguished themselves in their areas of residence or where they passed;

d) persons who committed acts sexual torture; Category 2:

persons whose criminal acts or whose acts of criminal participation place them among perpetrators, conspirators of accomplices of intentional homicide or of serious assault against the person causing death;

Category 3:

persons whose criminal acts or whose acts of criminal participation make them guilty of other serious assaults against the person;

Category 4:

persons who committed offences against property.

Artikel 14 Organieke Wet Nr. 08/96 bepaalt dat verweerders zoals in categorie 1 bestraft zullen worden met de doodstraf.38Ze worden geacht de grootste verantwoordelijkheid te dragen voor de genocide.39Voor categorieën 2 t.e.m. 4 kan geen doodstraf worden opgelegd volgens de Rwandese Genocidewet, maar geldt een andere regeling. De standaardstraf die in de Rwandese Genocidewet wordt opgelegd voor categorie 2-beklaagden is een levenslange gevangenisstraf, dit in vergelijking tot de berechting van categorie 2-misdaden volgens het Rwandese Strafwetboek waarbij er een mogelijkheid zou zijn tot het opleggen van de doodstraf voor deze misdaden.40De straf voor categorie 3 wordt niet expliciet geregeld in de Rwandese Genocidewet en wordt dus geregeld in het

36 V. MORRIS; M.P. SCHARF, The International Criminal Tribunal for Rwanda, 331. 37 Ibid., 332.

38 Artikel 14(a) Rwandese Genocidewet 39 Ibid.

(15)

Rwandese Strafwetboek.41 Ten laatste betreft de straf voor categorie 4-misdaden slechts een herstelling en vergoeding van schade.42

Hierbij aansluitend is een derde belangrijk element van Organieke Wet Nr. 08/96. Het Gespecialiseerd Strafrechtelijk Programma steunt op een systeem van pleidooiovereenkomsten, voor de categorieën 2 t.e.m. 4 wordt er nl. voorzien in een Biecht- en Schuldbekentenisprocedure.43 Dit systeem werd nooit eerder gebruikt in het Rwandees recht en kent dus geen precedent.44 Deze procedure maakt een strafvermindering mogelijk voor de deelnemers in ruil voor een nauwkeurige en volledige bekentenis, een pleidooi van schuld aan de gepleegde misdaden en een verontschuldiging aan de slachtoffers. Die bekentenis zou moeten bijdragen aan een waarheidsgetrouw verslag van de geschiedenis van de Rwandese genocide, terwijl de verontschuldiging zou bijdragen aan het proces van nationale heling en verzoening.45 Dit systeem zou ervoor zorgen dat de individuele verantwoordingsplicht van beklaagden gemaximaliseerd wordt, terwijl tegelijkertijd de hoge kost van buitensporige vertragingen die een volledige berechting van alle genocidezaken met zich mee zou brengen geminimaliseerd wordt.46

Het concept staat in het algemeen open voor categorieën 2 t.e.m. 4, maar ook voor categorie 1 is er een mogelijkheid om hieraan deel te nemen, mits aan enkele voorwaarden wordt voldaan. Een persoon schuldig aan misdaden zoals in categorie 1 die bekent en schuldig pleit, en wiens naam niet op de categorie 1-lijst vermeld wordt, zal niet in categorie 1 geplaatst worden indien de bekentenis volledig en accuraat is. Dankzij deze bekentenis zal deze persoon in de tweede categorie worden geplaatst met het oog op zijn berechting.47 De categorie 1-lijst wordt gepubliceerd door de Rwandese regering.48 Wat betreft categorieën 2 en 3 wordt een onderscheid gemaakt tussen de bekentenis voor en na de vervolging. Wanneer de bekentenis voor de vervolging gebeurt, dan zal de strafvermindering groter zijn dan wanneer men bekent en schuldig pleit na het instellen van de vervolging.49 Alle categorie 4-verweerders krijgen een voorwaardelijke straf.50 Het vooraf bekennen van een beklaagde zorgt ervoor dat de Openbare Aanklager niet langer een volledig onderzoek moet voorbereiden en instellen voor de zaak in kwestie.51 Een onderdeel van het afleggen van deze bekentenissen betreft de verontschuldiging voor de gepleegde daden door de beklaagde, die zoals eerder vermeld, bijdraagt aan het verzoeningsproces.52

41 Artikel 14, eerste lid Rwandese Genocidewet

42 Artikel 14(d) Rwandese Genocidewet; N. SLUIJS, Memorandum: National Prosecution of International Crimes Committed During the Rwandan Genocide, Vrije Univesiteit Amsterdam, 2015, 8.

43 Hoofdstuk 3 en 4 Rwandese Genocidewet

44 M. H. MORRIS, The Trials of Concurrent Jurisdiction: The Case of Rwanda, 7 DUKE J. COMP. & INT'L L. 349,

1997, 360.

45 Artikelen 5, 15 en 16 Rwandese Genocidewet

46 V. MORRIS; M.P. SCHARF, The International Criminal Tribunal for Rwanda, 333; M. H. MORRIS, The Trials of Concurrent Jurisdiction: The Case of Rwanda, 7 DUKE J. COMP. & INT'L L. 349, 1997, 358-360.

47 Artikel 9, 2e lid Rwandese Genocidewet 48 Ibid. 14.

49 Artikelen 15 en 16 Rwandese Genocidewet

50 M. H. MORRIS, The Trials of Concurrent Jurisdiction: The Case of Rwanda, 7 DUKE J. COMP. & INT'L L. 349,

1997, 359; art. 14(d) Rwandese Genocidewet.

51 Ibid.

(16)

Deze Biecht- en Schuldbekentenisprocedure zou twee garanties bieden voor personen: een persoon die deelneemt aan dit programma kan niet geherkwalificeerd worden tot een categorie 1-beklaagde en dus bloot worden gesteld aan de doodstraf, en een bekentenis is in een latere procedure niet-ontvankelijk als deze door de verdachte wordt ingetrokken of door het openbaar ministerie wordt afgewezen.53 Aan de andere kant werd de bezorgdheid geuit dat deze procedure mogelijks tot gevolg zou hebben dat feitelijk onschuldige verdachten ervoor zouden kiezen om schuldig te pleiten en te bekennen uit angst voor een slechtere uitkomst van het effectieve proces, of om grote vertragingen van het proces te vermijden. Deze bezorgdheid werd versterkt door het feit dat er geen raadsman wordt voorzien voor de verdediging van behoeftige verdachten. De slachtoffers vroegen zich op hun beurt eerder af waarom daders van deze gruwelijke misdaden milder worden berecht, terwijl andere misdadigers, buiten de context van de genocide, geen beroep kunnen doen op deze voordelen.54

Artikel 33 van de Rwandese Genocidewet bepaalt daarnaast dat “Het Openbaar Ministerie vervolging kan instellen tegen personen die geen bekende woon- of verblijfplaats in Rwanda hebben of die zich buiten het land bevinden en waartegen bewijzen of substantiële bewijzen van schuld bestaan, ongeacht of deze personen al dan niet eerder door het Openbaar Ministerie zijn onderzocht.” Rwandese rechtbanken zijn dus gemachtigd om in absentia te berechten, wetende dat de belangrijkste figuren die een cruciale rol hebben gespeeld bij de planning en uitvoering van de genocide het land ontvlucht zijn om vervolging te vermijden.55

De klassieke nationale rechtbanken van Rwanda hebben tussen 1997 en 2004 10.026 zaken afgehandeld.56 2.2. Berechting door derde landen

Bepaalde gerechtelijke instanties van derde landen hebben ook getracht enkele personen te vervolgen in het kader van de genocide. De eerste vervolging door een derde land vond plaats voor een burgerlijke rechtbank in de Verenigde Staten. De beklaagde was Jean-Bosco Barayagwiza als hoofd van de Coalition for the Defence of the Republic (CDR), een extreemrechtse politieke partij van de Hutu Power-beweging. De beklaagde werd tijdens zijn aanwezigheid in New York in mei 1994 aangeklaagd door Human Rights Watch in naam van verschillende Rwandezen die in de Verenigde Staten woonden, met betrekking tot personen vermoord in de genocide. Dit werd gerealiseerd op basis van een Amerikaanse wet en een Amerikaans precedent waarbij er een mogelijkheid was om een vordering tot schadevergoeding in te stellen tegen personen verantwoordelijk voor het schenden van mensenrechten, zelf wanneer noch het slachtoffer, noch de dader in kwestie Amerikaanse burgers zijn en wanneer de misdaad niet in de Verenigde Staten is gepeelgd. De Amerikaanse rechter veroordeelde Barayagwiza tot een betaling van de totale som van 105 miljoen Amerikaanse Dollar aan de Rwandese eisers. Deze uitspraak gaf een sterk signaal en was vooral van symbolische waarde.57

53 V. MORRIS; M.P. SCHARF, The International Criminal Tribunal for Rwanda, 334.

54 M. H. MORRIS, The Trials of Concurrent Jurisdiction: The Case of Rwanda, 7 DUKE J. COMP. & INT'L L. 349,

1997, 361.

55 V. MORRIS; M.P. SCHARF, The International Criminal Tribunal for Rwanda, 338. 56 Gacaca Courts in Rwanda, 45.

(17)

In juli 1994 dienden verschillende Rwandezen en hun familieleden een klacht in bij de Belgische justitiële autoriteiten tegen vier Rwandezen, nl. twee burgemeesters en twee politieke leiders, die op dat moment in België woonden. Ze werden alle vier gearresteerd. Het ICTR verzocht de overbrenging van drie van hen en verkreeg die ook. De vierde, Vincent Ntezimana, werd in België veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar.58 Daarnaast dienden ook Rwandese genocideslachtoffers en de families van de vermoorde Belgische peacekeepers een klacht in tegen Léo Delcroix en Willy Claes, die op het moment van de genocide respectievelijk minister van Defensie en minister van Buitenlandse Zaken waren. Men deed hiervoor beroep op de Belgische Genocidewet van 1993 voor de reden dat ‘ook het niet handelen van degenen die weten dat dergelijke misdrijven zijn gepland of begonnen, die de mogelijkheid hebben om te handelen om ze te voorkomen of te stoppen, en die dat niet doen’ ook als een misdaad moet worden beschouwd.59

Zwitserland berechtte op 30 april 1999 een voormalige burgemeester, Fulgence Niyonteze, die na de genocide gevlucht was naar Zwitserland. Hij werd veroordeeld voor een militaire rechtbank voor moord, aanzetten tot moord en ernstige schendingen van de Verdragen van Genève. Hij werd uiteindelijk veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, maar de gevangenisstraf werd na een beslissing van de beroepskamer gereduceerd tot veertien jaar. Het Zwitsers Openbaar Ministerie is er niet in geslaagd om Niyonteze aan te klagen voor genocide.60

Op vraag van de Openbare Aanklager van het Tribunaal die Wenceslas Munyeshyaka ervan beschuldigt volgende misdaden te hebben gepleegd: genocide, verkrachting als misdaad tegen de mensheid, uitroeiing als misdaad tegen de mensheid en moord als misdaad tegen de mensheid, besloot het Tribunaal de zaak door te verwijzen naar Frankrijk.61 In Frankrijk werd Munyeshyaka gearresteerd, maar besliste de Franse rechtbank dat het geen bevoegdheid had om deze zaak te behandelen. Later besliste het Hof van Beroep van Nîmes dat men toch rechtsmacht had over de zaak en werd de zaak teruggestuurd naar de eerste rechtbank. De zaak werd tot op heden niet gehoord. Munyeshyaka is nog steeds vrij in Frankrijk.62 Het Tribunaal autoriseerde het verzoek tot doorverwijzing naar Frankrijk van de Openbare Aanklager ook voor de zaak tegen Laurent Bucyibaruta. Hij werd aangeklaagd voor genocide, medeplichtigheid aan genocide, rechtstreeks en publiekelijk aanzetten tot het plegen van genocide, en voor verschillende misdaden tegen de mensheid.63 Op 4 oktober 2018 heeft de Franse aanklager Laurent Bucyibaruta formeel aangeklaagd voor genocide en misdaden tegen de mensheid. Op 24 december 2018 werd de zaak doorverwezen naar het Strafhof van Parijs (Cour d’Assises de Paris).64 De meest recente gebeurtenis is de arrestatie in Frankrijk op 16 mei 2020 van een van de meest gezochte voortvluchtigen die een leidende figuur zou zijn geweest in de genocide tegen de Tutsi’s, nl. Félicien Kabuga. Kabuga werd in 1997 door het ICTR

58 W.A. SCHABAS, National Courts Finally Begin to Prosecute Genocide, the ‘Crime of Crimes’, JICJ 1 (2003), 49. 59 A. DES FORGES, Leave None to Tell the Story, 586.

60 W.A. SCHABAS, National Courts Finally Begin to Prosecute Genocide, the ‘Crime of Crimes’, JICJ 1 (2003),

47-48.

61 ICTR, The Prosecutor v. Wenceslas Munyeshyaka, Case No. ICTR-2005-87-I, Decision on the Prosecutor’s

request for the referral of Wenceslas Munyeshyaka’s indictment to France, 20 november 2007;

62 A. DES FORGES, Leave None to Tell the Story, 586.

63 ICTR, The prosecutor v. Laurent Bucyibaruta, Case No. ICTR-2005-85-I, Decision on prosecutor’s request for

referral of Laurent Bucyibaruta’s indictment to France, 20 november 2007.

64 TRIAL INTERNATIONAL, Laurent Bucyibaruta, 27 april 2016 (gewijzigd 21 augustus 2019), https://trialinternational.org/latest-post/laurent-bucyibaruta/

(18)

aangeklaagd voor zeven tenlasteleggingen. Hij wordt verwacht overgeplaatst te worden naar het Internationaal Restmechanisme voor Straftribunalen.65

Léon Mugesera gaf in Rwanda in 1992 een toespraak die werd beschouwd als aanzetten tot het plegen van genocide en als een bepalend moment in de voorbereidingen van de genocide. Het belang van deze speech werd gesignaleerd door het Tribunaal. Mugesera ontvluchtte Rwanda en verkreeg in 1993 de status van vluchteling en permanente ingezetene in Canada.66 Op 23 januari 2012 werd Mugesera terug naar Rwanda gedeporteerd.67 Op 15 april 2016 veroordeelde een Rwandese rechtbank hem tot een levenslange gevangenisstraf.68

Op 18 februari 2014 werd Onesphore Rwabukombe, voormalig burgemeester van de Rwandese noordelijke gemeente Muvumba, veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien jaar door de Duitse Hogere Regionale rechtbank. Het Duitse Federaal Gerechtshof vernietigde deze beslissing en na een nieuw proces werd hij op 29 december 2015 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf voor zijn deelname als medeplichtige met de vereiste genocidale opzet, rekening houdend met zijn bijzonder ernstige schuld. Deze straf werd op 26 juli 2016 finaal nadat een tweede beroep werd verworpen.69

65 Office of the Prosecutor, Press release: Mechanism fugitive Félicien Kabuga arrested Today, Arusha, The

Hague, 16 mei 2020, consulteerbaar op: https://www.irmct.org/en/news/20-05-17-mechanism-fugitive-f%C3%A9licien-kabuga-arrested-today

66 W.A. SCHABAS, National Courts Finally Begin to Prosecute Genocide, the ‘Crime of Crimes’, JICJ 1 (2003), 50. 67 A. CHUNG, Montreal judge rejects Leon Mugesera’s bid to avoid deportation to Rwanda, The Toronto Star, 23

januari 2012,

https://www.thestar.com/news/canada/2012/01/23/montreal_judge_rejects_leon_mugeseras_bid_to_avoid_ deportation_to_rwanda.html

68 Rwanda jails man who preached genocide of Tutsi 'cockroaches', BBC NEWS, 15 april 2016, https://www.bbc.com/news/world-africa-36057575

69 K. AMBOS, The German Rwabukombe case, The Federal Court’s Interpretation of Co-perpetration and the Genocidal Intent to Destroy, JICJ 14 (2016), 1221.

(19)

3. Gacaca en transitional justice

3.1. Transitional justice

Wanneer staten uit een periode van conflict komen, zoals een burgeroorlog, is de situatie vaak te complex om een duidelijke politeke agenda voorop te stellen. De staten en hun maatschappij worden geconfronteerd met het vervolgen van misdadigers, het lot van vele slachtoffers, het omgaan met het geweld die werd gepleegd, terwijl men tegelijkertijd moet streven naar het hanteren van een bepaalde harmonie tussen de bevolking. Wanneer mensenrechten worden geschonden lijkt het vanzelfsprekend dat men de daders hiervoor vervolgt om zo straffeloosheid te vermijden. Het nastreven van deze doelstelling kan echter een andere belangrijke doelstelling in de weg staan, nl. het streven naar vrede en stabiliteit die het herstel van het land op lange termijn beoogt. Lokale politieke leiders van landen die uit conflict komen vestigden verder de aandacht op de politieke, sociale, economische en culturele omstandigheden die het onmogelijk zouden maken voor hun maatschappijen om strafvervolging volledig te realiseren. Deze twijfels lagen aan de basis van de zoektocht naar een alternatief en/of complementair systeem om zowel een teveel als een tekort aan stafvervolgingen te vermijden. Men was er meer en meer van overtuigd dat het hebben van een enkel systeem onvoldoende zou zijn.70

Transitional justice verwijst kort gezegd naar verschillende mechanismen die in zo’n complexe situatie kunnen worden toegepast om grootschalige mensenrechtenschendingen te benoemen en bespreekbaar te maken.71 De unaniem aanvaarde doelstellingen van transitional justice bestaan uit verantwoordelijkheid, waarheidsvinding, schadeloosstelling en de niet-herhaling van geweld.72 Het belang van verzoening als een bijkomende objectieve doelstelling van transitional justice werd benadrukt door auteurs L. Huyse en M. Salter en wordt door een meerderheid aanvaard.73

Transitional justice en klassieke procesvoering kunnen als twee extremen tegenover elkaar worden geplaatst met als gevolg dat tussen deze twee systemen een evenwicht moet worden gevonden. Het ene extreem zet vervolging voorop. Het gaat om berechting door een professionele rechter waarbij de aandacht meer gevestigd is op de verdachte dan op het slachtoffer, nl. hoe de verdachte zal worden bestraft. Het schoolvoorbeeld hiervan is een klassieke rechtbank. Aan de andere kant van het continuum staat een mechanisme die de belangstellingen verlegt naar het verhoor door een lokale burgerleider met de intentie om de sociale patronen te bepalen die hebben geleid tot het plegen van de misdaden, om op basis van al deze elementen uiteindelijk te komen tot verzoening. Hoewel de twee mechanismen tegenover elkaar kunnen worden gezet, zullen in de realiteit beide systemen elementen 70 L. HUYSE; M. SALTER, Traditional Justice and Reconciliation after Violent Conflict. Learning from African Experiences, International Institute for Democracy and Electoral Assistance, Stockholm, Sweden, International Institute for Democracy and Electoral Assistance, 2008, (hierna “Traditional Justice and Reconciliation after Violent Conflict”) III, 2, 10.

71 M. GOLDSTEIN-BOLOCAN, Rwandan Gacaca: An Experiment in Transitional Justice, 2004 J. Disp. Resol. 355,

2004, 355-357.

72 M. SCHOTMANS, The role of tradition in transitional justice in E. Brems, G. Corradi & M. Schotmans (eds.) International Actors and Traditional Justice in Sub-Saharan Africa, Cambridge-Antwerp-Portland: Intersentia, 2015, 23.

73 Ibid.; P. CLARK, Reconciliation(s): Transitional Justice in Postconflict Societies, J. R. Quinn. (ed.) Traditional Justice and Reconciliation after Violent Conflict: Learning from African Experiences, L. Huyse & M. Salter (eds.), International Journal of Transitional Justice, Volume 4, Issue 1, March 2010, 138.

(20)

van elkaar overnemen. Als voorbeeld kan worden verwezen naar het feit dat gevangenisstraffen kunnen worden opgelegd in Gacaca rechtbanken, hoewel degene die daarover beslist een lekenrechter is.74

3.2. Gacaca

3.2.1. Reden oprichting Gacaca

Na de genocide komt de taak om de moord op nagenoeg 800.000 slachtoffers te vervolgen, wat moeilijk denkbaar is in een land waar het rechtssysteem amper werkende is. Een grote hoeveelheid rechters en ander juridisch personeel lieten het leven in de genocide en de juridische infrastructuur was vrijwel volledig verwoest. De klassieke rechtbanken begonnen reeds in december 1996 aan de vervolgingen van de genocidemisdaden, maar hadden tegen 1998 slechts 1.292 verdachten berecht. Aan dit tempo zouden de vervolgingen van de verdachten pas na meer dan een eeuw afgerond zijn.75 Ook het rapport van Amnesty International van 1997 schetst een beeld van het gebrekkige verloop van de nationale strafprocessen. Er was een tekort aan geschoold personeel, terwijl het aantal beklaagden enorm hoog lag en de zaken uiterst gevoelig waren. Daarenboven zaten gevangenissen overvol en blijft dit probleem in 1997 enkel verergeren waardoor gevangenen zich in onmenselijke omstandigheden bevonden.76 De oplossing voor het overbelaste rechtssysteem en de afhandeling van de talloze dossiers werd gevonden in de (her)oprichting van de Gacaca rechtbanken. Gacaca betekent letterlijk “gras” in het Kinyarwanda, maar verwijst in een bredere context naar het gras/de plaats waar de gemeenschap samenkomt om geschillen op te lossen. Toen Rwanda nog een koninkrijk was, had de koning (mwami) naast de politieke macht, ook de juridische macht en trad hij op als rechter samen met enkele assistenten die als beschermers van de traditie toezicht hielden. Vooraleer problemen door de koning zouden worden opgelost, moest men eerst proberen om het conflict op te lossen op een lager niveau in de samenleving, nl. door stamhoofden. Dit werd later bekend als gacaca bijeenkomsten. Deze bijeenkomsten trachtten de sociale harmonie te herstellen, en bijkomstig probeerde men de waarheid van de gebeurtenissen te achterhalen. Daarnaast werd de dader bestraft of moest hij zijn schuld compenseren door een gift.77

Het Hoog Commissariaat voor de Mensenrechten (UNHCHR) ondervond dat Gacaca kort na de genocide spontaan opnieuw in haar semi-traditionele vorm georganiseerd werd. Dit initiatief zou ofwel uitgaan van het volk ofwel van de administratieve autoriteiten. Waar Gacaca voor de genocide de druk op de klassieke rechtbanken verlichtte wanneer deze te traag werkten, ving dit systeem kort na de genocide het werk op van een niet-werkend rechtssysteem. In 1996 brengt UNHCHR een rapport uit waarin men tot de conclusie komt dat Gacaca wel een rol zou kunnen spelen met betrekking tot de gepleegde genocidemisdaden en geeft men enkele aanbevelingen mee.78 Enkele voorbeelden van deze aanbevelingen waren dat men moest opletten met te veel inmenging van de regering en dat dit systeem niet in een formele rechtbank mocht worden getransformeerd. Een andere aanbeveling was dat Gacaca als een soort van waarheidscommissie zou functioneren met twee doelen. Enerzijds zou het feiten

74 Traditional Justice and Reconciliation after Violent Conflict, 5-6.

75 HUMAN RIGHTS WATCH, Justice Compromised: The Legacy of Rwanda’s Community-Based Gacaca Courts,

1-56432-757-4 ,31 mei 2011, 2.

76 AMNESTY INTERNATIONAL, RWANDA Unfair trials: justice denied, AI Index: AFR 47/08/97, 8 April 1997 77 Gacaca Courts in Rwanda, 33.

78 Traditional Justice and Reconciliation after Violent Conflict, 36; United Nations High Commissioner for Human

(21)

verzamelen die zich hebben voorgedaan in de lokale gemeenschap om deze dan mee te geven aan de klassieke rechtbanken. Anderzijds zou het een plaats creëren waar Rwandezen zich kunnen verenigen, hun gemeenschappelijke waarden kunnen delen, met als ultieme doel Rwandezen te verzoenen zodat ze in vrede kunnen samenleven.79 Deze aanbevelingen werden lange tijd aan de kant geschoven, maar in 1999 blijkt uit een rapport van de Rwandese regering dat aan de hand van voor- en tegenargumenten, de (her)invoering van Gacaca werd bediscussieerd en een belangrijke plaats had gekregen op hun agenda.80

In de Rwandese Organieke Wet Nr. 40/2000 van 26 januari 2001 (“Gacaca wet”), gestemd door de overgangsregering, werden Gacaca rechtbanken (her)ingevoerd in het Rwandese systeem als een juridische tool om de genocidezaken af te handelen, geïnspireerd op de traditionele Gacaca als manier van conflictoplossing.81 Het zijn deze Gacaca rechtbanken die de Gespecialiseerde Kamers, die werden opgericht bij de Rwandese Genocidewet, hebben vervangen, behalve voor de misdaden die behoren tot de eerste categorie (zie ook 2.1.).82 De rechtsmacht van deze rechtbanken betreft de vervolging van misdaden van genocide en misdaden tegen de mensheid gepleegd in Rwanda tussen 1 oktober 1990 en 31 december 1994.83

Dit systeem kan onderscheiden worden van een traditioneel Westers rechtssyteem omdat het een vorm is van transitional justice. Gacaca jurisdictie combineert aan de ene kant punitieve en restauratieve elementen en behoudt aan de andere kant enkele elementen van de traditionele Gacaca, zoals inspraak van de gemeenschap en de focus op verzoening.84 De focus van de klassieke rechtbanken bij het afhandelen van deze zaken ligt op het berechten en bestraffen van de daders, terwijl het doel voor de Gacaca rechtbanken anders werd ingevuld. Het was ook een vorm van berechting en bestraffing, maar op een manier die voor de herstelling van de sociale orde zou moeten zorgen. Dit gebeurde door de reintegratie van de beschuldigde in de maatschappij te blijven beogen.85 De beoogde aanpak bestond dus vooral uit een sociale, informele interactie, gebonden aan enkele formele elementen. Zo verwijst de wet die de Gacaca-rechtbanken invoerde naar enkele standaardgaranties voor het recht op een eerlijk proces.86 De Rwandese regering beoogde met Gacaca als alternatief op de klassieke procesvoering de volgende doelstellingen: waarheidsvinding, het versnellen van de afhandeling van genocidezaken, het tegengaan van straffeloosheid, verzoening en eenheid versterken onder de Rwandese gemeenschap en de bekwaamheid van de Rwandese maatschappij om de eigen problemen op te lossen.87 Om deze doelstellingen te bereiken werden drie 79 United Nations High Commissioner for Human Rights (UNHCHR), Gacaca: Le Droit Coutumier au Rwanda,

Kigali, 1996.

80 Rwanda, Report on the Reflection Meetings Held in the Office of the President of the Republic from May 1998 to March 1999, Office of the President of the Republic, Kigali, 1999.

81 Kinyarwanda is de nationale taal van Rwanda; M. GOLDSTEIN-BOLOCAN, Rwandan Gacaca: An Experiment in Transitional Justice, 2004 J. Disp. Resol. 355, 2004, 355.

82 Artikel 96 Organic Law Nr. 40/2000 of 26/01/2001 setting up « gacaca jurisdictions » and organizing

prosecutions for offences constituting the crime of genocide or crimes against humanity committed between october 1, 1990 and december 31,1994 (hierna “Organieke Wet Nr. 40/2000”).

83 Artikel 3 Organieke Wet Nr. 40/2000.

84 M. GOLDSTEIN-BOLOCAN, Rwandan Gacaca: An Experiment in Transitional Justice, 2004 J. Disp. Resol. 355,

2004, 356; AMNESTY INTERNATIONAL, RWANDA Gacaca: A question of justice, AI Index: AFR 47/007/2002, December 2002, 21.

85 AMNESTY INTERNATIONAL, RWANDA Gacaca: A question of justice, AI Index: AFR 47/007/2002, December

2002, 20.

86 HUMAN RIGHTS WATCH, Justice Compromised The Legacy of Rwanda’s Community-Based Gacaca Courts, 31

mei 2011.

(22)

fundamentele principes vooropgezet. Een eerste principe was de popularisering of decentralisering van de rechtspraak door het installeren van talrijke Gacaca-rechtbanken in elke administratieve eenheid van de samenleving. Dit principe is gebaseerd op de traditionele Gacaca gezien lekenrechters ook in het nieuwe Gacaca-systeem de taak van het berechten op zich zullen nemen. De lekenrechters worden verkozen door het volk en worden niet vereist een juridische opleiding te hebben gevolgd of enige juridische ervaring te hebben. De enige vereiste is dat ze ‘personen van integriteit’ zijn. Ten tweede moet er belang worden gehecht aan de waarheidsvinding en aan de mogelijkheid voor iedereen om hun verhaal te vertellen. Door het creëren van het verantwoordelijkheidsbesef dat op zijn beurt kan zorgen voor de eerste stap in de richting van de vergeving van het slachtoffer, kan dit uiteindelijk bijdragen tot de verzoening. Gacaca tracht waarheid te ondervinden en bewijs te verzamelen door het toepassen van de methode van plea bargaining waarbij men strafvermindering verleent in ruil voor een schuldbekentenis. Een laatste principe betreft de combinatie van restauratieve en punitieve jurisdictie. De bestraffing neemt de vorm aan van een vrijheidsberoving, maar rekening houdend met de reintegratie kan de straf ook de vorm aannemen van gemeenschapsdiensten. Dit laatste principe omvat het categoriseren in de verschillende types misdaden en wordt verder uitgelegd onder de materiële bevoegdheid van de Gacaca-rechtbanken (zie 3.2.2.).88

3.2.2. Materiële bevoegdheid

Zoals eerder vermeld werd Gacaca ingevoerd bij de Rwandese Organieke Wet Nr. 40/2000 van 26 januari 2001. De eerste hoorzittingen vonden plaats in juni 2002, maar het systeem werd pas over het hele land gebruikt vanaf 2005 na de vervanging van de Gacaca wet door Organieke Wet Nr. 16/2004 van 19 juni 2004.89 De materiële rechtsmacht voor de Gacaca-rechtbanken wordt in deze laatste organieke wet vastgelegd en splitst het type misdaden op in drie verschillende categorieën. De categorieën zullen beslissen voor welke rechtbank iemand berecht zal worden en welke straf er van toepassing zal zijn. De straf zal afhangen van de ernst van de misdaden, alsook van een eventuele bekentenis en op welk moment in de tijd men deze bekentenis heeft gedaan.90

De eerste categorie omvat (1) planners, organisatoren, toezichthouders, aanvoerders; (2) personen die leidende posities bekleedden; (3) bekende moordenaars; (4) folteraars; (5) verkrachters, en; (6) personen die onmenselijke handelingen hebben gepleegd op een lijk. Personen uit de eerste categorie kunnen niet door een Gacaca-rechtbank worden berecht, maar slechts door een nationale rechtbank aangezien deze misdaden worden beschouwd als de meest ernstige waarvoor de doodstraf kan worden opgelegd.91

De tweede categorie omvat (1) ‘gewone moordenaars’ bij ernstige aanvallen; (2) degenen die aanvallen plegen om te doden, maar zonder dit doel te bereiken, en; (3) degenen die aanvallen op anderen hebben gepleegd, zonder de opzet om te doden. Personen die binnen deze categorie vallen zullen worden berecht door een sectorale Gacaca-rechtbank.92 De strafmaat verschilt voor ‘gewone moordenaars’ bij ernstige aanvallen en degene die aanvallen 88 W. DE BONDT, Gacaca: de Rwandese schreeuw voor een op maat gemaakte justitie, Wereldbeeld, jaargang

32, nr. 143, 2008/1, 15-17; Gacaca Courts in Rwanda, 38-41.

89 Gacaca Courts in Rwanda, 38; BORNKAMM, Short History of the Rwandan Genocide, 26; Organieke Wet Nr.

16/2004 16/2004 van 19/6/2004 establishing the organisation, competence and functioning of gacaca courts charged with prosecuting and trying the perpetrators of the crime of genocide and other crimes against humanity, comitted between october 1, 1990 and december 31, 1994 (hierna “Organieke Wet Nr. 16/2004”).

90 Gacaca Courts in Rwanda, 39.

91 Artikel 2 en 51 Organieke Wet Nr. 16/2004; Artikel 14(a) Rwandese Genocidewet. 92 Artikel 42(1) Organieke Wet Nr. 16/2004.

(23)

plegen om te doden, maar zonder dit doel te bereiken ((1) en (2)) van degenen die aanvallen op anderen hebben gepleegd, zonder de opzet om te doden (3). Voor (1) en (2) wordt voorzien in een gevangenisstraf van vijfentwintig tot dertig jaar indien men geen schuldbekentenis heeft afgelegd. Indien men schuld bekent vooraleer men op de verdachtenlijst verschijnt, wordt deze straf verminderd naar zeven tot twaalf jaar gevangenisstraf. Legt men een schuldbekentenis af na het verschijnen op de verdachtenlijst, dan zal de gevangenisstraf tussen de twaalf en vijftien jaar bedragen. Voor (1) en (2) geldt verder dat, enkel in geval van schuldbekentenis (zowel voor als na het verschijnen op de lijst) de helft van de gevangenisstraf wordt omgezet in een gemeenschapsdienst. Voor (3) bevat de gevangenisstraf zonder schuldbekentenis vijf tot zeven jaar. Wanneer men schuld bekent voordat men verschijnt op de verdachtenlijst bedraagt de gevangenisstraf een tot drie jaar, wanneer men dit doet na het verschijnen op de verdachtenlijst dan bedraagt de gevangenisstraf drie tot vijf jaar. Voor personen onder (3) van de tweede categorie wordt de gevangenisstraf in ieder geval volgens de Organieke Wet voor de helft omgezet in een gemeenschapsdienst.93

De derde categorie omvat degenen die eigendomsdelicten hebben gepleegd. Zij worden berecht door Gacaca-rechtbanken op het niveau van de cellen.94 Zij kunnen enkel worden veroordeeld tot het herstellen van de verrichte schade.95

3.2.3. Verwezenlijkingen en kritieken

Op 18 juni 2012 werd Gacaca officieel afgesloten.96 Meer dan 12.000 Gacaca-rechtbanken hebben meer dan 1.958.634 zaken in het hele land behandeld. Ongeveer 84% hiervan werd schuldig bevonden en 14% van deze zaken waren vrijspraken.97 De uitkomst van dit initiatief laat over het algemeen een dubbel gevoel na. Hoewel de Gacaca rechtbanken een nuttige en belangrijke toevoeging hebben gehad aan het gehele proces, beoogde dit systeem hoofdzakelijk de terugkeer van misdadigers in de maatschappij gebaseerd op hun eigen individualiteit, getuigenissen en spijtbetuigingen. Niettemin stootte het daarnaast op enkele andere moeilijkheden die hieronder worden besproken.98

De grootste verwezenlijking van de Gacaca rechtbanken heeft te maken met het feit dat, meer dan in een normale strafzaak, wordt ingespeeld op de verzoening tussen de beschuldigde en het slachtoffer en dus de mens rea van beschuldigden. De oprichting van de Gacaca rechtbanken leidde tot een afhandeling van vele zaken die de overige rechtsinstanties niet konden behandelen, en een vermindering in de overbelasting van de gevangenissen. Hoewel het een zware uitdaging was, nam de Rwandese regering het initiatief om op deze manier de straffeloosheid tegen te gaan en om voor enige vorm van gerechtigheid en herstel voor de slachtoffers te zorgen.99 In de wet tot de

93 Artikel 73 Organieke Wet Nr. 16/2004. 94 Artikel 41(1) Organieke Wet Nr. 16/2004. 95 Artikel 75 Organieke Wet Nr. 16/2004.

96 Rwanda 'gacaca' genocide courts finish work, BBC NEWS, 18 juni 2012, https://www.bbc.com/news/world-africa-18490348

97 Outreach Programme on the Rwanda Genocide and the United Nations, Justice and Reconciliation, Process in

Rwanda, UNITED NATIONS, https://www.un.org/en/preventgenocide/rwanda/backgrounders.shtml; A. SMEULERS; B. HOLA; T. VAN DEN BERG, Sixty-Five Years of International Criminal Justice: The Facts and Figures, International Criminal Law Review 13, 2013, 35.

98 J. BALINT, Genocide, State Crime and the Law In the Name of the State, London: Routledge, 2012, 184. 99 HUMAN RIGHTS WATCH, Justice Compromised The Legacy of Rwanda’s Community-Based Gacaca Courts, 31

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een leerling die in het bezit is van een diploma vmbo in de theoretische leerweg kan de toelating tot het vierde leerjaar van het havo worden geweigerd, indien het eindexamen

Ik wens hen van harte te danken voor de steun tijdens het doctoraatstraject, de talrijke kansen om te publiceren, mijn onderzoeksverblijf aan Columbia University in New York mogelijk

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Bij de uitoefening van zijn taak dient het college wel de algemene kaders in acht nemen die de Raad stelt De verordening ex artikel 212 Gemeentewet geeft de raad immers

• Presentatie door bureau BBN over het uitgevoerde onderzoek van de 4 scenario’s voor een nieuw gemeentehuis op de locatie Elkshove. • Memo met advies van het college

Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede

De opstellers van het voorontwerp zijn inderdaad van oordeel dat de ambtenaren van de administratie van het kadaster, welke gemachtigd zijn om toegang te hebben tot het

98. In de klacht die neergelegd is bij de Gegevensbeschermingsautoriteit, formuleert de klager het verzoek dat zijn persoonsgegevens moeten “ verwijderd ” worden, niet alleen in