• No results found

Bij de vervolging van misdaden onder het internationaal recht kunnen meerdere nationale rechtbanken bevoegd zijn naargelang de van toepassing zijnde bevoegdheidsregels. Wanneer voor specifieke misdaden onder het internationaal recht een internationaal tribunaal wordt opgericht, moet worden bepaald of deze al dan niet exclusieve jurisdictie zal hebben. In het internationaal publiekrecht is de algemene regel dat “rechtsmacht niet gebaseerd is op het exclusiviteitsbeginsel: dezelfde feiten kunnen zich in de wettelijke sfeer van een of meer rechtsstelsels bevinden” (vrije vertaling). In het kader van internationaal strafrecht beschrijft Antonio Cassese de gelijktijdige bevoegdheid tussen internationale en nationale rechtbanken als een situatie waarin "een of meer staten hun strafrechtelijke bevoegdheid voor een specifiek misdrijf kunnen laten gelden met territorialiteit, actieve of passieve nationaliteit of universaliteit als juridische grond, en tegelijkertijd is een internationaal tribunaal krachtens zijn statuut bevoegd om hetzelfde misdrijf te berechten" (vrije vertaling). Er zijn dus verschillende juridische gronden waarop staten en internationale rechtbanken bevoegdheid kunnen verkrijgen om bepaalde misdaden te vervolgen.476

Bij de oprichting van het Joegoslaviëtribunaal had de VN-Veiligheidsraad niet de bedoeling om de nationale rechtbanken van hun rechtsmacht te ontnemen wat betreft de vervolging van verantwoordelijken voor de grove schendingen gepleegd in het grondgebied van voormaling Joegoslavië. Vervolgens werd bepaald dat gelijktijdige bevoegdheid de beste optie was.477 Gebaseerd op artikel 9(1) van het Statuut van het Joegoslaviëtribunaal, bepaalt artikel 8(1) van het Statuut van het Rwandatribunaal dat ook het Rwandatribunaal en de nationale rechtbanken gelijktijdige jurisdictie hebben voor het vervolgen van personen zoals bepaald in artikel 1 van het Statuut. Ook volgens auteurs V. Morris en Michael P. Scharf was gelijktijdige bevoegdheid voor het Rwandatribunaal de betere optie. Zij kwamen tot dit besluit door het antwoord op de vraag of een internationaal straftribunaal in exclusieve of gelijktijdige bevoegdheid hoeft te voorzien te toetsen aan de volgende 3 elementen.478

Ten eerste moet men rekening houden met het doel waarvoor het tribunaal is opgericht. Het Rwandatribunaal werd opgericht om vervolging en bestraffing voor verantwoordelijken, zoals beschreven in het Statuut, te verzekeren. Door in zo’n eerlijk en onpartijdig juridisch proces te voorzien beoogde men de cyclus van geweld en vergelding te doorbreken. Verder wou men ook straffeloosheid voor etnisch geweld beëindigen die in Rwanda al jarenlang ongestraft plaatsvond. Geen van deze doelstellingen vereist dat de bevoegdheden van nationale rechtbanken uitgesloten moeten worden. Het Tribunaal kan de nodige leiding nemen wat betreft procedurele en materiële normen voor nationale rechtbanken, die dan op hun beurt kunnen bijdragen aan de effectieve vervolgingen.479 Een tweede element betreft de beoogde rol van het tribunaal in relatie met de nationale

475 V. MORRIS; M.P. SCHARF, The International Criminal Tribunal for Rwanda, 301. 476 Concurrent Jurisdiction at the ICTR, 163.

477 Report of the Secretary-General Pursuant to Paragraph 2 of Security Council Resolution 808, para. 64-65, UN

Doc. S/25704 (3 mei 1993).

478 V. MORRIS; M.P. SCHARF, The International Criminal Tribunal for Rwanda, 309-311. 479 Concurrent Jurisdiction at the ICTR, 165.

rechtbanken. De Rwandese regering verzocht de oprichting van het Rwandatribunaal als aanvulling op zijn nationale rechtbanken, niet als vervanging ervan.480 Een laatste element heeft te maken met de aard en de omvang van de misdrijven die het tribunaal moet behandelen. Zoals eerder besproken was een van de struikelblokken van de processen de nood aan snelheid van het afhandelen van de zaken. Om dit mogelijk te maken is gelijktijdige bevoegdheid een noodzakelijke voorwaarde om zaken over te dragen naar nationale rechtbanken van alle staten teneinde een snellere afhandeling te bekomen. Deze aanpak is meer consistent met de wil om een antwoord te bieden op de veelheid van ernstige misdrijven begaan tijdens de genocide in Rwanda.481

Een voordeel van gelijktijdige jurisdictie is dat men straffeloosheid verhelpt aangezien meerdere rechtsstelsels de mogelijkheid hebben om dezelfde misdaden te vervolgen. Alle bevoegde nationale rechtbanken kunnen meehelpen om de talloze zaken zo snel mogelijk af te ronden. Een ander voordeel is dat wanneer de bevoegdheid van nationale rechtbanken erkend wordt, deze staten aangemoedigd worden om deel te nemen in de verwezenlijking van de doelstelling van de oprichting van het internationaal straftribunaal. Nationale rechtbanken kunnen zelf vervolgen, maar ook bijdragen in gecoördineerde onderzoeken en in het verzamelen van bewijsmateriaal tussen staten en internationale tribunalen.482 Samenwerking van staten met het ICTR zoals voorgeschreven in artikel 28 van het Statuut wordt hierdoor nog meer aangemoedigd.

Aan de andere kant zou deze manier van bevoegdheidsverdeling met zich mee kunnen brengen dat er onzekerheid bestaat bij beide bevoegde partijen over de verdeling van verantwoordelijkheid voor onderzoek en vervolging, wat uiteindelijk zou kunnen leiden tot concurrentie. In het bijzonder zou dit nadeel een groter probleem worden wanneer de staat van het slachtoffer de bevoegdheid wordt ontzegd om de meest belangrijke leiders van massale gruweldaden volgens hun eigen nationaal recht te vervolgen. Een tweede nadeel bestaat erin dat er voor elk van deze rechtbanken en tribunalen een andere standaard voor de rechten van de beschuldigde bestaat wat betreft getuigenbescherming, een eerlijk proces en detentieomstandigheden.483

In de VN-Veiligheidsraad Resoluties 1503 (2003) en 1534 (2004) benadrukte men de nood voor de opmaak en de uitvoer van een gedetailleerde strategie voor de voltooiing van het werk van het ICTY en het ICTR. Deze strategie moet voorzien in een regeling die de overdracht van zaken omtrent beschuldigden van middelmatige of lagere rang naar nationale rechtbanken mogelijk zou maken. Op die manier komen vooral zaken omtrent beschuldigden met een leidinggevende of aanzienlijke positie bij het Tribunaal terecht. Dit zou noodzakelijk zijn geweest om alle vervolgingen op het einde van 2004 af te kunnen ronden, zodat het volledige werk van het ICTR in 2010 voltooid zou zijn.484 De Strategieën die werden uitgevaardigd hielden steeds rekening met deze deadlines.485 De overdracht van zaken naar nationale rechtbanken is van groot belang in de verschillende rapporten van de Strategieën teneinde de veelheid van processen op tijd te kunnen afhandelen. Men voorzag in twee verschillende methoden voor het doorverwijzen van zaken naar nationale rechtbanken.

480 UN Doc. S/PV.3453, 11.

481 V. MORRIS; M.P. SCHARF, The International Criminal Tribunal for Rwanda, 309-311. 482 Concurrent Jurisdiction at the ICTR, 167.

483 Concurrent Jurisdiction at the ICTR, 168.

484 Resolutie 1503 van de VN-Veiligheidsraad, UN Doc. S/RES/1503 (28 augustus 2003); Resolutie 1534 van de

VN-Veiligheidsraad, UN Doc. S/RES/1534 (26 maart 2004).

485 Bv. Completion Strategy of the International Criminal Tribunal for Rwanda, 2, UN Doc. S/2006/358 (1 juni

De eerste mogelijkheid laat de Openbare Aanklager toe de beoordeling zelf te maken om een bepaalde zaak al dan niet door te verwijzen naar een nationale rechtbank in de gevallen waarin nog geen tenlastelegging tegenover een verdachte plaatsvond.486 Aangezien de verdachte nog niet officieel is aangeklaagd, valt deze persoon ook niet onder de rechtsmacht van het Hof.487 Vooraleer men een zaak doorverwijst naar een nationale rechtbank van een bepaalde staat, zal men bepaalde factoren bestuderen die zullen uitmaken of zo’n doorverwijzing verantwoord is. Het gaat om de volgende factoren, nl. of de wetgeving van de betreffende staat de bevoegdheid toekent voor de verdachte of de beweerde misdaden, de bereidheid en de middelen van staten in kwestie om te vervolgen, de capaciteit van het rechtssysteem van de betrokken staat, of men in een bepaalde staat al dan niet de doodstraf oplegt, en of de staat zal voldoen aan de internationale standaarden van het eerlijk proces.488 De Openbare Aanklager heeft deze beoordelingsvrijheid op grond van artikel 15(1) van het Statuut.

De tweede methode doet zich voor wanneer een verdachte reeds officieel aangeklaagd is door de Openbare Aanklager. In deze situatie ligt de keuze om een zaak al dan niet door te verwijzen naar een nationale rechtbank bij de Kamer van Terechtzitting. Deze Kamer kan dit ofwel proprio motu doen, of op formeel verzoek van de Openbare Aanklager.489 Het is eerder onwaarschijnlijk dat de Kamer zal beslissen om proprio motu de zaak door te verwijzen, gezien in Resoluties 1503 en 1534 de rol van de Openbare Aanklager voor deze doorverwijzingen beklemtoond wordt.490 Van bepaalde zaken wordt geacht dat ze voor het ICTR behandeld moeten worden aangezien het gaat om personen die zich in een positie van leiderschap bevonden en de grootste verantwoordelijkheid dragen. De bedoeling om dit soort mensen voor het Rwandatribunaal te berechten in overeenstemming met Resolutie 1534 van de VN-Veiligheidsraad.491 De Openbare Aanklager hoeft dit dus te controleren vooraleer men beslist een verzoek tot doorverwijzing te richten aan de Kamer. Enkele criteria kunnen de Aanklager hierbij helpen, nl. de vermeende status en de omvang van de deelname van het individu tijdens de genocide, het vermeende verband dat een individu kan hebben met andere zaken, de noodzaak om de belangrijkste geografische gebieden van Rwanda te bestrijken waar de misdaden zouden zijn gepleegd, de beschikbaarheid van bewijsmateriaal met betrekking tot de betrokken persoon, de concrete mogelijkheid om de betrokken persoon te arresteren, en de beschikbaarheid van onderzoeksmateriaal voor toezending aan een staat met het oog op nationale vervolging.492

Artikel 14 van het Statuut heeft de rechters van het Rwandatribunaal de bevoegdheid gegeven om Regel 11 bis in het leven te roepen. Daarnaast biedt artikel 8 van het Statuut een impliciete bevoegdheid voor Regel 11 bis. Artikel 8 van het Statuut geeft het Rwandatribunaal de bevoegdheid om nationale rechtbanken te verzoeken een bepaalde zaak op te schorten. Dit zou hen bovendien de impliciete bevoegdheid geven om dit verzoek achteraf terug in te trekken, wat de bevoegdheid opnieuw bij de nationale rechtbanken legt. Naast oprichtingsresolutie 955, werd ook Resolutie 1534 (2004) van de VN-Veiligheidsraad aangenomen krachtens Hoofdstuk VII van het VN-Handvest. Resolutie 1534 bepaalt dat de Openbare Aanklager zal uitmaken welke zaken doorverwezen moeten worden naar

486 Concurrent Jurisdiction at the ICTR, 170. 487 Ibid., 172.

488 Completion Strategy of the International Criminal Tribunal for Rwanda, para. 41-43, UN Doc. S/2005/782 (14

december 2005)

489 Regel 11 bis(B).

490 Concurrent Jurisdiction at the ICTR, 173.

491 Completion Strategy of the International Criminal Tribunal for Rwanda, para. 14, UN Doc. S/2005/782 (14

december 2005)

nationale rechtbanken. Op deze manier stemt de VN-Veiligheidsraad impliciet toe dat het ICTR de bevoegdheid heeft voor deze doorverwijzing.493