• No results found

Conclusie 12. Het OM komt nauwelijks in beeld omdat in slechts enkele gevallen aangifte wordt gedaan. Bovendien leiden de meeste aangiftes niet tot een veroordeling

1.5 Tot besluit: 2010 - seksueel misbruik in de jeugdzorg

Schnabels’ typering van de ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving vanaf de jaren tachtig in termen van ‘het verlies van de seksuele onschuld’ bracht een paradox aan het licht. De toenemende openheid en bespreekbaarheid van de seksualiteit maakte ook de negatieve aspecten zichtbaar waardoor seksueel geweld en seksueel misbruik op

de maatschappelijke en politieke agenda kwamen te staan. Het verlies van de seksuele onschuld kwam nog navranter naar voren door de discussies rond de ‘kinderlijke seksualiteit’. Dit aanvankelijk emancipatorische doel liep stuk op de diep gewortelde maatschappelijke afkeer van seksuele contacten van volwassenen met kinderen. Hoewel seksueel misbruik van kinderen sindsdien niet meer van de politieke en maatschappelijke agenda weg te denken was, heeft het nog tot 2010 geduurd voordat het seksueel misbruik van kinderen in de jeugdzorg, als maatschappelijk en pedagogisch probleem onderwerp van onderzoek werd.

De term ‘seksueel misbruik’ dateert van het begin van de jaren tachtig. Het gebruik van de term is de uitdrukking van een veranderd paradigma dat aan het denken over seksualiteit ten grondslag kwam te liggen. Was seksualiteit tot ver in de jaren zeventig verbonden geraakt met genieten, plezier en iets moois tussen partners, vanaf het begin van de jaren tachtig werd seksualiteit geplaatst binnen de context van ongelijke machtsverhoudingen tussen mensen, in eerste instantie die tussen mannen en vrouwen. Seksualiteit kon niet meer los gezien worden van de machts- en afhankelijkheidsrelaties waarbinnen zij beleefd werd. Binnen de context van een ongelijke machtsverhouding tussen ouders en kinderen, of een afhankelijkheidsverhouding tussen andere volwassenen en kinderen (in het onderwijs, de sport en in de hulpverlening) werden seksuele contacten tussen volwassenen en minderjarigen beschouwd als seksueel misbruik.

Literatuur

Abma, R. (1997). Jeugd en geestelijke volksgezondheid. In: G. Hutschemaekers, C.

Hosman en P. van Lieshout (red.). Geestelijke volksgezondheid. Geschiedenis van het denken en stand van zaken. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum, 15-32.

Beks, H. (1973). Het doorbreken van vooroordelen rond homoseksualiteit. Jeugd en samenleving 3: 317-326.

Bolt, A. en E. Oosterhuis (1988). Jongens, meisjes en sex in Nederland. Een secundaire analyse van kwantitatief materiaal uit 1968 en 1981. Bevolking en Gezin 1: 59-72.

Bouman, A. (1950). Heden en toekomst van het werk der zedelijke volksgezondheid.

(Juridische en sociale aspecten). Tijdschrift voor Maatschappelijk Werk 4: 18: 293-298.

Broderick, C.B. (1971). Kind, jeugd en seksualiteit. Utrecht, Antwerpen: Het Spectrum.

(vert. van Kinder- und Jugend Sexualität. Rowolt: Reinbek, 1970).

Brongersma, E. (1983). Kinderen, seks, wet, justitie. Jeugd en samenleving 13: 126-133.

Bruijn, J. de en G. Timmerman (1988). Ongewenste intimiteiten en verschuivende machtsverhoudingen. Amsterdams Sociologisch Tijdschrift 15: 291-310.

Buunk, B. (1973). Sexgedrag en sexbeleving bij ongeschoolde werkende jeugd. Jeugd en samenleving 3: 77-90.

Couwenberg, S.W. (red.) (2005). Seksuele revolutie ter discussie. Van Phil Bloom tot Sex and the City. Budel: Damon.

Daalen, R. van en B. van Stolk (1991). Over revolutie en onwetendheid. Seksuele ervaringen en klachten van jongeren. In: P. Lieshout en D. de Ridder (red.). Symptomen van de tijd. De dossiers van het Amsterdamse instituut voor medische psychotherapie IMP 1968-1977. Nijmegen: SUN, 34-54.

De Seksuele Revolutie I, II. Speciale nummers van Oost-West, april en november-december. 1969.

Dijkstra, S. (1996). Bij stukjes en beetjes. Mannen die als kind seksueel misbruikt zijn.

Utrecht: Transact.

Draijer, N. (1990). Seksuele traumatisering in de jeugd. Gevolgen op lange termijn van seksueel misbruik. Amsterdam: SUA.

Dupuis, P.J.F. e.a. (1969). Sex in Nederland. Utrecht: Het Spectrum.

Ewijk, H. van (1983). Dan blijft het kinderlijk. Over kinderen, volwassenen en seksualiteit. Jeugd en samenleving 13: 66-67.

Fortuin, J. (1973). Vrouw-zijn, je vrouw voelen. Jeugd en samenleving 3: 155-175.

Foucault, M. (1976, 1984). Histoire de la sexualité. Paris: Gallimard.

Geeraert, A. (1987). Veranderende seksuele norm- en gedragspatronen bij adolescenten. Een representatieve survey bij 15- tot 19-jarigen in Vlaanderen.

C.B.G.S.-monografie no. 1: Brussel.

Görtzen, R., (1984). Weg met de opvoeding. Met een keuze uit het werk van Janusz Korczak, Ekkehard von Braunmühl, Alice Miller. Meppel: Boom.

Heerma van Voss, A.J. (1993). De haas en de jager. Psychische stukken. Amsterdam:

Meulenhoff.

Hoogh, K. de (2005). Van seksueel taboe naar hedonistische commercialisering. In:

S.W. Couwenberg (red.). Seksuele revolutie ter discussie. Van Phil Bloom tot Sex and the City. Budel: Damon, 72-84.

Huizinga, C. (1979). Pedofilie in de actualiteit. SJOW 7: 133-135.

In ’t veld, uit ’t veld. Pedofilie nog alles behalve geaccepteerd (1977). SJOW 5: 22.

Kapteyn, P. (1980). Taboe, macht en moraal in Nederland. Amsterdam: De Arbeiderspers.

Kinsey, A.C., B.P. Wardell en C.E. Martin (1948). Sexual behavior in the human male.

Saunders: Philadelphia.

Kinsey, A.C., B.P. Wardell en C.E. Martin (1953). Sexual behavior in the human female. Saunders: Philadelphia.

Kooy, G.A. (1972). Jeugd en sexualiteit tegen de jaren zeventig. Mededelingen landbouwhogeschool Wageningen-Nederland, 72-17: Wageningen.

Kooy, G. A. (1975). Kenterende seksuele moraal. Jeugd en samenleving 5: 297-307.

Kooy, G.A. (1976). Jongeren en seksualiteit. Sociologische analyse van een revolutionaire evolutie. Deventer: Van Loghum Slaterus.

Langeveld, M.J. (1952). Maatschappelijke verwildering der jeugd; rapport betreffende het onderzoek naar de geestesgesteldheid van de massajeugd. ’s-Gravenhage:

Staatsdrukkerij.

Levander, K. en G. Kvarnström (1974). Flipje stelt vragen. Bruna: Utrecht.

Lichtenauer, P. (red.)(1969). Sexualiteit in Nederland. Wat wij denken en doen.

Resultaten van het eerste nationale onderzoek naar opvattingen en gedrag van jeugd en volwassenen, uitgevoerd in opdracht van Margriet. Amsterdam: Geïllustreerde Pers.

Maasen, T. (1983). De smalle marges van de pedofilie. Inleiding in een aantal ideeën van René Schérer. Jeugd en samenleving 3: 116-125.

Melai, A.L. (1980). Eindrapport van de Adviescommissie Zedelijkheidswetgeving. ‘s-Gravenhage: Staatsuitgeverij.

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (1984). Nota met betrekking tot het beleid ter bestrijding van sexueel geweld tegen vrouwen en meisjes. ’s-Gravenhage:

Staatsuitgeverij.

Mol, A. en P. van Lieshout (1987). Geestelijke hygiëne en de wereldvrede. In: H.

Galesloot en M. Schrevel (red.). In fatsoen hersteld. Zedelijkheid en wederopbouw na de oorlog. SUA: Amsterdam, 75-88.

Nabrink, G. (1990). Seksuele hervorming: ratio, revolutie, restauratie. Bergen NH:

Anarchistische Uitgaven.

Nederlands Huisartsen Genootschap. (1977). Helpen bij seksuele moeilijkheden.

Deventer: Van Loghum Slaterus.

Nijs, P. en M. Vandenberghe-Devriendt (red.) (1979). Het kind en zijn seksualiteit.

Leuvense cahiers voor seksuologie, deel 5. Antwerpen, Amsterdam: De Nederlandse Boekhandel.

Perquin, N. (1965). Sexualiteitsvoorlichters. Mozaïek 16: 74-79.

Righart, H. (1995). De eindeloze jaren zestig. Geschiedenis van een generatieconflict.

Amsterdam: De Arbeiderspers.

Röling, H.Q. (1994). Gevreesde vragen. Geschiedenis van de seksuele opvoeding in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Römkens, R. (1989). Geweld tegen vrouwen in heteroseksuele relaties. Amsterdam:

Stichting tot wetenschappelijk onderzoek bij de Universiteit van Amsterdam omtrent Sexualiteit en Geweld.

Rooij, P. de (1986). Vetkuifje waarheen? Jongeren in Nederland in de jaren vijftig en zestig. Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 101:

76-94.

Saal, C.D. (1950). Hoe leeft en denkt onze jeugd. Resultaten van een in 1946-1947 gehouden enquête. Met een inleiding van prof. dr. W. Banning. ’s-Gravenhage:

Boekencentrum N.V.

Sandfort, T. en M. Hoogma (1982). Ervaringen van jongens in pedofiele relaties.

Eindhoven: Stichting JEP.

Sandfort, T. (1988). Het belang van de ervaring: over seksuele contacten in de vroege jeugdjaren en seksueel gedrag en beleven op latere leeftijd. Utrecht: Interfacultaire Werkgroep Homostudies Rijksuniversiteit Utrecht.

Sandfort, T. (1983). Erotische momenten in het werken met kinderen. Jeugd en samenleving 13: 77-92.

Sandfort, T. en M. Hoogma (1982). Ervaringen van jongens in pedofiele relaties.

Utrecht: Sociologisch Instituut.

Schérer, R. (1975). Das dressierte Kind. Sexualität und Erziehung: Über die Einführung der Unschuld. Berlin: Verlag Klaus Wagenbach (vert. van Emile Perverti.

1973. Editions Robert Laffont: Paris).

Schillemans-Potma, A. Onbesproken niemandsland tussen tieners en ouders.

Boekbespreking. Jeugd en samenleving 5: 439-441.

Schnabel, P. (1990). Het verlies van de seksuele onschuld. In: G. Hekma, B. Van Stolk, B. van Heerikhuizen en B. Kruithof (red.). Het verlies van de onschuld. Seksualiteit in Nederland. Amsterdams Sociologisch Tijdschrift. Groningen: Wolters-Noordhoff, 11-51.

Schofield, M. (1970). Seksueel gedrag van jongeren. Utrecht, Antwerpen: Het Spectrum.

Seksualiteit & moraal. Het omstreden rapport aangeboden aan de Britse Raad van Kerken met kanttekeningen van dr. C.J.B.J. Trimbos en prof. dr. E.L. Smelik. (1967).

Amsterdam: Polak en Van Gennep.

Timmerman, M.C. (1990). Werkrelaties tussen vrouwen en mannen. Een onderzoek naar ongewenste intimiteiten in arbeidssituaties. Amsterdam: SUA.

Ussel, J. van (1968). Geschiedenis van het seksuele probleem. Meppel: Boom.

Ussel, J. van (1970). Afscheid van de seksualiteit.: Meppel: Boom.

Wafelbakker, F. (1983). Waar ligt de grens tussen seksueel contact en seksueel misbruik van kinderen? Jeugd en samenleving 13: 92-105.

Wolters, W. (1982). Seksueel misbruik van jeugdigen. Nijkerk: Intro.

Zeldenrust-Noordanus, M. (1958). De gevoelsmatige ontwikkeling van de kleuter in verband met de sexuele opvoeding. De Koepel 12: 219-228.

D2 Seksueel misbruik in de residentiële zorg: een internationale review

Greetje Timmerman en Pauline Schreuder

2.1. Inleiding

Deze review bespreekt de wetenschappelijke literatuur over seksueel misbruik in de residentiële jeugdzorg. Het wetenschappelijk onderzoek hiernaar is pas op gang gekomen in de jaren negentig van de vorige eeuw als gevolg van de ‘schandalen’ die over seksueel misbruik aan het licht kwamen na onderzoek van overheden in het buitenland. Grote publiciteit hebben met name enkele affaires getrokken in de UK (o.a.

Lost in Care, het Waterhouse Report in 2000 over seksueel misbruik in residentiële instellingen 1970 en 1980 in Wales), in Ierland (Murphy Report; 2009 waarin gerapporteerd werd over het structurele seksueel misbruik van jongens door religieuze congregraties, o.a. de Christian Brothers, waar in de jaren ’40 en ’50 vele jongens seksueel misbruikt zijn en de dader daarvoor veroordeeld werd in de jaren ’80 ); maar ook vele schandalen in de VS en Canada. In deze landen, alsmede in Australië bestaat daarbinnen specifieke aandacht voor de kinderen van Aboriginal - of First Peoples afkomst, die in de twintigste eeuw veelvuldig door de overheid geplaatst werden in instellingen om hun white standards bij te brengen (Hawkins & Briggs, 1997). Deze rapporten hebben een belangrijke attenderende en bewustmakende functie gehad.

Seksueel misbruik van kinderen en jongeren in de jeugdzorg bleek in sommige tehuizen een structureel verschijnsel te zijn geweest. In Nederland kennen we de Finkensieper-affaire die mogelijk een vergelijkbaar bewustmakend effect heeft gehad en het denken over preventie een aanpak van seksueel misbruik in de jeugdzorg heeft gestimuleerd.

Waarschijnlijk vooral in de instellingen zelf, want tot systematisch wetenschappelijk onderzoek heeft deze affaire in Nederland niet geleid.

Een nadeel van deze opeenhoping van schandalen en affaires is, dat ons beeld van seksueel misbruik in de residentiële jeugdzorg er ook door werd gekleurd. De focus op seksueel misbruik door volwassen mannen heeft bijvoorbeeld de blik ontnomen op andere vormen van seksueel misbruik, zoals die onder groepsgenoten. Ook is er in de rapporten van deze, sterk justitieel-wettelijk georiënteerde overheidscommissies weinig aandacht voor analyse en verklaringen. De aanbevelingen zijn vooral gericht op verbetering van de opvang en begeleiding van slachtoffers, betere scholing van de groepsleiding, het treffen van maatregelen tegen plegers, aanscherping van omgangsregels en gedragscodes, maatregelen die de veiligheid in de gebouwen moeten verbeteren, meer samenwerking tussen de instellingen, etc. Seksueel misbruik is in deze beeldvorming een uitingsvorm van individueel pathologisch gedrag. Maar zoals recent

Duits onderzoek laat zien, geeft een dergelijke individuele benadering een onvolledig beeld van de problematiek. Bij seksueel misbruik spelen ook institutionele factoren een rol. Seksueel misbruik komt voor in alle geïnstitutionaliseerde leefvormen waar kinderen en jongeren verblijven (Deutsches Jugendinstitut, 2010).

Vanaf de jaren 90 is, veelal naar aanleiding van de eerste schandalen en onderzoeksrapporten, het eerste wetenschappelijke onderzoek op gang gekomen. Vóór die tijd is er dus geen wetenschappelijk onderzoek naar seksueel misbruik in de residentiële jeugdzorg te vinden. In de context van de aandacht voor kindermishandeling was men uiteraard bekend met het verschijnsel seksueel misbruik van kinderen. Zo vormde dit fenomeen een van de categorieën die sinds 1973 in de jaarlijkse overzichten van meldingen bij de Bureaus Vertrouwensarts genoemd werden.

Binnen die context was seksueel misbruik een van de vormen van kindermishandeling, maar daarbij lag het accent sterk op de verhouding ouder-kind. In genoemde registraties sprak men aanvankelijk van ontuchtige handelingen, in 1979 van seksuele mishandeling en vanaf 1983 van seksueel misbruik. Wellicht dat deze concentratie op de verhouding ouder-kind in de bestrijding voor kindermishandeling er mede oorzaak van is, dat er lange tijd weinig of geen aandacht was voor seksueel misbruik in de residentiële sector.

Daarbij dient ook bedacht dat het discours over kindermishandeling in de context van het gezin een ander is dan het algemene discours over veranderende opvattingen over seksuele betrekkingen. Seksueel misbruik als eigenstandig te onderzoeken verschijnsel binnen de residentiële jeugdzorg komt pas vanaf de jaren tachtig naar voren in het wetenschappelijk onderzoek. Sindsdien zijn er enkele tientallen studies verricht, veelal kleinschalig van aard. Deze review beperkt zich tot wetenschappelijk onderzoek.

Nadat in de volgende paragraaf de zoekmethode en – strategie worden beschreven, start deze review met een kort overzicht van enkele recente commissie-onderzoeken in diverse landen. Daarna volgt de review van de wetenschappelijke artikelen over seksueel misbruik in de residentiële jeugdzorg. Ter afsluiting worden enkele conclusies getrokken en wordt daarop kort gereflecteerd.

2.2 Methode

Voor het zoeken van internationale wetenschappelijke literatuur over seksueel misbruik in de residentiële jeugdzorg is gebruik gemaakt van een aantal clusters van zoektermen, namelijk ‘sexual abuse’ + ‘peers’, ‘sexual abuse’ + ‘institutional care’ en ‘sexual abuse’ + ‘residential care’. Deze laatste twee clusters zijn vervolgens gespecificeerd door ze te combineren met de zoektermen ‘child’ en met ‘youth’. Met deze zoektermen is de wetenschappelijke literatuur over kindermishandeling buiten beschouwing gelaten, behalve wanneer ‘sexual abuse’ in het onderzoek is opgenomen als specifiek aspect van lichamelijke mishandeling van kinderen.

Er is gebruik gemaakt van een aantal grote databases voor wetenschappelijke publicaties, te weten EBSCO Host Complete, Web of Science, ERIC, IBSS, Dissertation Abstracts International en Picarta. Daarnaast is gezocht in de Europese database voor onderzoeksrapporten, de Daphne-projecten (http://ec.europa.eu/justice_home/daphnetoolkit). Voor alle databases geldt dat is gezocht naar publicaties vanaf 1945 tot heden.

Voor elk van de termen is een aparte zoektocht gedaan, waarna de resultaten naast elkaar zijn gelegd om verdubbelingen eruit te halen. Vervolgens is via de abstracts van de gevonden publicaties nagegaan in hoeverre ze relevant waren. Zeer veel gevonden titels bleken niet relevant voor dit onderzoek: dan ging het bijvoorbeeld om methodieken voor behandeling van jongeren die het slachtoffer waren van seksueel misbruik, om seksueel misbruik in niet-residentiële setting of om seksueel misbruik van al dan niet onmondige volwassenen in een zorginstelling.

De relevant gebleken artikelen zijn vervolgens geanalyseerd. Interne verwijzingen in deze artikelen (sneeuwbalmethode) leverden diverse andere relevante publicaties op die nog niet met de eerste zoekmethode waren gevonden. Uit de review kwam een totaal aan zesenzestig relevante publicaties naar voren, grotendeels afkomstig uit de jaren 90 en begin 2000, direct aansluitend op de eerste affaires die in de openbaarheid kwamen, althans in het buitenland.