• No results found

Hoofdstuk 4 1990-2008: Seksueel misbruik in tehuizen - naar een professionele aanpak

4.5 Seksueel misbruik in de residentiële jeugdzorg: omvang

Uit de survey onder driehonderdvierenvijftig professionals is naar voren gekomen dat zij tijdens een gemiddelde werkperiode van ruim elf jaar in hun eigen organisatie twee gevallen van seksueel misbruik hebben meegemaakt (deelstudie 4. Survey naar de aard en omvang van seksueel misbruik).

In totaal rapporteerden tweehonderdtwintig (62,1%) van de driehonderdvierenvijftig respondenten een of meerdere gevallen van seksueel misbruik, in totaal zevenhonderdvijftig gevallen. Het overgrote deel daarvan is ‘zeker’, dat wil zeggen een incident dat bekend geworden is in de organisatie en dat ook bij de respondent zelf bekend is (558 incidenten, 74,4%). In een kwart van de gevallen ging het om vermoedens (192 vermoedens, 25,6%). Het gerapporteerde seksueel misbruik is overwegend lichamelijk van aard. In de helft (50%) van de gerapporteerde gevallen gaat het om groepsgenoten onderling, in ruim 35% van de in de survey gerapporteerde gevallen gaat het om seksueel misbruik door volwassenen, meestal groepsleiders. In de

resterende 15% betrof het andere volwassenen als pleger, bijvoorbeeld een familielid, andere leeftijdgenoten dan groepsgenoten, of externe personen.

4.5.1 Type instelling en (gerapporteerde) omvang van seksueel misbruik

Om zicht te krijgen op de context waarin de incidenten plaatsvonden is er een analyse gedaan naar de samenhang tussen het aantal gerapporteerde incidenten tijdens de werkzame periode en het type instelling. Deze analyses geven enigszins zicht op de samenhang tussen het aantal incidenten en type hulpverlening, maar maken het niet mogelijk om vast te stellen dat bepaalde incidenten ook daadwerkelijk in die vormen van hulpverlening hebben plaatsgevonden, aangezien daar niet direct naar is gevraagd in de survey.

Gesloten residentiële zorg versus niet-gesloten zorg

De instellingen zijn hierbij in de eerste plaats opgesplitst in het wel of niet bieden van gesloten residentiële jeugdzorg (i.e. justitiële jeugdzorg en/of JeugdzorgPlus). De analyse laat zien dat er tussen respondenten van instellingen die wel (M = 1.58, SD = 3.10) en instellingen die geen gesloten residentiële jeugdzorg bieden (M = 1.55, SD = 3.86) geen significant verschil is in het aantal gerapporteerde incidenten tijdens de werkzame periode, t(352) = .09, p = .73.

Justitiële versus niet justitiële zorg

Een tweede opsplitsing is die in justitiële en niet-justitiële zorg. Analyse door middel van de Mann-Whitney test laat zien dat het aantal incidenten voor deze twee typen zorginstellingen niet significant (p = .83) van elkaar verschilt.

Pleegzorg versus geen pleegzorg

Er zijn ook geen significante verschillen te vinden tussen het aantal gerapporteerde incidenten tijdens de werkzame periode door respondenten in instellingen die wel en instellingen die geen pleegzorg bieden, t(352) = -.42, p = .68. Voor de respondenten die aangeven dat hun instelling onder andere ook gezinshuizen als hulpverleningsvorm hebben is het aantal gerapporteerde incidenten iets hoger (M = 1.90, SD = 3.71) dan voor instellingen die geen gezinshuizen als hulpvorm bieden (M = 1.26, SD = 2.74), maar dit verschil is ook niet significant, t(352) = -1.87, p = .06.

4.5.2 De aard van seksueel misbruik in de residentiële jeugdzorg: naar een typologie

Meer inzicht in de aard van het seksueel misbruik is verkregen door in een verdiepende survey de professionals een aantal specifieke vragen te stellen over de aard van het misbruik, het slachtoffer en de pleger, de situatie, frequentie en duur van het misbruik, mogelijke signalen en de wijze van reageren door de instelling.

Wat betreft de aard van seksueel misbruik kan onderscheid worden gemaakt tussen:

a. seksueel misbruik binnen de pedagogische relatie (volwassenen – minderjarigen) en seksueel misbruik tussen pupillen onderling

b. lichamelijke vormen van seksueel misbruik versus niet-lichamelijke vormen (intimidatie, pesten).

Aangezien de gerapporteerde gevallen van seksueel misbruik voor het grootste deel lichamelijke vormen betreffen, is dit onderscheid vervallen als indelingscriterium voor de aard van seksueel misbruik. De honderdvierenveertig gevalsbeschrijvingen zijn vervolgens gecategoriseerd naar het eerste onderscheid, namelijk het seksueel misbruik dat plaatsvindt binnen een (pedagogische) afhankelijkheidsrelatie, en seksueel misbruik tussen pupillen. Bijna de helft van de gevallen (eenenzeventig) betrof seksueel misbruik door een volwassene binnen de instelling, in de andere helft van de gevallen (drieënzeventig) ging het om seksueel misbruik door kinderen en jongeren onderling.

Deze indeling leverde 4 typen van seksueel misbruik op:

Type 1. Mannelijke groepsleiders en meisjes (13-18 jaar)

Type 2. Mannelijke groepsleiders en jongere jongens (12 jaar of jonger) Type 3. Twee pupillen onderling: jongen als pleger-meisje als slachtoffer Type 4. Meerdere pupillen onderling

4.5.2.1 Seksueel misbruik door volwassenen

We bespreken allereerst het seksueel misbruik van minderjarigen door volwassenen, al of niet in een pedagogische relatie binnen de residentiële jeugdzorg. Van een pedagogische relatie is sprake wanneer de professionals werkzaam in de instelling verantwoordelijk zijn voor de zorg en opvoeding van de kinderen en jongeren die aan hun zorg zijn toevertrouwd, te weten groepsleiders, pedagogische medewerkers, gedragswetenschappers, artsen, leraren, etc. Daarnaast komen de kinderen en jongeren tijdens hun verblijf ook in aanraking met andere volwassenen, binnen de instelling o.a.

beveiligingsbeambten, chauffeurs, tuinlieden, etc. en buiten de instelling, bijvoorbeeld

in het weekend met volwassen familieleden, of door de week met medewerkers verbonden aan andere instellingen.

Het meest voorkomende type van seksueel misbruik door volwassenen, waarover de professionals in de vervolgsurvey gedetailleerde informatie hebben verstrekt, vindt plaats binnen een pedagogische relatie in de residentiële zorg (vijfenvijftig van de eenenzeventig). Er tekent zich een duidelijk type af (n=45) in de residentiële instellingen, nl. seksuele contacten of een seksuele relatie tussen een groepsleider, variërende in leeftijd van 20 tot boven de 50 jaar, en een meisje (13-18 jaar). In vrijwel alle gevallen (drieënvijftig) betreft het een mannelijke groepsleider.

Seksueel misbruik van jonge kinderen (jonger dan 12 jaar) door groepsleiders is ook een duidelijk type, zij het dat er ten opzichte van het eerste type van de groepsleider en het meisje van 13 jaar en ouder, veel minder gevalsbeschrijvingen van zijn gegeven (n=10). Opvallend in de beschreven gevallen is namelijk dat, wanneer het om seksueel misbruik door groepsleiders van jongere kinderen gaat, het meestal om mannelijke groepsleiders gaat en jongere jongens. Van deze tien gevallen betrof het acht jongens en twee meisjes, de leeftijd van de jongens was 10, 11 of 12 jaar, van de meisjes 7 en 11 jaar. De leeftijd van de (mannelijke) groepsleiders varieerde (25, 28, 33, 40+). Hoewel deze gevallen van seksueel misbruik in aantal (n=10) niet zo vaak door de professionals in de verdiepingssurvey zijn beschreven, menen we dat – gelet op het patroon dat het hier gaat om vooral jonge jongens, 12 jaar of jonger, en om mannelijke groepsleiders – er sprake is van een specifiek type van seksueel misbruik. We geven van beide typen enkele illustratieve gevallen.

Type 1: Mannelijke groepsleiders en meisjes (13-18 jaar)