• No results found

Tegenwoordig is de traigarietgans een zeldzame wintergast in Nederland. Op een aantal vaste pleisterplaatsen van 100 tot 200 individuen na (in Noord-Brabant en Noordoost-Nederland) is een overwinterende taigarietgans een zeldzame verschijning. Tot 1990 was de soort veel talrijker, vooral in strenge winters (tot 20.000 exemplaren). Mogelijk hangt de sterke afname samen met

determinatieproblemen: over het onderscheid tussen toendra- en taigagans bestaan veel

meningsverschillen. Daarnaast lijkt de intensieve jacht tijdens de trek een factor van betekenis te zijn.

Winter schatting 2013-2015

Aantal per atlasblok o.b.v. alle beschikbare data

De taigarietgans overwintert hoofdzakelijk langs de Oostzee in Polen, Duitsland en Zweden. In tegenstelling tot de andere ganzensoorten in Nederland in de winter komt de taigarietgans vaak voor in de nabijheid van natte heide- en hoogveengebieden en beek- en rivierdalen in Oost- en Zuid- Nederland. Plaatselijk komen taigarietganzen ook voor in grootschalige agrarische gebieden zoals in Zuidelijk Flevoland en in voormalige veenontginningen in de Gronings-Drentse Veenkoloniën. Tijdens strenge winters, tegenwoordig minder voorkomend dan in de afgelopen decennia, zijn er grotere aantallen van deze soort in ons land aanwezig en dan hebben ze een ruimere verspreiding dan gewoonlijk. Dit komt door ‘instroming’ vanuit andere streken.

De taigarietgans komt meer dan andere ganzensoorten ook voor in tamelijk besloten landschappen. De soort kent vaste ‘traditionele’ slaapplaatsen en voedselterreinen. De voedselplaatsen liggen meestal tot op ongeveer 15 km afstand van de slaapplaats met soms uitschieters tot op 30 km afstand. Op de traditionele pleisterplaatsen vormen de taigarietganzen vaak aparte groepen. Op andere plaatsen komen ze in kleine aantallen voor en vormen ze gemengde groepen met de talrijkere toendrarietgans. Langs de oostgrens van ons land, vooral in het Bargerveen en de

Engbertsdijksvenen, is sprake van uitwisseling van taigarietganzen tussen pleisterplaatsen in

Duitsland en Nederland. Slaapplaatsen zijn meestal gelegen in veenplassen, heidevennen, vloeivelden, (dode) rivierarmen of ondergelopen uiterwaarden en beekdalen.

De taigarietgrans is een planteneter en foerageert voornamelijk op gras, maar soms ook op

stoppelvelden van mais en op oogstresten van suikerbieten en aardappelen. Zowel op slaapplaatsen als voedselterreinen is de taigarietgans gevoelig voor menselijke verstoring. Als belangrijkste bronnen van verstoring gelden laagvliegende (sport)vliegtuigen, helikopters en agrarische werkzaamheden. Plaatselijk worden ook (drijf)jachten en recreatie, vooral met paragliders, als verstoringsbron aangemerkt. Windmolens, wegen en bebouwing beïnvloeden verspreiding op pleisterplaatsen. Het effect is afhankelijk van het algemene patroon van schuwheid van de ganzen. Ze zijn minder schuw bij een langdurig stoppen van de jacht. Ook andere plaatselijke omstandigheden hebben invloed op het verstorende effect, bijv. de voedselsituatie en de precieze aard van de verstoringsbron. Specifieke verstoringsafstanden voor de taigarietgans zijn onbekend, maar waarschijnlijk zijn deze vergelijkbaar met die van de toendrarietgans, grauwe gans en kolgans. De grootste gemeten verstoringsafstand is dan 900 m bij windmolens. Doorgaans gelden echter verstoringsafstanden van 300-600 m (bij windmolens), 250-300 m (bij wegen) en 150 m (bij gebouwen). Door de specifieke binding van slaapplaatsen en voedselterreinen bij de taigarietgans werkt verstoring op de slaapplaatsen door in het gebruik van de voedselterreinen. Windmolenparken en hoogspanningsleidingen werken

waarschijnlijk als barrières voor de pendelbewegingen tussen voedselterrein en slaapplaats. Staat van instandhouding

Natura 2000 doel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie

van gemiddeld 650 vogels (seizoensgemiddelde). Het huidige aantal vogels dat in Nederland verblijft is 1-170 exemplaren (dec-feb, 2009-2014).

Staat van Instandhouding: zeer ongunstig.

Beoordeling Staat van Instandhouding

Populatie Verspreiding Leefgebied Toekomst Eindoordeel

zeer ongunstig zeer ongunstig gunstig matig ongunstig zeer ongunstig Habitatfactoren (overwinteringshabitat)

De taigarietgans foerageert bij voorkeur op eiwitrijke graslanden, in een open landschap (i.v.m. predatoren) waar voldoende rust is. Ook akkers met oogstresten (vooral suikerbieten en aardappels) vormen een geschikt foerageerhabitat. Daarnaast is de aanwezigheid van plassen en meren in veen- en heidegebieden van belang, aangezien deze worden gebruikt als rust- en slaapplaats. Ook hier is het van belang dat er gedurende de nacht rust heerst.

Habitatkaartelementen

De aantrekkelijkheid en beschikbaarheid van graslanden kan worden beschreven met de NDVI op basis van satellietbeelden en een overzicht van ganzengedooggebieden. Of plassen geschikt zijn of niet is waarschijnlijk moeilijk met objectieve criteria te beoordelen. Ganzen maken een keuze en een afweging tussen geschiktheid (rust) en vliegafstand tot foerageergebieden. Door decennia van watervogeltellingen zijn alle in gebruik zijnde plassen in Nederland goed bekend. Hiervan kan een bestand worden opgebouwd en jaarlijks worden geactualiseerd. Gerichte maatregelen om de rust te handhaven of b.v. obstakels in de aanvliegroute te verwijderen kunnen als burgerinitiatieven worden beoordeeld op hun effect.

Inrichting:

- Foerageergebieden voor ganzen: Om schade te voorkomen op reguliere akker- en

landbouwgronden – en tegelijkertijd voldoende foerageerhabitat voor overwinterende ganzen te bieden - kunnen rustgebieden worden aangewezen waarbinnen geschikte condities worden gecreëerd voor overwinterende ganzen. Ganzen gaan uitsluitend in deze rustgebieden foerageren wanneer deze op het vlak van voedselaanbod en rust geschikter zijn dan het reguliere boerenland. Om deze reden moet er voor worden gezorgd dat de rustgebieden zeer eiwitrijk gras bevatten (bemesting) en dat er volledige rust heerst.

Beheer:

- Bemesten rustgebieden (graslanden) / aanbieden oogstresten op akkers. - Handhaven rust binnen rustgebieden en aangesloten slaapplaatsen. - In niet-rust gebieden actief ganzen verjagen.

Beleid:

- Vrijwilligers en professionals kunnen bijdragen aan de watervogeltellingen gedurende de winter, als onderdeel van de NEM-monitoring (Netwerk Ecologische Monitoring). Op deze wijze kan inzicht worden verkregen in landelijke trends van overwinterende ganzen.

- Vrijwilligers kunnen via organisaties als IVN Nederland of KNNV kennis verspreiden aan scholieren, burgers, bedrijven, instanties e.d. door het geven van lezingen, excursies, ontwikkelen van lespakketten e.d.

- De beschikbaarheid van voedselrijke gebieden en rustige plassen om te slapen is niet aantoonbaar een beperkende factor. Waarschijnlijk blijven de vogels weg omdat ze meer Noordelijk overwinteren. De kans dat natuurcombinaties in Nederland in de nabije toekomst van betekenis kunnen zijn voor de staat van instandhouding van de taigarietgans is klein, gezien de geringe kans op strenge winters.

Gidssoort

Andere ganzen, kraanvogels en zwanen gebruiken deels dezelfde slaapplaatsen en foerageergebieden. Bronnen

https://www.sovon.nl/nl/soort/1571

https://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/documenten/profielen/vogels/Profiel_vogel_A039a.pdf Koffijberg, K., F. Hustings, A. de Jong, M. Hornman & E. van Winden, 2011. Recenten ontwikkelingen in het voorkomen van taigarietganzen in Nederland. Limosa 84: 117-131.

Visarend (Pandion haliaetu)