• No results found

De ingekorven vleermuis vliegt in vaste vliegroutes naar zijn jachtgebieden. De vliegroutes tussen verblijfplaats en jachtgebied liggen zoveel mogelijk langs lijnvormige structuren in het landschap zoals bomenrijen, heggen, singels en overhangende begroeiing. Het jachtgebied bestaat uit kleinschalig bosrijk landschap, nabij boerderijen, kerken, tuinen en parken. Ook jaagt het dier vaak in stallen op vliegen en andere insecten die op het vee of de mest afkomen.

De ingekorven vleermuis heeft een typisch jachtgedrag waarbij ze prooien vangen die op bladeren of muren zitten. Hierbij vliegen ze langzaam en op korte afstand op hun prooi af. Ook vangen ze prooien tijdens het vliegen in de lucht. Daarvoor hangt de ingekorven vleermuis eerst aan een tak of plafond, terwijl wordt uitgekeken naar vliegende insecten. Deze worden in korte, snelle vluchten gevangen. Soms jaagt de ingekorven vleermuis ook op wat opener plekken, zoals boven water; hierbij bestaat de vlucht uit korte lussen. In de buurt van de kraamkolonies jaagt de ingekorven vleermuis vaak

groepsgewijs.

Het voedsel van de ingekorven vleermuis bestaat uit insecten, dit zijn voornamelijk spinnen, nachtvlinders, vliegen, muggen en kevers.

De ingekorven vleermuis gebruikt gedurende het hele jaar vooral gebouwen als verblijfplaats. In de zomer zijn dit zolders van kerken, abdijen en kloosters. Hierbij heeft de ingekorven vleermuis een voorkeur voor zolders met een temperatuur tussen de 20 en 30° graden, waar het niet geheel donker is. In de winter gebruikt de ingekorven vleermuis vooral koele grotten, tunnels en kelders om zijn winterslaap te houden. Deze duurt van oktober tot april; vaak zijn er ook andere soorten vleermuizen in dezelfde ruimte. In Nederland overwintert hij vooral in onderaardse kalksteengroeven in Zuid- Limburg. Het gaat hierbij om enkele honderden exemplaren, die mogelijk ook deels afkomstig zijn van de kraamkolonies in de Belgische Voerstreek.

Kraamkolonies van de ingekorven vleermuis bestaan uit twintig tot enkele honderden vrouwtjes. De staat van instandhouding voor 2007-2012 was zeer ongunstig; de gunstige referentiewaarde voor de populatieomvang is meer dan 500 volwassen individuen

(http://bd.eionet.europa.eu/article17/reports2012/species/summary/).

Habitatfactoren

Abiotisch

- Winterverblijf & paarverblijf: warmte-gebufferde objecten (koele grotten, tunnels en kelders, NL kalksteengroeven Zuid-Limburg).

- Kraamverblijf & zomerverblijf: gebouwen (zolders van kerken, abdijen en kloosters). - Geen van de 7 gevolgde dieren wisselde van kraamverblijf (Dekker et al., 2013).

- Winterverblijven kunnen tot meer dan 100 km van de kraamkolonies liggen (Janssen et al., 2004).

- Vliegroutes <10 km; migratieroutes 40-50 km (Limpens et al., 2010).

Biotisch

- Habitat: Bosrijke gebieden met hardhout (Dietz et al., 2011).

- Foerageergebied: kleinschalig bosrijk landschap, nabij boerderijen, kerken, tuinen en parken. Jaagt ook vaak in (onverlichte) stallen met vee. Bossen (36% van tijd), stallen (32%), bomenlanen (26%), overig (stedelijk, weilanden, akkers, boomgaarden) (2%) (Dekker et al., 2013).

- Vliegroutes: liggen zoveel mogelijk langs lijnvormige structuren in het landschap zoals bomenrijen, heggen, singels en overhangende begroeiing.

- Voedsel: voornamelijk spinnen, nachtvlinders, vliegen, muggen en kevers. Habitatkaart

Bovenstaande habitatfactoren zijn op een zo goed mogelijke manier geïntegreerd in de habitatkaart gemaakt door de heer H. Meeuwsen.

Beheer en inrichtingshandelingen/knopfactoren

De grootste bedreigingen vormen vernietiging en verstoring van de zomer- en winterverblijven (renovatiewerkzaamheden en onderhoud aan daken en gebouwen, ingebruikname van zolders, afsluiten van in- en uitvliegopeningen op zolders voor vogels en verlichting van in- en

uitvliegopeningen, het vellen van bomen in bossen en lanen en onderhoudswerkzaamheden en recreatief gebruik van winterverblijven), fragmentatie van het landschap (vernietiging en doorsnijding pendelroutes door kap van bomen of het opruimen of fragmenteren van verbindende

landschapselementen), slachtofferrisico bij wegen en verlies en aantasting van het jachthabitat (grootschalig bosbeheer, kaalslag, scheuren van grasland, dempen van kleine wateren). (Zoogdiervereniging VZZ, 2007)

Voor behoud is het maken en behouden van kleinschalig grensoverschrijdend cultuurlandschap zonder barrières, bijvoorbeeld infrastructuur, woningbouw en industrie van belang. In het bijzonder is

aandacht nodig voor de functie van vleermuisvriendelijke (koeien)stallen. (Ottburg et al., 2014)

Beheer:

- tegengaan vernietiging en verstoring van de zomer- en winterverblijven

(renovatiewerkzaamheden en onderhoud aan daken en gebouwen, ingebruikname van zolders, afsluiten van in- en uitvliegopeningen op zolders voor vogels en verlichting van in- en uitvliegopeningen, recreatief gebruik van winterverblijven)

- tegengaan fragmentatie van het landschap (vernietiging en doorsnijding pendelroutes door kap van bomen of het opruimen of fragmenteren van verbindende landschapselementen) - verlagen slachtofferrisico bij wegen (zie inrichting)

- tegengaan verlies en aantasting van het jachthabitat (grootschalig bosbeheer, kaalslag, scheuren van grasland, dempen van kleine wateren)

- beperken verlichting en openheid in stallen met vee (Dekker et al., 2013), (Schillemans et al., 2016)

- beperken insecticide en fungicide gebruik in stallen (Dekker et al., 2013) - aandacht voor vleermuisvriendelijke (koeien)stallen (Schillemans et al., 2016) - beperken/aanpassen verlichting langs vliegroutes (Dekker et al., 2013)

Inrichting

- herstel/behoud van kleinschalig grensoverschrijdend cultuurlandschap zonder barrières - aanleg bomenrijen/houtwallen

- doorsnijding lijnvormige elementen aanpakken m.b.v. hopover/tunnel/omleiden/groene brug, aangepaste verlichting en aangepaste begroeiing (Limpens et al., 2010)

- ophangen van speciaal ontwikkelde kasten in moderne stallen (Schillemans et al., 2016) - specifieke maatregelen op agrarische bedrijven (stallen) (Schillemans et al., 2016) Parameters Model for Nature Policy (MNP)

- oppervlakte sleutelgebied: ? - lokale fusieafstand: ? Literatuur

Dietz, C., O. von Helversen, D. Nill (2011). Vleermuizen - Alle soorten van Europa en Noordwest-Afrika. De Fontein/Tirion Uitgevers B.V., Utrecht.

Dekker, J.J.A., J.R. Regelink, E.A. Jansen, R. Brinkmann & H.J.G.A. Limpens (2013). Habitat use by female Geoffroy’s bats (Myotis emarginatus) at its two northernmost maternity roosts and the implications for their conservation. Lutra 56 (2): 111-120.

Janssen, J.A.M., J.H.J. Schaminée, S.M.J.M. Brasseur, F.G.W.A. Ottburg, A.H.P. Stumpel & A.H. Hoffmann (Eds.) (2004). Europese natuur in Nederland; soorten van de habitatrichtlijn. KNNV uitgeverij, Utrecht. Limpens, H., J. Regelink & R. Koelman (2010). Vleermuizen en planologie. Cursusmap, Zoogdiervereniging, Nijmegen.

Ottburg, F.G.W.A. & C.A.M. van Swaay (eds, 2014). Favourable Reference Values for population size and range for the species listed in Annexes II, IV and V of the Habitats Directive. Wageningen, Statutory Research Tasks Unit for Nature & the Environment (WOT Natuur & Milieu), WOt-technical report 124. Schillemans, M.J., J.L. Lommen, J.A. Guldemond, R. Janssen & H.J.G.A. Limpens (2016). Boer zoekt ingekorven vleermuis. Toekomstperspectief voor de ingekorven vleermuis in Midden-Limburg. Rapport 2016.001. Bureau van de Zoogdiervereniging / CLM Onderzoek en Advies, Nijmegen / Culemborg. Zoogdiervereniging VZZ (2007). Basisrapport voor de Rode Lijst Zoogdieren volgens Nederlandse en IUCN criteria. VZZ rapport 2006.027. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.

Web:

European environment information and observation network (Eionet) (2014). Species assessments at EU biogeographical level. Geraadpleegd op 01-07-2017 via

http://bd.eionet.europa.eu/article17/reports2012/species/summary/

NDFF & Zoogdiervereniging (2017). Zoogdiervereniging Verspreidingsatlas Zoogdieren. Geraadpleegd op 01- 07-2017 via https://www.verspreidingsatlas.nl/zoogdieren

Laatvlieger (Eptesicus serotinus)