• No results found

De poelkikker maakt als soort onderdeel uit van de groep groene kikkers. De groene kikker bestaat niet als soort, maar vormt een complex van de soorten: poelkikker (Pelophylax lessonae) en

meerkikker (Pelophylax ridibundus) en door kruising van deze twee soorten is een bastaard (hybride) ontstaan, die de bastaardkikker (Pelophylax klepton esculentus) wordt genoemd. Deze hybride kikker handhaaft zich door terugkruisen met één van beide oudersoorten. Deze terug kruisingen leveren over het algemeen voornamelijk bastaardkikkers op. Dat hierbij geen verdere vermenging van de

oudersoorten optreedt is heel bijzonder. Dit valt te verklaren door de wijze waarop de bastaard kikker geslachtscellen vormt. Het erfelijk materiaal van de oudersoorten wordt daarbij niet vermengd. De bastaardkikker vormt geslachtscellen die identiek zijn aan die van de meerkikker ofwel aan die van de poelkikker. Dat de bastaardkikker niet steeds opnieuw ontstaat uit kruising van de oudersoorten valt te verklaren door het grote verschil in de ecologie van deze soorten (Ottburg, 2007).

De poelkikker is de kleinste van de groene kikkers. Mannetjes kunnen tot zeven centimeter lang worden en vrouwtjes één centimeter meer, maar overwegen zijn de dieren tussen de 4,5-5,5 centimeter groot (Stumpel en Strijbosch, 2006). De soort is zowel dag- als nachtactief en zont overdag langdurig.

Poelkikker mannetje, vooral in de paartijd kunnen exemplaren helemaal geel van kleur zijn. Foto: Fabrice Ottburg ©.

De groene kikkers komen in elke provincie voor en mogen als algemeen en wijd verbreid worden beschouw. Grofweg is het voorkomen van de drie groene kikkers als volgt te verdelen: de meerkikker komt voornamelijk voor ten noordwesten van de lijn Zeeland- Groningen, terwijl aan de andere kant van die lijn het verspreidingsgebied van de poelkikker ligt. De bastaardkikker komt echter in heel Nederland voor (Ottburg, 2007).

In het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) scoort de soort voor de landelijke trend in verspreiding ‘Goed’ en trends in aantallen wordt niet gegeven (CBS, 2017).

Verspreidingsbeeld poelkikker. Bron: Stichting RAVON.

Habitatfactoren

De habitat van de poelkikker bestaat uit zonnig gelegen stilstaande wateren die vaak zwak zuur van aard zijn. Wateren die men vooral vindt in bos- en heidegebieden op de hogere zandgronden, maar ook in vennen, poelen en sloten in hoogveengebieden en uiterwaarden. In uiterwaarden is de poelkikker een kritische soort van de betere, vaak kwelrijke wateren. In tegenstelling tot de

meerkikker hoeft de habitat van de poelkikker niet bij voorbaat heel waterrijk te zijn. De soort is goed in staat om zich ook te handhaven in gebieden met slechts één of twee poelen. Voorwaarde is echter wel dat het landhabitat van goede kwaliteit is en in de praktijk uit zich dit vaak in kleinschalige cultuurlandschappen (Ottburg, 2005). Kerngebieden van de poelkikker staan onder druk door

verdroging, verzuring, verlanding, verrijking en waterverontreiniging (Blommers-Schlösser, 1992). Om de bedreigingen het hoofd te bieden zijn maatregelen gewenst die de voortplantingswateren

beschermen. Verdere aantasting van de kwaliteit, zoals verzuring en verdroging, moeten worden gestopt.

Habitatkaart

Bovenstaande habitatfactoren zijn op een zo goed mogelijke manier geïntegreerd in de habitatkaart gemaakt door de heer H. Meeuwsen.

Inrichtings- en beheershandelingen/knopfactoren Inrichting:

− Behoud en inrichting van groene oevers. − Oever- en waterplantenrijke wateren, sloten.

− Geleidelijke gradiënt van water naar land (Limes divergens). − Aanleggen van voortplantingswater(en).

− Minimaal 3 voortplantingswateren binnen 100 meter afstand van elkaar.

− Realiseer voortplantingswateren in de vorm van basisbiotopen voor specifieke soorten (kamsalamander, knoflookpad en boomkikker).

− Aanleggen van verbindingszones terrestrisch habitat. − Aanleggen van verbindingszones aquatisch habitat.

− Aanleggen van natuurvriendelijke oevers (NVO's) in alle mogelijke varianten (nat, droog en half om half).

− Verhoging waterpeil en/of vernatten van de omliggende percelen. Beheer:

− Gefaseerd schonen en baggeren in ruimte en tijd.

− Kleinschalig werken (inhaalslag en achterstalligbeheer dient vaak als excuus om grootschalig en goedkoop te beheren).

− Goede waterkwaliteit (verbeteren van de waterkwaliteit). − Voorkom bemesting (lozingen).

− pH van de voortplantingswateren niet lager dan 4,5.

− Verwijderen van opgaande struikbegroeiing rondom de voortplantingswateren. − Voorkom aanwezigheid van vis in de voortplantingswateren.

− 'Slordig werken', waardoor overhoekjes en geleidelijke overgangen ontstaan. − Extensieve begrazing rondom de voortplantingswateren, eventueel i.c.m. dynamisch

uitrasteren.

− Verwijderen van exoten zoals zonnebaars, Amerikaanse rivierkreeften, watercrassula e.d. − Watergebruik uit sloten om agrarisch land te besproeien in warme periodes (zomer),

waardoor fauna de sloot uit wordt gepompt en op het land terecht komt.

− Gebruik van eco-vriendelijke baggerpomp zonder vleugels (in tegenstelling tot baggerpomp met vleugels of hydraulische bak).

Beleid (4x)

− Vrijwilligers en professionals die bijdragen aan de NEM-monitoring (Netwerk Ecologische Monitoring) voor inzicht landelijke trends (CBS en PGO Stichting Ravon).

− Vrijwilligers en professionals kunnen bijdrage aan inventarisatie onderzoek ten behoeve van verspreidingsbeelden van de soort via PGO Stichting Ravon.

− Vrijwilligers kunnen via organisaties als IVN Nederland of KNNV kennis verspreiden aan scholieren, burgers, bedrijven, instanties e.d. door het geven van lezingen, excursies, ontwikkelen van lespakketten e.d.

− Meetnet Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb). Beheer & Inrichting:

− Kleine landschapselementen in de vorm van o.a. hagen, struwelen, overhoekjes, houtwallen en kleine bosjes.

− Goed ontwikkelde mantel-zoomstructuren.

− Extensieve weilanden c.q. hooilanden als (zomer)foerageerhabitat. − Realisatie van vochtige hooilanden.

− Per voortplantingswater binnen een straal van 250 meter min. 1 ha landhabitat (o.a. hooilanden, kl. Landschapselementen).

Inrichting & Beleid:

− Opstellen van een 'polderplan' voor inrichting en beheer betreffende doelsoorten in poldergebieden (veenweidegebieden).

Literatuur

Blommers-Schlösser, R.M.A., 1992. De groene kikkers in Nederland; samenstelling van populaties, oecologie, verspreiding en bedreiging. – De Levende Natuur 93 (I): 2-9.

Ottburg, F.G.W.A., 2005. Poelkikker (Rana lessonae) In: Delft, J.J.C.W. en W. Schuitema, 2005. Werkatlas amfibieën en reptielen in Noord-Brabant. RAVON Noord-Brabant/Stichting RAVON, Nijmegen.

Ottburg, F.G.W.A., 2007. Groene kikker complex. In: Spitzen – van der Sluis, A.M., G.W. Willink, R.

Creemers, F.G.W.A. Ottburg, R.J. de Boer, P.M.L. Pfaff, W.W. de Wild, D.J. Stronks, R.J.H. Schröder, M.T. de Vos, D.M. Soes, P. Frigge en R.P.J.H. Struik, 2007. Atlas Reptielen en amfibieën in Gelderland. 1985-2005. Stichting RAVON, Nijmegen. 178 p.

Stumpel, T. en H. Strijbosch, 2006. Veldgids Amfibieën en Reptielen. KNNV Uitgeverij, Utrecht.

CBS (2017). Meetprogramma’s voor flora en fauna. Kwaliteitsrapportage NEM over 2016. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag.

Rugstreeppad (Epidalea calamita)