• No results found

De meervleermuis jaagt in een snelle rechtlijnige vlucht in lange trajecten vlak boven groot open water en langs oevers van plassen, meren, kanalen, rivieren en vaarten. Ook worden regelmatig meervleermuizen waargenomen boven vochtige weilanden en bosranden, binnen een straal van 500 meter van water. Ze jagen vooral op die insecten die op het wateroppervlak zitten of daar vlak boven vliegen. De prooien worden dan met de relatief grote achterpoten, als het ware van het water geharkt. Boven oevers en langs vegetatie vangen ze insecten (vooral dansmuggen) uit de lucht.

Meervleermuizen jagen tot op 10-20 km van de verblijfplaats. Grote afstanden naar het uiteindelijke jachtgebied worden vooral via kanalen, beken, vaarten en brede sloten afgelegd. Boven land volgen ze vaak lijnvormige landschapselementen als bomenrijen, houtwallen en dijken.

De meervleermuis is een soort die zich in de zomer vooral thuis voelt in waterrijke gebieden met moerassen, weiden en bossen. In Nederland is de meervleermuis dan vooral te vinden in de open veenweidegebieden en zeekleigebieden in het westen, noorden en in iets minder mate ook het midden en zuidwesten van Nederland. De soort wordt als de zeldzaamste soort van Europa beschouwd. Het zwaartepunt van de Europese populatie lijkt in Nederland te liggen.

Kolonies van meervleermuizen bevinden zich vrijwel altijd in gebouwen zoals op kerkzolders, in spouwmuren en onder dakpannen. Kraamkolonies variëren in grootte van enkele tientallen tot enkele honderden dieren. In Nederland zijn kraamkolonies tot nu toe vooral gevonden in het westen en noorden van Nederland en in veenweidegebieden in Oost Nederland. Maar ook aan de randmeren van het IJsselmeer en in de buurt van de grote rivieren zijn verblijfplaatsen gevonden. In totaal zijn in nederland 45 kraamverblijven van meervleermuizen bekend, met een totale populatie geschat op 10.000 dieren.

Vleermuiskasten en woonhuizen zijn bekend als paarverblijven; ook vindt de paring net als bij de andere soorten van het geslacht Myotis in de winterverblijven plaats. Paarverblijven van

meervleermuizen liggen over het algemeen langs trekroutes van zomerverblijven naar

winterverblijven. Belangrijke paargebieden zijn onder andere Zeeuws-Vlaanderen (trek naar Noord- Frankrijk en Antwerpen), Flevoland en Gelderland (trek naar Duitsland) en Noord-Brabant (trek naar Zuid-Limburg).

In de winter verdwijnen de meeste meervleermuizen op mysterieuze wijze. In Nederland worden in de winter totaal ongeveer 400 meervleermuizen waargenomen, in buurlanden nog eens maximaal 350 dieren. Voor zover we weten overwinteren meervleermuizen in Nederland in mergelgroeven, bunkers, forten, vestingwerken, oude steenfabrieken en kelders. Ook worden af en toe dieren waargenomen in gebouwen. Belangrijke overwinteringsplaatsen zijn bunkers in de duinen van Zuid- en Noord-Holland en de mergelgroeven in Limburg. Over het algemeen is de meervleermuis een middellange- tot lange afstandstrekker, waarbij verplaatsingen van 200 à 300 km tussen zomer- en winterverblijf bekend zijn. In de bunkers in de duinen overwinteren echter ook regelmatig meervleermuizen die in de zomer in de directe omgeving verblijven.

De staat van instandhouding voor 2007-2012 was gunstig; de gunstige referentiewaarde voor de populatieomvang is ongeveer 12000 volwassen individuen

https://www.verspreidingsatlas.nl/8496161

Habitatfactoren

Abiotisch

- Winterverblijf: gebufferde objecten (mergelgroeven, bunkers, forten, vestingwerken, oude steenfabrieken en kelders), soms gebouwen.

- Paarverblijf: gebufferde objecten, vleermuiskasten en woonhuizen langs trekroutes van zomerverblijven naar winterverblijven.

- Kraamverblijf & zomerverblijf: gebouwen (kerkzolders, in spouwmuren en onder dakpannen). - Paargebieden: paargebieden zijn onder andere Zeeuws-Vlaanderen (trek naar Noord-Frankrijk

en Antwerpen), Flevoland en Gelderland (trek naar Duitsland) en Noord-Brabant (trek naar Zuid-Limburg)

- Een middellange- tot lange afstandstrekker, verplaatsingen van 200 à 300 km tussen zomer- en winterverblijf zijn bekend.

- Vliegroutes 15-25 km; migratieroutes 100-400 km (Limpens et al., 2010).

Biotisch

- Habitat: waterrijke gebieden met moerassen, weiden en bossen. In Nederland vooral in de open veenweidegebieden en zeekleigebieden in het westen, noorden en in iets minder mate ook het midden en zuidwesten van Nederland.

- Foerageergebied: tot op 10-20 km van de verblijfplaats, boven groot open water en langs oevers van plassen, meren, kanalen, rivieren en vaarten. Ook boven vochtige weilanden en bosranden, binnen een straal van 500 meter van water.

- Vliegroutes: vooral via kanalen, beken, vaarten en brede sloten. Boven land volgen ze vaak lijnvormige landschapselementen als bomenrijen, houtwallen en dijken.

- Voedsel: insecten die op of vlak boven het wateroppervlak, dansmuggen. Habitatkaart

Bovenstaande habitatfactoren zijn op een zo goed mogelijke manier geïntegreerd in de habitatkaart gemaakt door de heer H. Meeuwsen.

Beheer en inrichtingshandelingen/knopfactoren

Er zijn twee waarschijnlijke hoofdredenen aan te geven waarom deze soort het sinds de jaren zestig steeds beter is gaan doen. Ten eerste waren er in de jaren vijftig en zestig veel slechte zomers, waarbij regelmatig de voorplanting slecht was. Daarnaast heeft het grote gifgebruik uit die tijd ook geleid tot een grotere sterfte onder deze insecteneters (Horáček, 1984). Het gaat de laatste decennia weliswaar duidelijk beter met de meervleermuis, onduidelijk is of hij nu uit de gevarenzone is. Daarom

blijft extra aandacht noodzakelijk. Om de soort in een gunstige staat van instandhouding te houden, is het van belang om de wettelijke bescherming van de zomerverblijfplaatsen beter te handhaven, onder andere door goed rekening te houden met deze vleermuis bij na-isolatie van gebouwen. Daarnaast is beheer gericht op voorkomen van lichthinder bij verblijfplaatsen, op vliegroutes en in het jachtgebied noodzakelijk (Limpens et al., 2011). (Ottburg et al., 2014)

Beheer:

- beter handhaven wettelijke bescherming van de zomerverblijfplaatsen - geen na-isolatie, indien toch noodzakelijk mitigatie en compensatie - zorgen voor een minimum aan licht bij vliegroutes en jachtgebied - zorgen voor een minimum aan licht bij verblijfplaatsen

- sparen rijtjeshuizen uit de jaren ‘60

- Natuurlijk beheer van weilanden (extensieve beweiding, natuurlijk polderpeil, beheer waterkwaliteit) binnen 500 meter van waterwegen (Haarsma, 2011)

- Behoud en inrichting van groene oevers, begroeid met o.a. waterriet, lisdodde en koninginnekruid (Haarsma, 2011)

- Voorkom lozing van kroosrijk slootwater op boezemvaarten (Haarsma, 2011) Inrichting:

- plaatsen van natte onderdoorgangen, zoals duikers, van minimaal 4x1,5m onder wegen (Boonman, 2011)

- doorsnijding lijnvormige elementen aanpakken m.b.v. hopover/tunnel/omleiden/groene brug, aangepaste verlichting en aangepaste begroeiing (Limpens et al., 2010)

- bevorderen insecten door aanleg beschutte waterpartijen - ophangen van kleine platte kasten

Parameters Model for Nature Policy (MNP) - oppervlakte sleutelgebied: ? - lokale fusieafstand: ? Literatuur

Boonman, M. (2011). Factors determining the use of culverts underneath highways and railway tracks by bats in lowland areas. Lutra 54 (1): 3-16.

Haarsma, A-J. & P. Twisk (2013). Hoe beschermen we de meervleermuis. Zoogdier 24(4):13-15.

Haarsma, A-J. (2011). De Meervleermuis in Nederland. Rapport nr. 2011.40. Zoogdiervereniging, Nijmegen. Limpens, H., J. Regelink & R. Koelman (2010). Vleermuizen en planologie. Cursusmap, Zoogdiervereniging, Nijmegen

Ottburg, F.G.W.A. & C.A.M. van Swaay (eds, 2014). Favourable Reference Values for population size and range for the species listed in Annexes II, IV and V of the Habitats Directive. Wageningen, Statutory Research Tasks Unit for Nature & the Environment (WOT Natuur & Milieu), WOt-technical report 124. Web:

European environment information and observation network (Eionet) (2014). Species assessments at EU biogeographical level. Geraadpleegd op 01-07-2017 via

http://bd.eionet.europa.eu/article17/reports2012/species/summary/

NDFF & Zoogdiervereniging (2017). Zoogdiervereniging Verspreidingsatlas Zoogdieren. Geraadpleegd op 01- 07-2017 via https://www.verspreidingsatlas.nl/zoogdieren

Rosse vleermuis (Nyctalus noctula)