• No results found

6 Kwaliteit grondwater 6.1 Inleiding

6.4 Toestand, trends en bronnen

6.4.2 Stoffen met een norm

Anorganische stoffen

Geringe verschillen in toestand anorganische stoffen 2014-2020

In figuur 6.3 is voor elk van de voor de KRW onderscheiden stroomgebieden weergegeven wat de toestand in 2014 was van de anorganische stoffen in de grondwaterwaterlichamen volgens de KRW-rapportage uit 2015 (Waterkwaliteitsportaal 2015), de toestand volgens een KRW-tussenmeetronde 2015-2016, gerapporteerd in 2017 (Sjerps et al. 2017) en de toe- stand volgens de KRW-rapportage uit 2020. De jaren waarop de rapportages zijn gebaseerd kunnen per regio verschillen. Zo heeft Noord-Holland gemeten in 2012 (gerapporteerd in 2015), in 2015/16 (gerapporteerd in 2017) en in 2018 (gerapporteerd in 2020). Bij de extra meetinspanning van 2015-2016 zijn er meer parameters gemeten dan in eerdere meetron- des (Sjerps et al. 2017).

Figuur 6.3. Vergelijking van de beoordelingen 2014, 2016 en 2020 van anorgani- sche stoffen in de grondwaterlichamen

Rijn-West

Rijn-Noord

Rijn-Oost

Identificatie omschrijving Cl Ptot As Ni

2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020

NLGW0005 Zand NLGW0011 Zout NLGW0012 Deklaag NLGW0016 Duin

Identificatie omschrijving Cd Pb NO3

2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020

NLGW0005 Zand NLGW0011 Zout NLGW0012 Deklaag NLGW0016 Duin

Identificatie omschrijving Cl Ptot As Ni

2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020

NLGW0002 Zand NLGW0007 Zout NLGW0009 Deklaag NLGW0015 Wadden

Identificatie omschrijving Cd Pb NO3

2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020

NLGW0002 Zand NLGW0007 Zout NLGW0009 Deklaag NLGW0015 Wadden

Identificatie omschrijving Cl Ptot As Ni

2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020

NLGW0003 Zand oost NLGW0004 Zand midden NLGW0010 Deklaag

Identificatie omschrijving Cd Pb NO3

2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020

NLGW0003 Zand oost NLGW0004 Zand midden NLGW0010 Deklaag

Eems

Maas

Schelde

Bron: Waterkwaliteitsportaal en Sjerps et al. (2017); groen = voldoet, rood = voldoet niet aan het KRW- criterium, wit = niet gemeten.

De verschillen tussen de toestand van 2014 en 2015-2016 en 2020 zijn gering. Waar sprake is van een positieve of negatieve ontwikkeling, schommelt het percentage meetpunten met een overschrijding rond het criterium van 20 procent.

Deel overschrijdingen chloride mogelijk gevolg van strooizout

Chloride overschrijdt in ondiep grondwater bij 5 procent van de monsters de drempelwaarde van 160 mg/l, zowel in de kustzones als in het binnenland. In het binnenland gaat het om locaties langs grote wegen of in stedelijke gebieden. Deze overschrijdingen hangen mogelijk samen met gebruik van strooizout in deze gebieden. In sommige zoete grondwaterlichamen is er door natuurlijke oorzaken vaak overschrijding van de drempelwaarde voor chloride. Herziening van de begrenzing van deze zoete grondwaterlichamen zodat deze natuurlijke

Identificatie omschrijving Cl Ptot As Ni

2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020

NLGW0001 Zand NLGW0008 Zout

Identificatie omschrijving Cd Pb NO3

2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020

NLGW0001 Zand NLGW0008 Zout

Identificatie omschrijving Cl Ptot As Ni

2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020 NLGW0006 Zand NLGW0013 Zout NLGW0017 Duin NLGW0018 Slenk diep NLGW0019 Krijt Zuid-Limburg

Identificatie omschrijving Cd Pb NO3

2014 2016 2020 2014 2016 2020 2014 2016 2020 NLGW0006 Zand NLGW0013 Zout NLGW0017 Duin NLGW0018 Slenk diep NLGW0019 Krijt Zuid-Limburg

Identificatie omschrijving Cl Ptot As Ni

2014 2016 2014 2016 2014 2016 2014 2016

NLGWSC0001 Zoet in duin NLGWSC0002 Zoet in dekzand NLGWSC0003 Zoet in kreek NLGWSC0004 Zout ondiep zand NLGWSC0005 Diep zand

Identificatie omschrijving Cd Pb NO3

2014 2016 2014 2016 2014 2016

NLGWSC0001 Zoet in duin NLGWSC0002 Zoet in dekzand NLGWSC0003 Zoet in kreek NLGWSC0004 Zout ondiep zand NLGWSC0005 Diep zand

zoute invloed buiten de grenzen valt, zal het aantal overschrijdingen doen verminderen (Sjerps et al. 2017).

Nitraat blijft probleem in zandgebieden

Volgens de nitraatrapportage (Fraters et al. 2016 en 2017) zijn in de klei- en veengebieden de nitraatconcentraties in het grondwater sinds 1992 stabiel en afnemend in het zandgebied. Ondanks deze verbetering heeft in de periode 2012-2015 13 procent van de monsters onder landbouwgrond een nitraatconcentratie die hoger is dan de norm van 50 mg/l, vooral in on- diep grondwater in zandgebieden (10m onder maaiveld; figuur 6.4). In het diepere grondwa- ter (25m) zijn de nitraatconcentraties lager door afbraak tijdens het neerwaartse transport (Fraters et al. 2017).

Figuur 6.4

Overschrijding van de EU-norm van 50 mg/l voor nitraat in het grondwater in landbouwgebieden op een diepte van 5-15 m onder maaiveld per regio (Fraters at al. 2017).

Landbouw is een belangrijke bron van nitraat in het grondwater. Omdat nitraat in zandgebie- den minder wordt afgebroken, wordt de nitraatnorm vooral overschreden in de zandgebieden onder landbouwgronden. Die liggen vooral in het zuiden en het oosten van het land. In de KRW-beoordeling worden metingen in ondiep (10m) en diep grondwater (25m) samengeno- men, waardoor de gemiddelde nitraatconcentratie in de zuidelijke en oostelijke zandgebieden onder de 50 mg/l ligt. Als alleen naar metingen in ondiep grondwater wordt gekeken, dan ligt de gemiddelde concentratie in het zuidelijk zandgebied rond de 75 mg/l (Fraters et al. 2017). Overschrijdingen op meetpunten zijn niet te zien als overschrijding op het waterlichaam als het percentage meetpunten met een overschrijding onder het criterium van 20 procent blijft. Fosfaat vooral probleem voor oppervlaktewateren

Hoge fosfaatconcentraties worden vooral aangetroffen in venige gronden en in Zeeland. Deze hoge waarden komen hier van nature voor. Daarnaast is in sommige delen van Nederland de bodem verzadigd met fosfaat en spoelt fosfaat uit naar het grondwater. Langs een deel van de kust worden hoge fosfaatconcentraties aangetroffen als gevolg van fosfaatrijke kwel. Op veel locaties zijn de fosfaatconcentraties in het grondwater zo hoog dat dit bij uittreding leidt tot eutrofiëring van het oppervlaktewater (Sjerps et al. 2017). Onderzoek laat zien dat in de meeste Brabantse en Limburgse stroomgebieden de uitspoeling van fosfaat vanuit het grond- water een belangrijke bron is van de oppervlaktewaterverontreiniging, zeker in de zandge- bieden. De verontreinigingen zijn vooral afkomstig uit het bovenste deel van het grondwater,

dat het meest verontreinigd is door landbouwactiviteiten (Rozemeijer et al. 2007; Klein et al. 2010); dit is dus minder diep dan de metingen van nitraat in de paragraaf hiervoor.

Ook in gebieden waar nu nog geen overschrijding van de norm voor fosfaatconcentraties in grondwater wordt aangetroffen, zoals in Rijn-Noord en Rijn-Oost, is er risico op toename van de uit- en afspoeling van fosfaat. De oorzaak hiervoor is de verdere oplading van de bodem door bemesting. Dit kan in de toekomst problemen geven voor de belasting van het opper- vlaktewater met fosfaat (Van Veen et al. 2018a,b).

Zware metalen potentieel schadelijk voor ecologie oppervlaktewater

De meeste overschrijdingen van de grondwaternorm voor zware metalen worden aangetrof- fen in de zone van midden-Noord-Brabant naar midden-Limburg. Dit is deels het gevolg van historische vervuiling vanuit de metaalindustrie. Dit komt tot uiting in de overschrijdingen van de grondwaternorm voor nikkel en cadmium in het Maasstroomgebied. Daarnaast speelt pyrietoxidatie door uitspoeling van nitraat uit grondwater een belangrijke rol in het voorko- men van arseen en nikkel in het grondwater (Sjerps et al. 2017). Dit leidt tot overschrijdin- gen van de grondwaternorm voor arseen in het stroomgebied van de Schelde (KWR 2015). Tot slot worden zware metalen aangevoerd via dierlijke mest, kunstmest en via atmosferi- sche depositie (Emissieregistratie 2016).

Zware metalen lijken daarbij vooral potentieel schadelijk voor de ecologie in het oppervlakte- water: in 10 procent van de grondwatermeetpunten ligt de concentratie van één of meerdere zware metalen meer dan een factor 10 boven de MAC-MKN-waarde, dat wil zeggen de maxi- maal aanvaardbare concentratie voor organismen (Sjerps et al. 2017).

Gewasbeschermingsmiddelen

Gewasbeschermingsmiddelen overschrijden regelmatig de normen

Figuur 6.5 toont de overschrijdingen van de normen voor gewasbeschermingsmiddelen. Aan- gegeven zijn de meetpunten waar volgens de KRW-tussenmeetronde van 2015-2016 de grondwaterkwaliteitseis van 0,1 μg/l aan gewasbeschermingsmiddelen of afbraakproducten daarvan werd overschreden. Landelijk zijn in de helft van de grondwatermonsters gewasbe- schermingsmiddelen aangetroffen. De hoogste concentraties zijn gevonden in gebieden waar bollen worden geteeld (het westen van Nederland) en in de zandgronden in Noord-Brabant (Sjerps et al. 2017).

Van alle grondwatermonsters voldoet 17 procent niet aan de norm voor individuele gewasbe- schermingsmiddelen van 0,1 μg/l; in 7 procent van de grondwatermonsters overschrijdt de somconcentratie aan gewasbeschermingsmiddelen de norm van 0,5 μg/l (Sjerps et al. 2017). Binnen de KRW wordt de toestand van een grondwaterlichaam als slecht beoordeeld als op meer dan 20 procent van de meetpunten een afzonderlijke stof boven de norm van 0,1 μg/l wordt gemeten of als op meer dan 20 procent van alle meetpunten in het grondwaterlichaam de norm van 0,5 μg/l voor de som van alle gewasbeschermingsmiddelen overschreden wordt. Bij toepassing van dit criterium scoren de grondwaterlichamen overwegend goed. In de KRW-beoordeling worden meetpunten in ondiep en diep grondwater als gezegd samen- genomen. In de KRW-tussenmeetronde van 2015-2016 hebben enkele provincies relatief meer ondiepe monsters (Limburg en Noord-Brabant) of alleen maar ondiepe monsters (Utrecht, Gelderland en Noord-Holland) laten analyseren. Dit resulteert in hogere percenta- ges overschrijdingen dan wanneer strikt volgens de KRW zou worden beoordeeld (Sjerps et al. 2017). Verder worden in de KRW-beoordeling geen afbraakproducten meegenomen waar- van vastgesteld is dat ze voor mensen niet toxisch zijn (zogenoemde humaan-toxicologisch niet-relevante metabolieten). Hoewel deze stoffen dus niet zichtbaar zijn in de beoordelin- gen, worden ze wel als ongewenst beschouwd voor de grondwaterkwaliteit en de drinkwater- winning.

Figuur 6.5

Overschrijdingen gewasbeschermingsmiddelen en/of afbraakproducten van de grondwaterkwaliteitseis van 0,1 μg/l, volgens de KRW-tussenmeetronde 2015-2016 (Sjerps et al. 2017).

De toegelaten gewasbeschermingsmiddelen bentazon en mecoprop (MCPP) en de afbraak- producten DMS en BAM zijn de meest frequent aangetroffen stoffen. Ze komen in meer dan 10 procent van de grondwatermonsters voor. De afbraakproducten desphenyl-chloridazon en methyl-desphenyl-chloridazon zijn alleen gemeten in het grondwater van de provincies Noord-Brabant en Limburg, en worden daar frequent aangetroffen, ook boven de norm van 0,1 μg/l (Sjerps et al. 2017).

Overschrijdingen zijn deels een erfenis uit het verleden

De meest frequent aangetroffen stoffen in het diepe grondwater zijn herbiciden of afbraak- producten daarvan. De aangetroffen stoffen zijn deels een erfenis uit het verleden. DMS is een afbraakproduct van de inmiddels verboden stof tolylfluanide. BAM is vermoedelijk af- komstig van de verboden stof dichlobenil, maar kan in jonger grondwater ook afkomstig zijn van fluopicolide, een fungicide dat sinds 2007 op de markt is. Bentazon en mecoprop worden nog steeds gebruikt; op basis van de meetdata kan geen duidelijke trend worden aangege- ven. Bentazon mag echter niet meer in het najaar worden gebruikt, waardoor de stof minder uitspoelt. In het grondwater direct onder landbouwpercelen (1 meter diepte) worden wel stoffen aangetroffen die nu nog toegelaten zijn. Stoffen die volgens berekeningen het grond- water het meest belasten zijn glyfosaat, chloorprofam, terbutylazine en bentazon. Deze stof- fen zijn verantwoordelijk voor 10 procent van het gebruik, maar veroorzaken 80 procent van de grondwaterbelasting (PBL 2019).

Op basis van de metingen geen uitspraak over recente trends mogelijk

Over trends van gewasbeschermingsmiddelen in grondwater zijn geen uitspraken te doen. Uit een analyse van de grondwatermetingen in het stroomgebied van de Maas vanaf 1998 blijkt dat het op basis van de metingen niet mogelijk is om een trend voor gewasbescher- mingsmiddelen af te leiden (Verhagen et al. 2017; Baggelaar & Van der Meulen 2018). Ook in de tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst wordt aangegeven dat op basis van de openbare gegevens uit de provinciale meetnetten grondwaterkwaliteit voor de periode 2010-2017 geen uitspraak over trends kan worden gedaan. Van een systematische

monitoring is namelijk geen sprake: zowel het aantal stoffen als het aantal meetpunten vari- eert sterk (PBL 2019). Dat heeft er onder andere mee te maken dat de lijst met gewasbe- schermingsmiddelen in de loop van de tijd wijzigt. Hier kan een meer systeemgerichte benadering op basis van somconcentraties een oplossing zijn (zie ook hoofdstuk 7). Veehouderij grootste bron van gewasbeschermingsmiddelen, gevolgd door akker- bouw en bloembollen

Gewasbeschermingsmiddelen komen in het milieu terecht via toepassingen in de glastuin- bouw en de landbouw bij bestrijding van insecten (insecticiden), onkruiden (herbiciden) en schimmels (fungiciden) of om de groei van planten te stimuleren (groeiregulatoren). Ook bij gebruik door particulieren (tuinen) en overheden (groenbeheer) kunnen gewasbescher- mingsmiddelen in het milieu terechtkomen (Klaarenbeek & Van Dorst 2018).

Volgens berekeningen in een studie uit 2013 vormen herbiciden veruit de belangrijkste groep in de totale belasting van alle grondwaterlichamen. De veehouderij levert de grootste bij- drage aan de uitspoeling naar het grondwater, vooral door gebruik van herbiciden in de teelt van snijmais. Deze teelt vindt vaak plaats op bodems met lage gehalten organische stof en daardoor met een hoge uitspoeling. Andere relatief grote bronnen zijn de akkerbouw en de bloembollenteelt. De bijdrage vanuit de vollegronds groenteteelt, de boomkwekerij en de fruitteelt aan de totale vracht uitspoeling naar het grondwater in Nederland is in de orde van enkele procenten (Kruijne & Deneer 2013).

Geen aanleiding voor gezondheidsrisico’s

Hoewel de aangetroffen concentraties gewasbeschermingsmiddelen in grondwater de grond- waterkwaliteitsnormen overschrijden, leidt dit niet tot gezondheidsrisico’s. De gezondheids- kundige streefwaarden voor drinkwater, afgeleid door de WHO en aangevuld met indicatieve waarden door Baken et al (2015), worden namelijk niet overschreden. Bovendien kunnen in de drinkwaterpraktijk verschillende kwaliteiten van ruw water gemengd worden bij de pro- ductie van drinkwater en wordt bij de drinkwaterbereiding uit grondwater vaak een vorm van zuiveringstechnologie toegepast (Sjerps et al. 2017).