• No results found

Citizen science-project kan in overige wateren signaalfunctie hebben Hoewel een aantal waterschappen ook een meetnet in zogenoemde ‘overige wateren’

oppervlaktewater 4.1 Inleiding

4.3 Citizen science-project kan in overige wateren signaalfunctie hebben Hoewel een aantal waterschappen ook een meetnet in zogenoemde ‘overige wateren’

heeft, wordt er veel minder gerapporteerd over de toestand van de overige wateren (zie tekstkader 3.1). In 2019 zijn in een citizen science-project met name deze overige wate- ren door het publiek beoordeeld op combinatie van doorzicht, aanwezigheid van water- planten en structuur van de oever (oeverhelling en begroeiing). Er is in ongeveer 800 wateren gemeten, waarvan circa 60 procent in de bebouwde kom en circa 40 procent in het buitengebied. De toestand van het ecosysteem van de gemeten wateren geeft op ba- sis van de gekozen criteria een gevarieerd beeld: 17 procent van de wateren heeft een goede waterkwaliteit, 22 procent heeft een slechte waterkwaliteit en 61 procent van de wateren heeft een gemengd beeld of heeft een matige waterkwaliteit.

Omdat binnen de KRW-systematiek nog veel meer parameters worden meegenomen, is de verwachting dat het beeld over de toestand van het water uit dit onderzoek positiever is dan het werkelijk zal zijn. Vergelijking met de beoordeling van de KRW-waterlichamen is dus niet mogelijk. Wel kan dergelijk onderzoek een signaalfunctie hebben omdat het helpt om de blinde vlekken in de monitoring van de waterkwaliteit van het Nederlandse oppervlaktewater in te vullen, vooral in overige wateren. Waterschappen en gemeenten kunnen vervolgens bekijken waar vervolgonderzoek nodig is of waar direct maatregelen nodig zijn (Natuur en Milieu 2019).

Tabel 4.1. Omvang belangrijke beheer- en inrichtingsmaatregelen in het huidige beleid in de regionale waterlichamen

Maatregel Eenheid Omvang

Onderhouds/maaibeheer km 10.588

Natuurvriendelijke oever langzaamstromend / stilstaand ha 1.796 Natuurvriendelijke oever en hermeanderen snelstromend ha 652

Vispasseerbaar maken kunstwerken Aantal 508

Huidige maatregelen resulteren in een toename in doelbereik van circa 5 procent- punten

Volgens modelberekeningen neemt door de huidige maatregelen het doelbereik per biolo- gisch kwaliteitselement landelijk gemiddeld toe met circa 5 procentpunten (zie figuur 4.6), waarin het doelbereik in 2027 door de huidige maatregelen wordt vergeleken met de situatie waarin er in de periode 2016-2021 geen maatregelen zouden zijn uitgevoerd.

Figuur 4.6

Figuur 4.7 laat het effect per deelstroomgebied zien van de huidige maatregelen op het doel- bereik voor de biologische parameters. Ook op dit schaalniveau ligt in de meeste gevallen de verbetering onder of rond de 5 procentpunten. De verbetering voor algen is in Noord groter, als gevolg van een relatief grote verbetering door de huidige maatregelen in zowel stikstof- als fosforconcentraties (zie hoofdstuk 0). Een relatief grote omvang van inrichtings- en be- heermaatregelen in Rijn-West kan een verklaring zijn voor de relatief grotere verbetering in dit gebied voor macrofauna en mogelijk ook voor vissen. Uit een analyse van de bijdrage van verschillende omgevingsfactoren aan de score op de biologische kwaliteitselementen, blijkt

dat oeverinrichting een belangrijke sturende factor is voor macrofauna, waterplanten en vis- sen in diepe en ondiepe meren.

Figuur 4.7

Rijkswaterstaat: vooral inrichtingsmaatregelen

De lopende maatregelen in het huidige beleid voor de rijkswateren zijn samengevat in tabel 4.2. De grote omvang van het visstands- of schelpdierstandsbeheer betreft maatregelen om de visserijdruk in het IJsselmeer en het Markermeer te verminderen. De grote hoeveelheid vervuilde bagger die wordt verwijderd speelt vooral in het Ketelmeer/Vossemeer en de IJs- sel.

Tabel 4.2. Omvang van belangrijke huidige maatregelen in de rijkswateren

Maatregel Eenheid Omvang

Aanleg nevengeul km 79

Aanleg speciale leefgebieden flora en fauna aantal 9

Uitvoeren actief vegetatiebeheer km 121

Uitvoeren actief visstands- of schelpdierstandsbeheer ha 198.680 Verbreden watergang/-systeem: aansluiten wetland ha 775 Natuurvriendelijke oever / hermeanderen snelstromend km 144 Natuurvriendelijke oever langzaamstromend / stilstaand km 3

Verwijderen vervuilde bagger m3 985.266

Vispasseerbaar maken kunstwerken aantal 18

Effect huidige maatregelen in rijkswateren niet bekend

De effecten van de maatregelen voor de rijkswateren zijn met het Nationaal Watermodel doorgerekend in opdracht van Rijkswaterstaat. De berekening van de effecten van het hui- dige beleid was niet op tijd beschikbaar om meegenomen te kunnen worden in dit rapport.

4.5.2 Toekomstige maatregelen 2022-2027

Zoals beschreven in paragraaf 2.8 zijn voor de periode 2022-2027 twee aanvullende maatre- gelpakketten beschouwd: de voorziene maatregelen en het maximale pakket. Voor landbouw is nog een extra variant op het maximale pakket bekeken (100 procent deelname aan het DAW), gebaseerd op de aanname dat alle agrariërs aan de DAW-maatregelen meedoen, waarbij geen rekening is gehouden met draagvlak en praktische uitvoerbaarheid. Zoals ook beschreven bij de huidige maatregelen (zie paragraaf 4.5.1) gaat het hier om inrichtings- en beheermaatregelen van de waterschappen en van Rijkswaterstaat, in aanvulling op maatre- gelen om de nutriëntbelasting van de wateren te verminderen (zie hoofdstuk 0).

Wisselende omvang van inrichtings- en beheermaatregelen waterschappen in de maatregelpakketten 2022-2027

De omvang van een aantal belangrijke aanvullende maatregelen van de waterschappen wor- den getoond in figuur 4.8. Vergelijkbaar met de maatregelen in het huidige beleid, zijn ook in de aanvullende pakketten de verschillen tussen de deelstroomgebieden groot (ook hier weer met de kanttekening dat er grote verschillen zijn tussen de gebieden in oppervlak en in lengte en dichtheid van de aanwezige wateren, wat de interpretatie van deze getallen lastig maakt). Een aantal zaken valt op:

• in Rijn-West, Rijn-Oost en Maas wordt relatief veel ingezet op beheermaatregelen; • aanleg natuurvriendelijke oevers/meandering wordt in de voorziene maatregelen

vooral in Maas ingezet; in het maximale pakket in dit gebied in een grote omvang; • de omvang van de aanvullende maatregelen in Schelde is beperkt, omdat systeem-

kennis over brakke wateren beperkend is voor het afleiden van goede normen en het vaststellen van effectieve maatregelen.

Figuur 4.8

In figuur 4.9 is een inschatting gemaakt van het lengteaandeel van beekwaterlichamen8 met

hermeandering en/of natuurvriendelijke oevers, met de maatregelen tot nu toe, de lopende maatregelen in het huidige beleid en met de aanvullende maatregelpakketten voor 2022- 2027, evenals het lengteaandeel van de andere waterlichamen waar een natuurvriendelijke

8 Lengte van maatregelen in waterlichamen, ten opzichte van de totale omvang van de waterlichamen zoals

vermeld in het Compendium voor de Leefomgeving (https://www.clo.nl/indicatoren/nl1401-oppervlaktewater-

oever zou zijn aangelegd. Met de voorziene maatregelen zou in 2027 bijna 50 procent van de beken weer meanderen en/of voorzien zijn van een natuurvriendelijke oever. Van de andere waterlichamen zou ongeveer 30 procent een natuurvriendelijke oever hebben. Met het maxi- male pakket zou dit oplopen tot respectievelijk circa 70 en 35 procent.

Figuur 4.9

Doelbereik regionale waterlichamen stijgt met voorziene maatregelen 1-5 procent- punten

Met de voorziene maatregelen stijgt het aandeel waterlichamen dat goed scoort per biolo- gisch kwaliteitselement met 1-5 procentpunten naar circa 30-60 procent (zie figuur 4.10). Bij maximale inzet kan dit aandeel toenemen tot 40-70 procent. Hierbij is het opvallend dat het aandeel waterlichamen dat voldoet voor biologie aanzienlijk lager ligt dan voor nutriënten. Het doelbereik voor algen komt overigens wel goed overeen met nutriënten omdat het voor- komen van algen grotendeels wordt bepaald door de nutriënttoestand. Na uitvoering van het pakket voorziene maatregelen zou ruim 60 procent goed scoren voor algen, wat vergelijk- baar is met het aandeel waterlichamen van circa 60 procent dat goed scoort voor nutriënten. Een nuancering op deze resultaten is dat het totale aantal vispassages dat met de voorziene maatregelen zal worden aangelegd voldoende kan zijn (mits op de juiste plaatsen aange- legd) om in 2027 alle migratieknelpunten in de waterlichamen op te lossen (Kroes et al. 2015); mogelijk weerspiegelen de modelresultaten dit onvoldoende.

Figuur 4.10

Ook met de aanvullende pakketten grote regionale verschillen in doelbereik Net als voor het pakket huidig beleid (zie paragraaf 4.5.1), geldt ook voor de aanvullende maatregelpakketten dat er grote verschillen te zien zijn in het doelbereik per deelstroomge- bied figuur 4.11) en tussen de waterschappen binnen de deelstroomgebieden (figuur 4.12). Ook hier moet weer een kanttekening worden gemaakt voor Schelde, wegens beperkingen in de systeemkennis voor brakke wateren. De sterke verbetering met de aanvullende pakketten van het doelbereik voor nutriënten in Maas, zien we hier terug in een vergelijkbare stijging voor algen. Daarbij moet wel worden bedacht dat de procentuele stijging weliswaar groot is, maar dat het aantal betreffende waterlichamen in absolute zin beperkt is; in het Maas- stroomgebied liggen in hoofdzaak beken en daarvoor worden algen als biologische parameter niet beoordeeld. Ook de grote omvang van het hermeanderen, in combinatie met extensive- ring van het land- en watergebruik, en/of het aanleggen van natuurvriendelijke oevers in Maas in het maximale pakket is terug te zien in de stijging voor macrofauna, en in mindere mate voor waterplanten en vissen.

Figuur 4.12

Spreiding van het doelbereik voor biologie na voorziene maatregelen over de individuele waterschappen per deelstroomgebied: getoond wordt het waterschap met het minimum doelbereik, het waterschap met het maximum doelbereik en het doelbereik in het totale deelstroomgebied.

Effecten voorziene maatregelen in de rijkswateren beperkt zichtbaar in KRW- resultaten

In tabel 4.3 staan de belangrijkste voorziene maatregelen in de rijkswateren. Omdat met deze maatregelen in vrijwel alle rijkswateren aan de biologische normen wordt voldaan, is er voor deze waterlichamen geen maximaal pakket gedefinieerd.

Tabel 4.3. Omvang belangrijke voorziene maatregelen in de rijkswateren

Maatregel Eenheid Voorzien

Aanleg nevengeul km 81

Aanleg speciale leefgebieden flora en fauna (projecten) aantal 4

Uitvoeren actief vegetatiebeheer ha 10

Uitvoeren actief visstands- of schelpdierstandsbeheer ha 198.680 Verbreden watergang/-systeem: aansluiten wetland ha 405 Natuurvriendelijke oever / hermeanderen snelstromend km 57 Natuurvriendelijke oever langzaamstromend / stilstaand km 11

Verwijderen vervuilde bagger m3 35.000

Vispasseerbaar maken kunstwerken aantal 12

Hoewel de maatregelen in het algemeen weliswaar winst opleveren in de delen van de wate- ren die geschikt zijn voor de betreffende plant- en diersoorten, is het effect niet of nauwelijks zichtbaar in de biologische scores op het niveau van waterlichamen. Hiervoor is een aantal oorzaken aan te wijzen:

• rivieren zijn vaak combinaties van verschillende watertypen (met bijbehorende maat- latten), maar alleen het gekozen watertype telt (zie ook tekstkader 4.4);

• de standaardmonitoring maakt niet zichtbaar wat de effecten zijn van de relatief kleine maatregelen in een waterlichaam;

• het percentage begroeibaar areaal kan weliswaar groter worden, maar omdat de mo- nitoring plaatsvindt in het begroeide areaal heeft dit geen effect op de maatlatsco- res; door maatregelen komt er alleen maar meer van hetzelfde bij;

• door maatregelen zoals het aanbrengen van rivierhout treedt er meer biodiversiteit op, maar de maatlatten lijken hier niet gevoelig op te reageren.

Doelbereik rijkswateren neemt met voorziene maatregelen toe tot vrijwel 100 pro- cent

Voor het doelbereik in de rijkswateren, momenteel rond de 60 procent, zijn de voorziene maatregelen voldoende om voor nagenoeg alle biologische kwaliteitselementen de doelen te halen, zie figuur 4.13. Dit is het resultaat van de Praag-matische methode (zie tekstkader 2.2 in hoofdstuk 2), waarmee de norm gelijk wordt aan het effect van de maatregelen. Hier- bij is Rijkswaterstaat ervan uitgegaan dat de waterlichamen van bovenstrooms aangren- zende waterbeheerders aan de eigen normen voldoen.