• No results found

Relatie met oppervlaktewater, Natura 2000-gebieden en drinkwater winning

6 Kwaliteit grondwater 6.1 Inleiding

6.4 Toestand, trends en bronnen

6.4.4 Relatie met oppervlaktewater, Natura 2000-gebieden en drinkwater winning

Regionale problemen voor natuurgebieden, oppervlaktewateren en drinkwater in driekwart van de grondwaterlichamen

In regionale toetsen is door de provincies beoordeeld of de kwaliteit van het grondwaterli- chaam voldoet voor grondwaterafhankelijke oppervlaktewateren, grondwaterafhankelijke terrestrische ecosystemen (Natura 2000) en de drinkwaterwinning. Volgens de meest re- cente KRW-rapportage uit 2015 was in 2014 de chemische toestand van ongeveer 50 pro- cent van de grondwaterlichamen onvoldoende voor grondwaterafhankelijke

oppervlaktewatersystemen, 15 procent was onvoldoende voor Natura 2000-gebieden en 30 procent was onvoldoende voor drinkwaterwinning. Omdat problemen soms in dezelfde gebie- den voorkomen, doen zich in circa driekwart van de grondwaterlichamen regionale proble- men voor (IenM 2015a,b,c,d). In figuur 6.2 zijn de resultaten van de regionale toetsen niet aangegeven op het niveau van volledige grondwaterlichamen, maar op het niveau van de be- treffende natuurgebieden, oppervlaktewateren en drinkwaterwinningen.

6.5 Maatregelen en effecten

6.5.1 Maatregelen huidig beleid 2016-2021

Onderzoek, saneren bodemverontreiniging en instrumentele maatregelen zijn de meest voorkomende grondwatermaatregelen

Volgens de KRW-rapportage uit oktober 2018 zijn in de periode 2016-2021 meer dan 1.900 maatregelen gepland in de grondwaterlichamen (figuur 6.6). Ongeveer 25 procent daarvan betreft het uitvoeren van onderzoek, circa 35 procent betreft het saneren van verontreinigde bodemlocaties (met name Rijn-West en Rijn-Oost), 10 procent betreft instrumentele maatre- gelen (zoals overleg, maken van afspraken, monitoring), 5 procent betreft inrichtingsmaatre- gelen (vegetatie of hydrologie) en 5 procent voorlichting (Waterkwaliteitsportaal 2018). Ongeveer 50 procent van de maatregelen voor de periode 2016-2021 is inmiddels uitgevoerd en 40 procent is in uitvoering. Negentig procent van de maatregelen is geïnitieerd door de provincies, de overige door gemeenten, waterschappen, natuurorganisaties of drinkwaterbe- drijven. Zo’n 10 procent van de maatregelen betreft een grondwaterlichaam dat een relatie heeft met een Natura 2000-gebied en 25 procent een grondwaterlichaam gerelateerd aan een drinkwaterwinning (Waterkwaliteitsportaal 2018).

Naast deze maatregelen vanuit de regionale partijen worden er ook maatregelen genomen vanuit het rijksbeleid, zoals het mest- en het gewasbeschermingsbeleid; zie ook paragraaf 6.1.

Figuur 6.6

Maatregelen voor oppervlaktewater kunnen ook bijdragen aan grondwaterkwaliteit Maatregelen die in eerste instantie gericht zijn op het verminderen van de belasting van het oppervlaktewater met verontreinigende stoffen, kunnen ook bijdragen aan de grondwater- kwaliteit. Dat geldt vooral voor maatregelen die ingrijpen op de uitspoeling vanuit de bodem naar het oppervlaktewater, zoals landbouwmaatregelen om de belasting van nutriënten of gewasbeschermingsmiddelen te verminderen. In hoofdstuk 3 is een overzicht gegeven van de lopende maatregelen in de periode 2016-2021 voor oppervlaktewater.

Regionale kwaliteitsproblemen verbeteren in beperkte mate

Volgens de prognoses van de provincies zullen de regionale grondwaterproblemen in 2021 slechts in beperkte mate verbeteren: de kwaliteit van 15 procent van de grondwaterlichamen blijft ontoereikend voor terrestrische natuur in 2021, 35 procent beïnvloedt in 2021 de op- pervlaktewaterkwaliteit negatief en 15 procent blijft ontoereikend voor drinkwaterwinningen (figuur 6.7; IenM 2015a,b,c,d). Daarmee doet zich in circa 50 procent van de grondwaterli- chamen een regionaal probleem voor, als gevolg van de kwaliteit van het grondwater. Het gaat in de meeste gevallen om een teveel aan nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen, naast chloride, metalen en ammonium. Hierbij moet wel de kanttekening worden geplaatst dat in deze prognoses van de provincies de effecten van het bestuursakkoord in het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn betreffende de grondwaterbeschermingsgebieden (zie para- graaf 6.1) nog niet zijn meegenomen.

Figuur 6.7

6.5.2 Toekomstige maatregelen 2022-2027

Grondwatermaatregelen voor de volgende planperiode van de KRW (2022-2027) nog niet bekend

De provincies verwachten in 2020 de gebiedsprocessen ten behoeve van de volgende plan- periode van de KRW (2022-2027) af te ronden. Daarom is op dit moment nog niet aan te ge- ven welke specifieke grondwatermaatregelen te verwachten zijn voor de periode 2022-2027. Met voorziene maatregelen voor oppervlaktewater blijven nitraatconcentraties in bovenste grondwater Maasstroomgebied hoog

Zoals al aangegeven kunnen maatregelen voor oppervlaktewater ook bijdragen aan de grondwaterkwaliteit. In paragraaf 2.8 is beschreven welke pakketten met maatregelen voor oppervlaktewater binnen de nationale analyse zijn gebruikt. Met het Nationaal Watermodel is berekend wat het effect van de pakketten is op de nitraatconcentraties in de bovenste meter grondwater onder landbouwgronden (zie figuur 6.8). Omdat berekeningen voor te kleine ge- bieden onvoldoende betrouwbaar zijn, zijn in deze figuren een aantal kleinere grondwaterli- chamen samengenomen en een aantal andere weggelaten (zie paragraaf 2.10 voor een verdere bespreking van de onzekerheden in de berekeningen).

De concentraties in het bovenste grondwater (1m) zijn hoger dan in ondiep (10m) en diep grondwater (25m), omdat nitraat kan afbreken tijdens het neerwaartse transport. De con- centraties in figuur 6.8 kunnen dus niet direct vergeleken worden met de nitraatnorm van 50 mg/l, omdat voor de KRW-beoordeling metingen in ondiep en diep grondwater samengeno- men worden. De rekenresultaten geven wel een indicatie van het effect van de beschouwde maatregelpakketten op de grondwaterkwaliteit. Als in het bovenste grondwater aan de ni- traatnorm wordt voldaan, is het aannemelijk dat dat ook het geval is in het diepere grondwa- ter. Anderzijds kunnen nieuwe verontreinigingen in het bovenste grondwater op termijn bijdragen aan een hogere concentratie in het diepere grondwater.

In het Maasstroomgebied worden de hoogste concentraties berekend en zou met de voor- ziene maatregelen de gemiddelde nitraatconcentratie in het bovenste grondwater in het krijt- gebied boven of rond de norm blijven, met op sommige locaties maxima van meer dan 100 mg/l. Eerder is berekend dat in 2027 de nitraatconcentratie in ondiep grondwater in het zui- delijk zandgebied gemiddeld 60 mg/l bedraagt (PBL 2017).

Als het criterium voor overschrijding in het gehele grondwaterlichaam op de rekenresultaten voor het bovenste grondwater wordt toegepast (waarbij in dit geval gekeken is naar de bere- kende overschrijding van de norm op meer dan 20 procent van het oppervlak, als benade- ring van het KRW-criterium van 20 procent van alle meetpunten), zouden er

grondwaterlichamen zijn die niet voldoen in Maas, Eems, Rijn-Oost en Schelde.

Voldoen aan de nitraatnorm in grondwater niet overal voldoende om de stikstof- doelen in oppervlaktewater te halen

Wanneer grondwaterlichamen voldoen aan de nitraatnorm, is nog niet gegarandeerd dat daarmee ook de stikstofdoelen in het oppervlaktewater worden gehaald. Uit onderzoek in het Maasstroomgebied blijkt dat in een groot deel van het gebied de stikstofbelasting vanuit het grondwater voor normoverschrijding van stikstof in het oppervlaktewater kan zorgen, ook als het grondwater aan de norm of de helft van de norm voldoet, zie figuur 6.9. Dat is ook het geval als er geen andere bronnen meegerekend worden. Verdunning en retentie verlagen de concentraties niet genoeg om de kwaliteitsnorm in het oppervlaktewater te halen. Ook als er geen nitraat in het aangevoerde grondwater zou zitten komen er normoverschrijdingen van stikstof voor in het oppervlaktewater. Dit komt doordat ook andere bronnen dan grondwater belangrijk zijn, zoals belasting via het rwzi-effluent en bijdragen uit het buitenland. Opvulling van de norm in het bovenste grondwater zorgt waarschijnlijk voor meer overschrijdingen van de nitraattotaalnorm in het oppervlaktewater (Van den Roovaart et al. 2020).

Vooral de bovenste meter van het grondwater vormt een bedreiging voor de stikstofdoelen in het oppervlaktewater. Veranderingen in concentraties in het bovenste grondwater werken di- rect door naar het oppervlaktewater (Van den Roovaart et al. 2020). De in de vorige para- graaf gepresenteerde berekening van het effect van de voorziene maatregelen laat zien dat vooral in het stroomgebied van de Maas de nitraatconcentraties in het bovenste grondwater hoog blijven en daarmee een belemmering blijven vormen voor het halen van de stikstofnor- men in het oppervlaktewater.

Figuur 6.9

6.6 Opgaven en handelingsopties

Gezamenlijke visie en duidelijke verdeling verantwoordelijkheden moeten nog wor- den uitgewerkt

Met de Omgevingswet, de Nationale Omgevingsvisie, decentrale omgevingsvisies en de voor- genomen Ambitiebrief bodem en grondwater worden de eerste stappen gezet om toe te wer- ken naar een gezamenlijke visie op grondwater(kwaliteit) en de samenhang met andere aspecten, waaronder oppervlaktewaterkwaliteit. De concrete uitwerking hiervan moet echter nog plaatsvinden.

De taken en verantwoordelijkheden rond grondwater voor provincies, waterschappen en ge- meenten zijn ook onder de Omgevingswet nog niet scherp afgebakend (Rijksoverheid et al. 2018) en vragen om verdere uitwerking. Dit kan een onderdeel zijn van nieuwe afspraken voor de periode na 2020 met de partijen die deelnemen aan het Convenant Bodem en On- dergrond 2016-2020. Vooral de verdeling van bevoegdheden en sturingsmogelijkheden rond diffuse landbouwbronnen (van onder andere gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten) over Rijk en regionale overheden vraagt om meer duidelijkheid en om een betere afstem- ming tussen de daaraan verbonden beleidstrajecten. Dit geldt onder andere voor de afstem- ming van beleid voor grondwaterkwaliteit met het mestbeleid en het toelatingsbeleid voor gewasbescherming.

Kwaliteit van grondwater in zandgebieden blijft onder druk

De nitraatconcentraties in het bovenste grondwater onder landbouwgrond zijn in het zandge- bied significant gedaald. In het zuidelijk zandgebied is de gemiddelde concentratie tussen 2006 en 2014 gedaald van 100 naar 75 milligram nitraat per liter. In de andere zandregio’s is de gemiddelde concentratie gedaald van circa 60 naar circa 40 milligram nitraat per liter. Ondanks de daling werd in 2017 op 46 procent van de bedrijven in het zuidelijk zandgebied de norm van 50 milligram nitraat per liter overschreden, in het lössgebied op 64 procent van de bedrijven (PBL 2017).

Grondwaterkwaliteit in het Maasstroomgebied belangrijke factor voor stikstofpro- blemen in oppervlaktewater, maar niet de enige

In een groot deel van het Maasstroomgebied kan de stikstofbelasting vanuit het grondwater tot normoverschrijding van stikstof in het oppervlaktewater leiden, ook als het grondwater aan de grondwaternorm of de helft van de norm voldoet. Veranderingen in concentraties in het bovenste grondwater werken direct door naar het oppervlaktewater. Ook reductie van andere bronnen, zoals rwzi’s en buitenland, is nodig om aan de normen voor oppervlaktewa- ter te kunnen voldoen (Van den Roovaart et al. 2020). Berekening van het effect van de voorziene maatregelen laten zien dat vooral in het stroomgebied van de Maas de nitraatcon- centraties in het bovenste grondwater hoog blijven en daarmee een belemmering blijven vormen voor het halen van de stikstofnormen in het oppervlaktewater.

Kwaliteit grondwater blijft voor regionale problemen zorgen

Volgens de prognoses van de provincies vormt in 2021 de kwaliteit in circa 50 procent van de grondwaterlichamen een regionaal probleem voor grondwaterafhankelijke natuur, voor de kwaliteit van oppervlaktewater of voor drinkwaterwinning. Het gaat in de meeste gevallen om een teveel aan nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen, naast chloride, metalen en ammonium. De belangrijkste bron voor de meeste van deze stoffen is de landbouw; een op- lossing van de regionale problemen zal dus vooral daar gezocht moeten worden; zie voor mogelijke maatregelen hoofdstuk 3 en 7.

‘Vergrijzing’ van grondwater vooral zorg voor drinkwatervoorziening

Uit een landelijke inventarisatie van 2017 blijkt dat vrijwel al het geanalyseerde ondiepe grondwater en twee vijfde van het diepe grondwater chemicaliën bevat die van de mens af- komstig zijn. Ruim 15 procent van het grondwater voldeed niet aan de Europese norm voor gewasbeschermingsmiddelen volgens de Grondwaterrichtlijn en in een kwart van de grond- watermonsters werden geneesmiddelen aangetroffen. In 75 procent van de monsters werden nieuwe stoffen aangetroffen, stoffen die niet eerder in het watersysteem zijn aangetroffen en die niet regulier worden bemonsterd (Sjerps et al. 2017). Door menselijke activiteiten wordt het grondwater tot steeds grotere diepten verontreinigd met veel verschillende stoffen. Door deze ‘vergrijzing’ van het grondwater blijft de kwaliteit ervan onder druk. De ‘vergrijzing’ van het grondwater is vooral een zorg voor de drinkwatervoorziening (Deltares et al. 2019, zie hoofdstuk 11). Voor handelingsopties zie hoofdstuk 7, 8 en 10.

‘Vergrijzing’ en andere langetermijneffecten op grondwater verder onderzocht in Kennisimpuls Waterkwaliteit

Om het grondwater onder andere beter te beschermen tegen ‘vergrijzing’ wordt binnen de Kennisimpuls Waterkwaliteit gewerkt aan het vergroten van de kennis over de langetermijn- effecten van menselijke ingrepen op de grondwaterkwaliteit. Het project is gericht op de vol- gende thema’s:

• effecten van grootschalige warmte-koudeopslag op de grondwaterkwaliteit; • effecten van grootschalige geothermie op de grondwaterkwaliteit;

• effecten van overige menselijk ingrepen in de hydrologie op de grondwaterkwaliteit, inclusief klimaatverandering;

• effecten van opkomende stoffen op de grondwaterkwaliteit; • effecten van overige stoffen op de grondwaterkwaliteit.

Dit moet onder andere resulteren in handelingsperspectieven om grondwatervoorraden op de lange termijn voldoende tegen verontreiniging te beschermen (Verweij et al. 2019).

Early warning-meetnet kan zicht geven op komende verontreinigingen in grondwa- ter

Omdat het lang kan duren voor vervuilingen het diepere grondwater bereiken, wordt voor drinkwaterbronnen gewerkt aan de oprichting van een ondiep early warning-meetnet. Met dit meetnet wordt informatie verzameld over de verontreinigingen die op grondwaterwinningen afkomen. Op basis daarvan kunnen gericht maatregelen worden getroffen ter verbetering van de kwaliteit van het grondwater (brongerichte maatregelen), of om de kwaliteit van het drinkwater te waarborgen (effectgerichte maatregelen) (Kools et al. 2019). Voor grondwater- kwaliteit buiten de grondwaterbeschermingsgebieden bestaat een dergelijk meetnet niet. Om onder andere een beter beeld te krijgen van de ‘vergrijzing’ van het grondwater kan ook voor grondwaterkwaliteit in algemene zin een dergelijk early warning-systeem in een vroeg stadium zicht geven op komende verontreinigingen.

Opgave nitraat vraagt in een aantal gebieden om structurele aanpassingen De opgave voor stikstof is voor het grond- en oppervlaktewater in een aantal gebieden, vooral in grote delen van het Maasstroomgebied, dusdanig hoog dat structurele aanpassin- gen in de landbouwkundige bedrijfsvoering nodig zijn om de doelen te kunnen halen (zie ook hoofdstuk 3). Maatregelen waaraan kan worden gedacht zijn bemesten onder het bemes- tingsadvies, het op grote schaal aanleggen van mestvrije bufferstroken, of het aanpassen van de gewaskeuze op uitspoelingsgevoelige zandgronden (PBL 2017). Het is voor de meeste agrariërs niet mogelijk zelf zo’n structurele draai te maken: de kosten zijn te hoog en de uit- komsten te onzeker. Om de doelen te kunnen halen, is collectieve actie nodig onder regie van het Rijk, gebaseerd op een gedeeld toekomstbeeld voor de Nederlandse landbouw en zijn bedrijfstakken, met aandacht voor andere verdienmodellen en het omgaan met verliezen (PBL 2018a). Zo’n traject van aanpassing zou opgepakt kunnen worden in de herbezinning op het mestbeleid en de invulling van de omslag naar kringlooplandbouw, en zal om inzet van publieke middelen vragen.

7 Gewasbeschermings-