• No results found

oppervlaktewater 4.1 Inleiding

4.7 Mogelijke verklaringen berekende effecten op biologie Uit de resultaten voor de biologische kwaliteitselementen (figuur 4.3) blijkt dat, behalve voor

4.7.1 Inhoudelijke aspecten

Waar nutriëntdoelen niet worden gehaald, zal vaak de biologie ook niet voldoen Tabel 4.4 toont het percentage waterlichamen dat voldoet aan de biologische normen (geba- seerd op de rapportage uit 2018) voor drie categorieën: 1) alle waterlichamen waarin zowel stikstof als fosfor niet voldoet, 2) de waterlichamen waarin één van beide nutriënten voldoet en 3) waterlichamen waarin beide nutriënten voldoen. Voor alle kwaliteitselementen is een stijging te zien van categorie 1 naar categorie 3. Voor algen is dit effect het duidelijkst en is ook te zien dat de maatlatscore het sterkst toeneemt als beide nutriënten voldoen. Voor de overige kwaliteitselementen is de grootste verbetering van de score te zien als één van de twee nutriënten voldoet, maar ook bij het voldoen van beide nutriënten is een stijging te zien. Dat duidt erop dat nutriënten inderdaad een belangrijke voorwaarde zijn voor het halen van de biologische normen.

Tabel 4.4. Percentage waterlichamen dat voor de biologie voldoet voor de huidige situatie, afhankelijk van het resultaat voor stikstof (N) en/of fosfor (P)

Bron: Waterkwaliteitsportaal (2018)

Tabel 4.4 laat ook zien dat er voor alle parameters veel waterlichamen niet voldoen, die wel voor nutriënten goed scoren. Er zijn andere factoren die de score voor biologie mede bepa- len, bijvoorbeeld inrichting, andere stoffen (zoals ammonium en zuurstoftekort) of sediment- kwantiteit of kwaliteit. Tabel 4.4 is gebaseerd op oude maatlatten en oude normen (zie ook paragraaf 4.3). Tabel 4.5 geeft dezelfde informatie, maar nu na doorrekening van het maxi- male pakket in 2027. Hierbij zijn voor circa 70 procent van de waterschappen nieuwe maat- latscores en nieuwe normen gebruikt. Het valt op dat de waterlichamen waar stikstof en fosfor niet voldoen, toch nog 55 procent van de waterlichamen goed scoren voor algen. Na het maximale pakket zouden inrichtingsmaatregelen geen belangrijke belemmering meer mogen zijn voor het voldoen aan de biologische normen. De percentages in tabel 4.5 zijn aanzienlijk hoger dan die in tabel 4.4, maar behalve voor algen haalt nog altijd de helft van de waterlichamen waar beide nutriënten voldoen aan de norm, niet de biologische normen.

Tabel 4.5. Percentage waterlichamen dat voor de biologie voldoet na doorrekening van het pakket maximaal, afhankelijk van het resultaat voor stikstof (N) en/of fos- for (P)

Naast nutriëntnormen is ook kritische belasting van belang voor de biologie

Het voldoen aan de normen voor de nutriëntconcentraties leidt niet automatisch tot de nutri- entbelasting die nodig is voor een goede biologie. Vooral in waterlichamen met een langere verblijftijd is het mogelijk dat de nutriëntconcentraties aan de norm voldoen, terwijl de be- lasting van fosfor nog steeds te hoog is. Hoewel de KRW-normen zijn gebaseerd op een rela- tie tussen de biologische toestand van oppervlaktewaterlichamen en de

nutriëntconcentraties, stellen diverse waterbeheerders vast dat de kritische fosforbelasting voor het bereiken van helder, plantenrijk water een vermindering vraagt van de

Percentage waterlichamen dat voldoet Nutriëntencriterium Algen Macrofauna Waterflora Vissen

N en P voldoen (n=217, algen: 111) 67 37 32 46

N of P voldoet (n=236, algen: 129) 40 31 28 41

N en P voldoen niet (n=239, algen: 121) 35 22 22 28

Percentage waterlichamen dat voldoet Nutriëntencriterium Algen Macrofauna Waterflora Vissen

N en P voldoen (n=332, algen: 161) 81 54 46 55

N of P voldoet (n=219, algen: 117) 67 30 31 31

nutriëntbelasting die verder gaat dan het voldoen aan de nutriëntnormen (zie tekstkader 3.4 in hoofdstuk 3).

Andere stressoren belemmeren de biologie

Bij het vaststellen van de normen (GEP) wordt rekening gehouden met de mogelijke inrich- tingsmaatregelen, zolang die de functies niet aantasten. Er wordt echter wel verondersteld dat alle overige stressoren geen belemmering vormen. In hoofdstuk 0 is reeds aandacht be- steed aan nutriënten, maar andere stressoren zijn andere stoffen, zoals microverontreinigin- gen, ammonium, zuurstof en zwavel. Ook sedimentkwaliteit en -kwantiteit kunnen de biologie beïnvloeden.

Microverontreinigingen en ammonium, mogelijk in samenhang met zuurstof, beïnvloeden de biologische kwaliteit. De maximale concentraties voor ammonium en microverontreinigingen (in de vorm van de msPAF, een indicator voor nadelige gevolgen voor waterorganismen door een mengsel van verontreinigingen) zijn in de modelberekeningen meegenomen. In hoofd- stuk 10 is te zien dat bij hoge msPAF’s (>0,1) er praktisch nooit een goede biologie wordt waargenomen. Daarbij moet wel de kanttekening worden geplaatst dat dit is gebaseerd op het beperkte aantal (circa 10-15) waterlichamen met een dergelijk hoge msPAF. Voor ammo- nium is een lichte, maar niet significante (negatieve) correlatie te zien tussen de maximaal gemeten concentratie in oppervlaktewater en de score voor algen en macrofauna. Analyse van de statistische methode die wordt gebruikt voor het berekenen van de biologische maat- latscores wijst uit dat ammonium de belangrijkste stuurvariabele is voor het berekenen van macrofauna in snelstromende wateren (Van der Linden et al. 2020). Bovenstaande observa- ties geven weliswaar aanwijzingen, maar zijn nog onvoldoende onderbouwing voor een grote rol van toxische stoffen. Dit wordt verder onderzocht in het thema toxiciteit in de Kennisim- puls Waterkwaliteit (zie verder ook hoofdstuk 10).

Sediment is een essentieel onderdeel van het aquatisch systeem. Zo vormt sediment een buffer voor stoffen, verzamelt nutriënten in de vorm van detritus, is een habitat voor benthi- sche organismen (organismen die leven op de bodem van water) of van een deel van de le- venscyclus van andere organismen, en is substraat voor waterplanten. De KRW stelt geen doelen specifiek voor sediment, maar een te slibbige, te zandige of te vieze waterbodem kan de waterkwaliteit wel belemmeren. In Nederland wordt, mede door de KRW, weinig aandacht besteed aan de beoordeling van de waterbodemkwaliteit en de rol die de waterbodem heeft voor de ecologie. Toch zou dit in een aantal gevallen een mogelijke verklaring kunnen vor- men voor achterblijvende resultaten op de biologische waterkwaliteitselementen.

Door na-ijling worden de biologische normen mogelijk pas na 2027 gehaald

Als alle condities op orde zijn kan het toch nog lange tijd duren voordat planten en dieren te- rugkeren. De modelberekeningen zijn gebaseerd op waarnemingen in de huidige situatie: waarnemingen van enerzijds chemische, fysische en hydrologische kenmerken van de water- lichamen, anderzijds van de huidige biologische toestand. Deze waarnemingen zullen zowel waterlichamen bevatten waar kort geleden maatregelen zijn genomen en de biologie nog achterloopt, als waterlichamen waar maatregelen al langer geleden zijn genomen en de na- ijling al is afgelopen. Het is daardoor lastig te beoordelen in welke mate na-ijling in de mo- delresultaten een rol speelt.