• No results found

oppervlaktewater 5.1 Inleiding

5.1 Gewijzigde normen

Voor de volgende stroomgebiedbeheerplanperiode (2022-2027) zijn naar aanleiding van voortschrijdend inzicht wijzigingen in de normen van enkele stoffen voorgesteld. Deze wijzi- gingen worden vastgesteld door de Klankbordgroep normstelling water en lucht en de Stuurgroep Water. Het betreft de volgende wijzigingen:

Barium: de JG-MKN gaat van 73 naar 93 µg/l; minder waterlichamen overschrijden de norm.

Koper (zout): de JG-MKN is 3,5 μg Cu/L de MAC-MKN is 4,5 μg Cu/L bij 1,4 mg

DOC/l.Deze waarde geldt bij een gemeten DOC-gehalte van 1,4 mg DOC/L. Bij toetsing van de norm kan een locatiespecifieke DOC-correctie worden toegepast; minder zoute waterlichamen overschrijden de norm.

Esfenvaleraat: de JG-MKN gaat van 0,1 naar 0,19 ng/l, de MAC-MKN van 0,85 naar 1,7 ng/l; minder waterlichamen overschrijden de norm.

Terbutylazine: zoet: de JG-MKN gaat van 0,2 naar 0,32 µg/l, de MAC-MKN van 1,3 naar 1,8 µg/l; minder waterlichamen overschrijden de norm;

zout: de JG-MKN wordt 0,032 µg/l, de MAC-MKN 0,18 µg/; zou tot over- schrijdingen in zoute wateren kunnen leiden.

Ook ligt er een voorstel bij de Klankbordgroep normstelling voor een wijziging of vaststel- ling van negen achtergrondconcentraties voor metalen voor zoete wateren en vijf voor zoute wateren. Voor een enkel metaal kan dit leiden tot een lichte toe- of afname van het aantal normoverschrijdingen.

5.3 Toestand

In de beschrijving van de huidige toestand maken we gebruik van monitoringsdata tot en met 2017 van de waterschappen.

5.3.1 Actuele oordelen voor chemische stoffen

Van de 136 EU- en NL-relevante genormeerde chemische stoffen zijn er 49 die op basis van de toetsing in 201810 ergens in Nederland de norm overschrijden. Om meerdere redenen

(bijvoorbeeld omdat niet alle waterlichamen zijn beoordeeld voor elke stof of door een na- tuurlijke variatie in metingen) is te verwachten dat er bij elke jaarlijkse toetsingsronde enige variatie zal zijn in het aantal overschrijdingen en in het aantal stoffen dat de norm over- schrijdt. Daarom kijken we hier naar stoffen die bij elke toetsingsronde een probleem vor- men op meerdere locaties in Nederland.

Figuur 5.1 toont de prioritaire stoffen die in één of meer waterlichamen de norm overschrij- den. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat uit de biotamonitoring11 in rijkswateren (nog

niet officieel in de toetsing van de KRW) blijkt dat de volgende stoffen meer dan incidenteel de norm overschrijden (Sneekes & Kotterman 2019):

• PFOS: perfluoroctaansulfonzuur, veel gebruikt in brandblusmiddelen;

• PBDE’s: polygebromeerde difenylethers: vlamvertragers gebruikt in huishoudelijke voorwerpen zoals meubels en elektronica;

• de som heptachloor(epoxides): insecticide (heptachloor) en afbraakproduct (hepta- chloorepoxide);

• de som dioxines (alleen in waterlichamen Hollands Diep, Noordzeekanaal en Nieuwe Waterweg): bijproduct van onder meer onvolledige (afval)verbranding, maar ook van sommige chemische processen.

Deze stoffen behoren alle tot de prioritair gevaarlijke stoffen en alomtegenwoordige PBT (zie paragraaf 5.1). Inmiddels wordt gewerkt aan een biotamonitoring in regionale wateren zodat duidelijk wordt of de genoemde stoffen ook een probleem vormen in de regionale wateren. De resultaten van de biotamonitoring konden in onderstaande figuren nog niet worden mee- genomen.

In figuur 5.1 is onderscheid gemaakt tussen stoffen waarvoor de maatregelen uiterlijk 2027 moeten zijn uitgevoerd en stoffen waarvoor langer de tijd is (nieuwe prioritaire stoffen of stoffen met een gewijzigde norm). Verder is aangegeven welke stoffen als ‘alomtegenwoor- dige PBT’ (zie paragraaf 5.1) zijn bestempeld. Het aantal overschrijdingen voor de meest ur- gente groep (niet-alomtegenwoordig en maatregelen uiterlijk 2027) is klein: in 11

waterlichamen voor cadmium (10 daarvan liggen in zuidoost-Nederland), in 8 voor som HCH (het gewasbeschermingsmiddel hexachloorcyclohexaan; vooral oostelijk Nederland), in 6 voor hexachloorbutadieen (vooral rijkswateren). Voor de overige stoffen zijn er minder dan 4 waterlichamen met een overschrijding.

Als verder gekeken wordt naar de stoffen waarvoor maatregelen in 2033 of 2039 gereali- seerd moeten zijn, vallen de polyaromatische koolwaterstoffen (bijproducten van verbran- ding; beter bekend als PAK’s) op, maar ook deze kunnen als alomtegenwoordig worden beschouwd. Voor de periode na 2027 vragen vooral PFOS, irgarol en nikkel aandacht.

10Voor chemische stoffen en fysisch-chemische parameters worden de drie meest recente meetjaren uit

een periode van 6 kalenderjaren vóór het rapportagejaar gebruikt bij de beoordeling. Als een snelle ver- andering van de toestand verwacht wordt, kan de waterbeheerder ervoor kiezen om de beoordeling al- leen op het laatste meetjaar (of de laatste twee meetjaren) te baseren.

11RWS monitort behalve in water, zwevend stof en waterbodem ook 11 prioritaire stoffen in organismen

(biota). In zoete wateren wordt blankvoorn gebruikt, in zoute wateren bot. Voor PAKS wordt gemonitord in mosselen.

Figuur 5.1

Figuur 5.2 toont de overschrijdingen voor de specifieke verontreinigende stoffen. Veruit de meeste overschrijdingen zijn te zien voor metalen: kobalt (Co), seleen (Se), uranium (U), zink (Zn), arseen (As), barium (Ba), zilver (Ag), boor (B), koper (Cu) en chroom (Cr). Daar- naast overschrijdt ammonium (NH4) veelvuldig de norm en komen enkele PAK’s (BaA, Chr) en gewasbeschermingsmiddelen (alle overige stoffen) voor in figuur 5.2.

Figuur 5.2

Niet alle stoffen overschrijden de norm in heel Nederland. In regionale bronnenanalyses zijn de stoffen voor een bepaald deelstroomgebied bepaald (bijvoorbeeld KRW-

Samenwerkingsverband Rijn-Oost, Werkgroep stoffen 2017 - Herkomst probleemstoffen in oppervlaktewater Rijn-Oost, 18 december 2017).

5.3.2 Aantal oordelen

Zoals in paragraaf 5.1 is aangegeven, dient voor elke stof voor elk waterlichaam een oordeel te worden gerapporteerd. Geen enkele stof is in alle waterlichamen gerapporteerd. Een vier- tal stoffen is in het geheel niet beoordeeld: benzylchloride, alfa,alfa-dichloortolueen, octame- thylcyclotetrasiloxaan en trichloorfon; dit heeft waarschijnlijk te maken met de

beschikbaarheid van analysemethoden. Voor andere stoffen varieert het aantal beoordeelde waterlichamen van 1 waterlichaam voor captan (middel tegen diverse schimmelziekten op fruit, in de sierteelt en voor zaadbehandeling) tot 667 oordelen voor het metaal zink. Voor 60 van de 136 stoffen is nu in minder dan de helft van de waterlichamen een oordeel beschik- baar. Dit varieert sterk per beheerder. Er zijn waterschappen die voor 90 procent van de stoffen een oordeel hebben gerapporteerd, maar ook waterschappen die 10 procent van de stoffen hebben gerapporteerd.

Het Regionaal Afstemmingsoverleg Monitoring (RAM) coördineert de acties om dit te verbete- ren. Dit kan bestaan uit een betere monitoringsstrategie, het definiëren van scherpe rappor- tagegrenzen aan laboratoria, of aanpassing van de toetsing. Wat betreft dat laatste wordt gewerkt aan de mogelijkheid om ‘niet toetsbaar’ als oordeel te geven als de metingen onder

de rapportagegrens liggen, maar de norm nog lager is. Een andere mogelijkheid is dat wa- terbeheerders een beheerdersoordeel geven op basis van andere overwegingen (bijvoorbeeld vaststellen dat er geen emissies zijn, inzet andere meetmethoden of meting in ander com- partiment, oudere metingen). Dit moet wel gemotiveerd worden. Ook is er in 2019 een colle- giale toets uitgevoerd, waarin de leemtes zijn besproken en zoveel mogelijk ingevuld.

Belangrijke actie daarin was het goed onderbouwen en administreren van projectieregels, die gebruikt worden om metingen van een waterlichaam te extrapoleren naar andere waterlicha- men waarin niet gemeten is. Waarschijnlijk is het effect hiervan pas in 2020 zichtbaar, om- dat niet elk waterschap voor de toetsing 2019 de projectieregels al had aangepast.

5.3.3 Betrouwbaarheid van de oordelen

Waterbeheerders maken op basis van de vereisten die nodig zijn voor de KRW-monitoring een afweging over locaties, frequenties en stoffenpakket. Daar waar beargumenteerd kan worden dat een bepaalde locatie representatief is voor meerdere waterlichamen kan het aan- tal monitoringslocaties worden beperkt. Met behulp van projectieregels, die gebaseerd zijn op de hydrologische verbindingen tussen waterlichamen, kunnen waterlichamen waar geen meetdata van zijn toch een oordeel aangaande de waarschijnlijkheid van het optreden van normoverschrijdingen krijgen. Tekstkader 5.2 maakt duidelijk dat projectieregels zorgvuldig gebruikt moeten worden. Ook wat betreft het stoffenpakket worden keuzes gemaakt, bij- voorbeeld omdat sommige stoffen nooit worden aangetroffen boven de norm of omdat het niet lukt om een stof te analyseren in voldoende lage concentraties.

5.2 Achtergrondinformatie bij de toetsing van waterlichamen in Nederland