• No results found

oppervlaktewater 3.1 Inleiding

3.3 Stikstof, fosfor en biologie

Fosfor is het belangrijkste sturende nutriënt voor de algenbloei in zoete, stilstaande wateren. Daarom ligt er in het huidige beleid veel nadruk op fosfor als nutriënt dat de waterkwaliteit in zoete wateren beïnvloedt. Er zijn echter ook omstandigheden waarin stikstof het sturende nutriënt is (Loeb & Verdonschot 2009), bijvoorbeeld als fosfaat- rijke kwel optreedt. Vooral voor de diversiteit aan waterplanten is naast fosfor ook stikstof van groot belang. Daarnaast beperkt stikstof vaak de vegetatie van oevers, moerassen en uiterwaarden en kan beïnvloeding met stikstofrijk water leiden tot ver- ruiging van de vegetatie, ook als algen of planten in het desbetreffende water zelf door fosfor zijn gelimiteerd.

Bij de huidige beleidsnadruk op fosfor als limiterend nutriënt in zoete wateren ont- staat het risico dat de biodiversiteit niet verbetert en dat de gewenste bedekking en samenstelling van planten uitblijft. Voor het bereiken van een goede biologische toe- stand is het dan ook vaak niet voldoende als één van de nutriënten voldoet.

dat in 2027 alle benodigde maatregelen zijn getroffen om na 2027 de doelen wel te halen. Door na-ijling van het effect van maatregelen kan vooral voor fosfor het doelbereik na 2027 verder toenemen, maar modelberekeningen indiceren dat dit effect beperkt is. Volgens deze berekeningen is de verwachting dat de fosforbelasting als gevolg van de voorziene bron- maatregelen afneemt met circa 0,5 procent per jaar (Groenendijk et al. 2020a).

Figuur 3.16

In de wateren in klasse ‘goed’ wordt aan de norm voldaan.

Geen bronmaatregelen in de rijkswateren zelf

Landelijk gezien komt ongeveer 80 procent van het water in de rijkswateren uit het buiten- land en komt circa 20 procent van het water uit de regionale wateren in Nederland. De maat- regelpakketten van Rijkswaterstaat bevatten daarom alleen inrichtings- en

beheermaatregelen. Een deel van deze maatregelen kan leiden tot verhoogde retentie en daarmee lagere nutriëntconcentraties, maar dit effect is gering. Maatregelen op rwzi’s die lo- zen op de rijkswateren leiden tot reducties van stikstof en fosfor in de rijkswateren, evenals reducties in belasting vanuit bovenstroomse gebieden.

Doelbereik rijkswateren neemt met voorziene maatregelen toe met enkele procen- ten

De nutriënten in de rijkswateren zijn voor het grootste deel afkomstig uit het buitenland. Als gevolg van reducties in de bovenstroomse belasting neemt het doelbereik voor nutriënten in de rijkswateren met de maatregelpakketten toe. Het effect van de voorziene maatregelen is beperkt: het aandeel wateren dat goed scoort neemt met enkele procenten toe. Met het maximale pakket is de toename groter, vooral door de aanname dat in dat pakket alle grens- overschrijdende wateren voldoen aan de eigen normen van het buitenland. Het aandeel wa- teren dat voldoet voor stikstof komt daarmee op maximaal 60 procent, voor fosfor op 80 procent (figuur 3.17). Voor de KRW voldoet een water voor nutriënten als één van beide goed scoort; dat geldt na voorziene maatregelen voor circa 70 procent van de rijkswateren.

Met het maximale pakket, inclusief de variant waarin alle agrariërs meedoen met DAW- maatregelen, kan dit oplopen tot 90 procent.

Figuur 3.17

In de wateren in klasse ‘goed’ wordt aan de norm voldaan.

Regionaal verschillende resultaten door variatie in omstandigheden, opgaven, nor- men en maatregelen

Regionaal zijn er verschillen in de berekende nutriëntconcentraties en het berekende doelbe- reik als resultaat van de maatregelpakketten in de regionale wateren, zowel tussen als bin- nen deelstroomgebieden (zie figuren 3.18, 3.19, 3.20 en 3.21). Dit heeft te maken met verschillen in omstandigheden, opgaven, normen en maatregelen.

Rijn-West: vooral voor fosfor blijvende opgave

Volgens de berekeningen ligt in Rijn-West met de voorziene maatregelen de gemiddelde stik- stofconcentratie lager dan de gemiddelde norm voor dat gebied (2,5 mg/l); daarmee voldoet het grootste deel (70 procent) van de waterlichamen aan de norm voor stikstof. Voor fosfor blijft de gemiddelde concentratie ook bij het meest intensieve maatregelpakket (het maxi- male pakket, met 100 procent deelname aan DAW-maatregelen) aanzienlijk hoger dan de gemiddelde gebiedsnorm (0,19 mg/l). Dat weerspiegelt zich in een doelbereik na voorziene maatregelen van circa 50 procent. Op een belangrijk deel van de wateren is het hysterese- effect van toepassing (zie tekstkader 3.4), en kan het nodig zijn dat de nutriëntbelasting ver- der wordt gereduceerd tot de kritische belasting.

In delen van dit gebied speelt het aspect van fosfaatrijke kwel, die zorgt voor een hoge achtergrondbelasting met fosfor. Dit mag worden meegenomen in het afleiden van de nutri- entnormen, maar niet alle waterbeheerders hebben dat al volledig gedaan. Ook na deze aan- passing blijft er naar verwachting een opgave voor fosfor: ruim 25 procent van de wateren overschrijdt de norm meer dan twee keer, terwijl de berekende daling in de gemiddelde con- centratie door de voorziene maatregelen beperkt is (circa 0,02 mg/l). De voorziene

maatregelen op rwzi’s resulteren hier in een beperkte reductie (zie figuur 3.14). Verder wordt vooral ingezet op hydrologische maatregelen, baggeren en het defosfateren van in- laatwater. Deze maatregelen konden alleen in de berekeningen worden meegenomen als het waterschap zelf hiervoor een kwantitatief effect op de nutriëntbelasting kon opgeven. Voor een aantal waterschappen en maatregelen was dat het geval, voor de overige waterschap- pen kon dit type maatregelen niet worden meegenomen, wat resulteert in een te laag bere- kend doelbereik.

Het effect van de DAW-maatregelen is in dit gebied vergelijkbaar met de rest van Nederland: volgens de berekeningen een reductie van de belasting door landbouwbemesting van enkele procenten met de voorziene maatregelen en circa 15 procent reductie in het maximale pak- ket. De rekenvariant waarin alle agrariërs meedoen aan de DAW-maatregelen laat zien dat het effect bij hogere deelname wel aanzienlijk kan zijn, met een reductie van de belasting door landbouw die kan oplopen tot circa 35 procent.

Figuur 3.19

Spreiding van de nutriëntconcentraties over de individuele waterschappen per deelstroomgebied: ge- toond wordt het waterschap met de minimum gemiddelde concentratie, het waterschap met de maxi- mum gemiddelde concentratie en de gemiddelde concentratie in het totale deelstroomgebied.

Variatie binnen Rijn-West door verschillen in gebiedskenmerken, aannames, nor- men en maatregelen

De verschillen tussen de waterschappen in Rijn-West zijn groot: het doelbereik voor fosfor na voorziene maatregelen varieert tussen de 20 procent en 95 procent (zie figuur 3.21) (waarbij wel de kanttekening moet worden geplaatst dat het aantal waterschappen in Rijn-West het grootst is en daarmee ook de potentiële variatie). Overigens heeft één waterschap aangege- ven dat de in de berekeningen gebruikte nutriëntconcentraties voor de huidige situatie in zijn gebied te hoog zijn en daardoor het berekende doelbereik na maatregelen te laag.