• No results found

In de nationale jurisprudentie is de vraag naar voren gekomen of een particulier eveneens een beroep op een rechtstreeks werkende richtlijnbepaling kan doen in het geval de richtlijn correct is omgezet in de nationale wetgeving, maar desondanks in de uitvoering in strijd met de richtlijn wordt gehandeld.278 Het Hof heeft deze vraag bevestigend beantwoord in zaak C-62/00 (Marks & Spencer).279 Het Hof oordeelde dat de omstandigheid dat een lidstaat richtlijnbepalingen correct in nationale wetgeving heeft omgezet, de justitiabelen niet de mogelijkheid ontneemt om zich voor de nationale rechter te beroepen op de rechten die zij aan die bepalingen ontlenen. Een richtlijn heeft ook met de vaststelling van omzettingsregelgeving haar relevantie niet verloren, maar blijft een belangrijke rol vervullen om volledige toepassing ervan te verzekeren.

6.2.1. Toepassing van Marks & Spencer door de Afdeling – de zaak Magirus

Hoewel de Afdeling wellicht de Marks & Spencer-lijn in het verleden niet (volledig) correct heeft toegepast280, heeft zij zich blijkens de uitspraak van 5 maart 2008 in de zaak Magirus geconformeerd aan de jurisprudentie van het Hof.281

Deze zaak betreft het besluit waarbij de staatssecretaris van VROM een mededeling als bedoeld in artikel 4 Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur, gedaan door de Duitse IT-multinational Magirus, buiten behandeling heeft gelaten omdat de onderneming geen vestiging in Nederland heeft.282 Volgens de staatssecretaris kunnen alleen ondernemingen met een vestiging in Nederland producent zijn in de zin van artikel 1, lid 1, onder e, sub 3, van het Besluit.283 Ondernemingen zonder vestiging in Nederland hebben geen verantwoordelijkheid om te voldoen aan de verplichtingen van het Besluit, te weten het inzamelen van elektrische en elektronische apparatuur. Zij kunnen dan ook geen mededeling doen, aldus de staatssecretaris. Dientengevolge kan Magirus niet participeren in het inzamelingssysteem.

Volgens Magirus is Nederland de enige lidstaat die een vestigingseis stelt aan ondernemingen, voordat zij kunnen participeren in het inzamelingssysteem. Buiten Nederland

278

Jans e.a. 2011, p. 78.

279

Ibid. en HvJ EG 11 juli 2002, nr. C-62/00, ECLI:EU:C:2002:435 (Marks & Spencer), r.o. 25-27, 31.

280 Ortlep 2011, p. 39. De Afdeling heeft lange tijd blijk gegeven dat zij van oordeel was dat een richtlijn alleen in

geval van niet (tijdige) of incorrecte omzetting in het nationale recht een rol kon spelen en dat in andere gevallen alleen de nationale omzettingswetgeving van belang was (bv. ABRvS 30 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA6004).

281 ABRvS 5 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC5789, AB 2008, 157, m. nt. R. Ortlep & M.J.M. Verhoeven. 282 Ingevolge artikel 4, lid 1, van het Besluit, doet de producent binnen dertien weken nadat de Regeling beheer

elektrische en elektronische apparatuur op hem van toepassing is geworden, aan de minister door middel van een daartoe door hem vast te stellen formulier mededeling over de wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan de in dat formulier genoemde artikelen van die regeling, voor zover die artikelen op hem van toepassing zijn.

283 Ingevolge dit artikel wordt onder producent verstaan: degene die, ongeacht de verkooptechniek in de uitoefening

van zijn beroep of bedrijf elektrische en elektronische apparatuur invert in, respectievelijk uitvoert uit Nederland.

gevestigde bedrijven ondervinden als gevolg van de vestigingseis een concurrentienadeel ten opzichte van Nederlandse bedrijven. Magirus voert aan dat het Besluit geen correcte omzetting vormt van Richtlijn 2002/96/EG284, nu de definitie van het begrip ‘producent’ te beperkt wordt geïnterpreteerd. Voorts is de handelswijze van de staatssecretaris volgens Magirus in strijd met het Besluit, de richtlijn en thans artikel 34 VWEU.

Volgens de Afdeling is aan de orde of het Besluit en de (bijbehorende) Regeling een correcte implementatie van Richtlijn 2002/96/EG zijn en correct worden toegepast. De Afdeling:

Uit vaste rechtspraak van het Hof (…) volgt dat de uitvoering van een richtlijn de volledige toepassing ervan moet verzekeren. Het Hof heeft overwogen dat de vaststelling van nationale maatregelen die een richtlijn naar behoren uitvoeren, niet tot gevolg heeft dat de richtlijn niet langer gevolgen heeft, en dat een lidstaat ook na vaststelling van deze maatregelen gehouden blijft daadwerkelijk de volledige toepassing van de richtlijn te verzekeren. Derhalve kunnen particulieren zich voor de nationale rechter tegenover de staat beroepen op bepalingen van een richtlijn die inhoudelijk gezien onvoorwaardelijk en voldoende precies zijn, in alle gevallen waarin de volledige toepassing van de richtlijn niet daadwerkelijk verzekerd is, dit wil zeggen niet alleen in geval van niet-uitvoering of onjuiste uitvoering van deze richtlijn, maar ook ingeval de nationale maatregelen die de betrokken richtlijn naar behoren uitvoeren niet zodanig worden toegepast dat het met de richtlijn beoogde resultaat wordt bereikt.285

De Afdeling leidt uit Richtlijn 2002/96/EG af dat Nederland er zorg voor moet dragen dat degenen die in Nederland elektrische en elektronische apparatuur invoeren, die apparatuur inzamelen.286 Voor zover de definitie van het begrip ‘producent’ in het Besluit is beperkt tot transacties waarbij het grondgebied van Nederland is betrokken, acht de Afdeling deze dan ook niet in strijd met de richtlijn. Voorts is gebleken dat is beoogd met de verder gelijkluidende definitie van het begrip producent in het Besluit aan te sluiten bij die in Richtlijn 2002/96/EG. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de Richtlijn in zoverre onjuist is omgezet in het Besluit en de Regeling.

Nu in Richtlijn 2002/96/EG geen vestigingsvereiste is neergelegd, moet dit worden geacht evenmin in het Besluit te zijn begrepen. Het bij de toepassing van artikel 1, lid 1, aanhef en onder e, sub 3, van het Besluit door de staatssecretaris gehanteerde uitgangspunt dat de producent die een mededeling wenst te doen, dient te beschikken over een vestiging in Nederland, leidt ertoe dat de inzamel- en mededelingsplicht van de Regeling en het Besluit wordt toegepast op een geringere kring van producenten dan in de Regeling en het Besluit en in de

284

Richtlijn 2002/96/EG betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, PB L 37 van 13-03-2003.

285 ABRvS 5 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC5789, AB 2008, 157, m. nt. Ortlep & Verhoeven, r.o. 2.3.1. 286 Ibid., r.o. 2.3.3.

richtlijn is bepaald. Aldus worden de Regeling en het Besluit niet zodanig toegepast dat het met de richtlijn beoogde resultaat wordt bereikt. Het door de staatssecretaris gehanteerde vestigingsvereiste moet derhalve buiten toepassing blijven, aldus de Afdeling.

6.2.2. Rechtstreekse werking speelt ook bij correcte omzetting een rol

Uit de bovengenoemde uitspraken van het Hof en de Afdeling kan worden afgeleid dat rechtstreekse werking van een richtlijnbepaling kan worden ingeroepen wanneer een richtlijn correct is omgezet, maar de nationale uitvoeringsmaatregelen niet (adequaat) worden toegepast, zodat het met de richtlijn beoogde resultaat niet wordt bereikt. Dat de ‘Magirus-lijn’ vaste jurisprudentie van de Afdeling is, blijkt onder meer uit de uitspraken van 2 april 2008287, 28 januari 2009288, 14 juli 2010289, 1 mei 2013290 en 16 juni 2014291.