• No results found

Samenvatting milieueffecten

In document MER Perkpolder (pagina 142-145)

7 Vergelijking van alternatieven

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden allereerst de belangrijkste milieueffecten die optreden als gevolg van diverse activiteiten in het kader van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder nogmaals kort samengevat. Tevens wordt daarbij ingegaan op mogelijke effectbeperkende maatregelen, die negatieve effecten kunnen verminderen of zelfs geheel voorkomen (paragraaf 7.2). Mede op basis hiervan wordt in paragraaf 7.3 het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) gefor-muleerd. Paragraaf 7.4 beschrijft vervolgens het uiteindelijke voorkeursalternatief van de initiatiefnemers. In paragraaf 7.5 tenslotte wordt, aan de hand van het voorgaande, per planonderdeel behorend tot de Gebiedsontwikkeling Perkpolder een aantal uitgangspunten voor het vervolgtraject geformuleerd.

7.2 Samenvatting milieueffecten 7.2.1 Abiotische aspecten

In de paragrafen 6.2 t/m 6.5 zijn de effecten voor de abiotische milieuaspecten geologie, ge-omorfologie, bodem, grond- en oppervlaktewater beschreven. Deze aspecten hebben betrek-king op de niet-levende basiskenmerken van het plangebied en vormen daarmee de onderste laag in de zogenaamde "lagenbenadering". Deze lagenbenadering wordt bij ruimtelijke ont-wikkelingen, zoals de Gebiedsontwikkeling Perkpolder, als een belangrijk ordeningsprincipe gehanteerd. Samen met de watergebonden aspecten vormt de bodem letterlijk de basis voor wat er in het plangebied mogelijk is en gerealiseerd zal worden.

Onderstaand wordt, aan de hand van de resultaten uit het vorige hoofdstuk, nogmaals kort stilgestaan bij de belangrijkste milieueffecten voor de abiotische kenmerken van het plange-bied. Tevens komen mogelijke effectbeperkende maatregelen aan de orde.

Geologie en geomorfologie

Op basis van de effectbeschrijving en -beoordeling voor de milieuaspecten geologie en geo-morfologie (zie paragraaf 6.2) kan worden geconcludeerd dat er bij de realisering van de voorgenomen activiteiten in het plangebied weliswaar omvangrijke vergravingen zullen plaatsvinden, maar dat daarbij geen sprake is van aantasting van waardevolle terreinvormen of bijzondere aardkundige waarden. Ondanks de omvang ervan, wordt de ernst van deze mi-lieueffecten daarom als neutraal aangemerkt.

Voor een meer gedetailleerd inzicht in de effecten op de morfologie in het plangebied, en dan met name de gevolgen van waterbewegingen op (het ontstaan van) kreken, schorren en platen in het nieuwe buitendijkse natuurgebied, wordt momenteel in opdracht van Rijkswa-terstaat aanvullend morfologisch onderzoek uitgevoerd. In algemene zin kan worden gecon-cludeerd dat er zeker sprake zal zijn van morfologische veranderingen in het gebied, maar het realiseren van een goede uitgangssituatie voor 75 hectare nieuwe buitendijkse natuur en 35 hectare binnendijkse natuur is juist één van de doelstellingen van het plan. Effectbeper-kende maatregelen zijn hier dan ook niet aan de orde. Voor zover van toepassing zullen ef-fecten op het bestaande slik buitendijks worden beperkt.

Vergelijking van alternatieven

Bodem

Uit de effectbeschrijving en -beoordeling van een aantal relevante criteria die betrekking hebben op effecten voor de bodem in het plangebied (zie paragraaf 6.3) kan worden afgeleid dat de bodemopbouw, als gevolg van het benodigde grondverzet, aanzienlijk zal worden ver-stoord. Omdat daarbij geen sprake is van aantasting van bijzondere bodemtypen of ondoorla-tende lagen, wordt deze verstoring niet als belangrijk negatief effect beoordeeld.

Voor de aanleg van diverse onderdelen van het Schetsontwerp (woningen Hart en Westelijke Perkpolder, golfbaan, strand, waterkering/N60, strand) zijn grote hoeveelheden grond nodig, waarvan het grootste deel niet in het plangebied zelf vrijkomt. Dit materiaal moet van elders worden aangevoerd, waardoor (bijkomend) op een andere locatie mogelijk ook weer onge-wenste effecten optreden. Het aanvoeren van veel grond van elders wordt als een groot nega-tief effect aangemerkt. Een ongunstige grondbalans kan deels worden tegen gegaan door voor ophogingen maximaal gebruik te maken van in het gebied zelf vrijkomende grond.

Als gevolg van ophogingen zal lokaal sprake zijn van zettingen, met name op het veerplein en bij de nieuwe waterkering langs het buitendijkse natuurgebied. Dit effect wordt als nega-tief beoordeeld. Er worden geen gevolgen voor de bodemkwaliteit verwacht.

Grond- en oppervlaktewater

Om betere uitspraken te kunnen doen over de te verwachten effecten ten aanzien van het grond- en oppervlaktewater in het plan- en studiegebied zijn voor ten behoeve van dit MER aanvullende hydrologische modelberekeningen [134] uitgevoerd, die samenvattend hebben geleid tot de volgende conclusies.

In het schetsontwerp is voorzien in de aanleg van een aanzienlijk areaal aan nieuwe binnen- en buitendijkse natuur. Als gevolg van beëindiging van de bemaling en de inlaat van zout water zullen zowel het grond- als het oppervlaktewaterpeil in de betreffende gebiedsdelen stijgen. Daarbij staat het waterpeil onder directe invloed van eb en vloed. Hierdoor kunnen ook de grondwaterstand en grondwaterstromingen in de aangrenzende landbouwpolders worden beïnvloed, met name als gevolg van zoute kwel. Uit het hydrologisch onderzoek blijkt dat de mate van verzilting sterk afhangt van de maaiveldhoogteligging. De effecten zijn beperkt en tevens is geconstateerd dat de verzilting van aangrenzende landbouwpercelen volledig kan worden tegengegaan door het nemen van aanvullende maatregelen, zoals de aanleg van een kwelsloot langs de rand van de nieuwe onder getijde te brengen gebieden.

Ten aanzien van de waterkwaliteit is in hoofdstuk 6 van het MER geconcludeerd dat er na realisering van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder, zoals weergegeven in het schetsontwerp, sprake zal zijn van een verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Het huidige agrari-sche gebruik op een groot deel van de gronden in het plangebied wordt beëindigd, hetgeen betekent dat ook het gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen stopt. De inlaat van zout water kan leiden tot een toename van het chloridengehalte van het grondwater. Uit het hydrologisch onderzoek komt echter naar voren dat met gerichte maatregelen (zoals het weghalen van de drains) de zoetwaterbel zelfs nog kan uitbreiden.

In opdracht van Rijkswaterstaat wordt momenteel nader onderzoek uitgevoerd naar de wa-terstromingen in het toekomstige buitendijkse natuurgebied. Op basis hiervan wordt aange-geven of er ongewenste sedimentatie wordt verwacht, waardoor het nieuwe natuurgebied te snel zou kunnen dichtslibben. Dit kan wellicht gevolgen hebben voor de waterkwaliteit.

Van de jachthaven worden geen negatieve effecten voor de waterkwaliteit van de Wester-schelde verwacht, mits er tenminste ‘good housekeeping’ en naleving en handhaving van de wet- en regelgeving plaatsvindt.

7.2.2 Biotische aspecten

In paragraaf 6.7 van dit MER zijn de effecten voor de natuur in het plangebied en de omge-ving daarvan beschreven en beoordeeld. Het gaat daarbij om de levende kenmerken van het plangebied en de waarde daarvan op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau.

Vergelijking van alternatieven

In dat kader is uitgebreid stilgestaan bij de (inter)nationale betekenis van de Westerschelde als Natura 2000-gebied, waarvoor een zogenoemde Passende Beoordeling is uitgevoerd. In het effectenonderzoek is geconcludeerd dat, wanneer het opspuiten van het strand achterwe-ge blijft, significante negatieve effecten voor kwalificerende habitats achterwe-geheel kunnen worden voorkomen.

Significante negatieve effecten voor kwalificerende soorten (Gewone zeehond, diverse niet-broedvogels) kunnen worden tegengegaan door het instellen van een toegankelijkheidsrege-ling voor de platen in de Westerschelde, met een gericht betredingsverbod gedurende het toeristisch seizoen (mei t/m september). De Provincie Zeeland heeft hiervoor, samen met een aantal kustgemeenten, het initiatief genomen. Het ministerie van LNV is daarvoor, conform de voorschriften uit de Natuurbeschermingswet 1998, het bevoegd gezag.

Aantasting van soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet kan met een aantal gerichte maatregelen grotendeels worden voorkomen. Om exact in beeld te krijgen welke maatregelen daarvoor noodzakelijk zijn, moeten nog een aantal aanvullende inventarisaties worden uitgevoerd. Het stelsel van dijken, dat een belangrijke ecologische verbindingsfunc-tie vervult, blijft in een gewijzigde vorm in tact. Hierdoor zijn geen negaverbindingsfunc-tieve effecten te verwachten. Door realisering van circa 110 hectare nieuwe natuur nemen de natuurwaarden in het plangebied per saldo aanzienlijk toe.

7.2.3 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

In paragraaf 6. 8 zijn de te verwachten milieueffecten voor de aspecten landschap, cultuur-historie en archeologie beschreven en beoordeeld. De wijze waarop de mens in de loop der eeuwen met zijn omgeving (abiotisch, biotisch) is omgegaan, is van grote invloed geweest op de ontwikkeling en verschijningsvorm van het gebied. Vandaar dat deze aspecten ook nadrukkelijk in hun onderlinge samenhang zijn beschouwd.

In het vorige hoofdstuk is geconcludeerd dat de huidige ruimtelijke verschijning van het plangebied wezenlijk zal veranderen door de realisering van diverse planonderdelen uit de Gebiedsontwikkeling Perkpolder. Deze verandering zal naar verwachting het meest zichtbaar zijn op en rondom het voormalige veerplein (het Hart van Perkpolder) waar de open en ste-nige ruimte zal worden getransformeerd tot een aantrekkelijk nieuw woon- en verblijfsland-schap. Ook de nieuwe natuurgebieden en de natuurgolfbaan leveren een belangrijke bijdrage aan de verandering van het aanzien van het gebied. Er ontstaat een compleet nieuw land-schap, waarmee een duidelijke ruimtelijke impuls aan het gebied wordt gegeven. Dat wordt als zeer positief beoordeeld.

Cultuurhistorische waardevolle elementen en structuren in het plangebied (boerderijen, dij-ken, wegen) zijn zo veel mogelijk in het schetsontwerp geïntegreerd. Dat is echter niet altijd volledig mogelijk gebleken. Archeologische overblijfselen worden waar nodig en mogelijk binnen de geldende wettelijke kaders veiliggesteld. Daarvoor is nog aanvullend onderzoek nodig dat de komende tijd, in overleg met de bevoegde instanties, zal worden uitgevoerd.

7.2.4 Grondgebruik en infrastructuur

In de paragrafen 6.9 en 6.10 zijn de milieueffecten voor verschillende vormen van grondge-bruik beschreven (wonen, werken, recreatie, landbouw, infrastructuur). Daaruit komt onder meer naar voren dat de gevolgen voor de landbouw in het plangebied groot zijn. Dat wordt met name veroorzaakt door het verdwijnen van deze gebruiksfunctie in een groot deel van het plangebied. De aantrekkelijkheid van het plangebied voor wonen en recreatie neemt sterk toe door diverse nieuwe activiteiten die onderdeel uitmaken van het schetsontwerp in het kader van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder. Als gevolg hiervan worden ook de levendig-heid en leefbaarlevendig-heid van het gebied vergroot. Daarnaast wordt door de realisering van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder een belangrijke nieuwe economische impuls aan het gebied gegeven, een van de doelstellingen van het project.

Vergelijking van alternatieven

De nieuwe activiteiten binnen het plangebied zelf (golfbaan, jachthaven, hotel, restaurant) zorgen voor extra werkgelegenheid. Bovendien zullen ook de dienstverlenende bedrijven in de bestaande kern van Kloosterzande (winkels, horeca etc.) profiteren van deze nieuwe be-woners en bezoekers.

Met betrekking tot het thema infrastructuur is bij de Gebiedsontwikkeling Perkpolder sprake van aanpassingen aan diverse voorzieningen, zoals verlegging van de primaire waterkering, herprofilering van de overgedimensioneerde N60 en aanleg van voorzieningen voor lang-zaam verkeer. Dit brengt positieve tot neutrale effecten met zich mee. Er is geen sprake van belangrijke kabels en leidingen die verlegd moeten worden. De verkeersintensiteiten nemen toe ten opzichte van de huidige situatie, maar de aantallen voertuigen blijven relatief beperkt.

7.2.5 Woon- en leefmilieu

In de paragrafen 6.11 en 6.12 is ingegaan op een aantal thema's die van belang zijn bij de bepaling van de effecten van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder voor het woon- en leefmi-lieu in het plangebied. Het gaat daarbij om geluid, trillingen, luchtkwaliteit en veiligheid.

Vanwege de ligging van het plangebied direct grenzend aan de Westerschelde is bij de ef-fectbepaling ook rekening gehouden met aspecten die samenhangen met de scheepvaart.

De toename van het wegverkeer als gevolg van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder leidt tot een hogere geluidsproductie. Het aantal geluidbelaste woningen neemt ten opzichte van de situatie in 2005 met circa 10% toe. Het geluidbelaste oppervlak neemt met 45% toe. De ver-keerstoename leidt niet tot overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en hinder door tril-lingen wordt niet verwacht. Er is verder evenmin sprake van negatieve effecten voor de ge-zondheid van bewoners en bezoekers.

Wat betreft veiligheid is in dit MER onderscheid gemaakt in een aantal soorten veiligheid (verkeer, extern, nautisch, golfbaan, sociaal). Uit de effectbeschrijving blijkt dat voor geen van deze aspecten sprake zal zijn van bijzondere negatieve effecten of normoverschrijdingen als gevolg van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder. Voorwaarden hierbij zijn dat in het golf-baanontwerp rekening wordt gehouden met ruimere veiligheidsmarges en dat de preventieve en mitigerende maatregelen uit de nautische veiligheidsstudies in acht worden genomen (zie ook tabel 7.1).

In document MER Perkpolder (pagina 142-145)