• No results found

Natuur

In document MER Perkpolder (pagina 51-55)

4.7.1 Beschermde gebieden Vogel-en Habitatrichtlijn

Het plangebied Gebiedsontwikkeling Perkpolder grenst aan de Westerschelde. De Wester-schelde bestaat uit een uitgestrekt estuarium van slikken, zandplaten, schorren en permanente zoute tot brakke wateren, in combinatie met enkele binnendijks gelegen gebieden. De Wes-terschelde is aangewezen als Vogel- en Habitatrichtlijngebied [42, 43]. De redenen hiervoor zijn zowel gelegen in het voorkomen van een aantal specifieke habitattypen, als vanwege de aanwezigheid van een aantal kenmerkende soorten. De aanwezige bijzondere gebieden en soorten zijn door de Europese wetgeving streng beschermd (zie paragraaf 4.7.2). De Wester-schelde is opgenomen in het Natura 2000 netwerk. Voor het gebied zijn concept instandhou-dingdoelstellingen opgesteld. Deze doelstellingen geven het belang weer dat het gebied (met de voorkomende soorten) heeft voor Europa. Geconstateerd is dat de huidige staat van de Westerschelde momenteel daaraan niet voldoet en dat maatregelen nodig zijn. Thans vindt onderzoek plaats naar de uitwerking van de benodigde maatregelen. Daarbij wordt onder meer gedacht aan de realisatie van 600 ha nieuwe estuariene natuur (LNV, 2005).

Natuurbeschermingswet 1998

De Westerschelde is ook opgenomen in de Natuurbeschermingswet. Dat betekent dat voor ingrepen die een negatief effect kunnen hebben op de natuur in de Westerschelde een Pas-sende Beoordeling moet worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag hiervoor is de Provincie Zeeland. Ook de aanwijzing van Natura 2000-gebieden en de toetsing van ingrepen in deze gebieden maakt hiervan onderdeel uit. De Passende Beoordeling [100] die gelijktijdig met de opstelling van dit MER wordt uitgevoerd, is gericht op de beoordeling van de gunstige staat van instandhouding van de natuurwaarden die van belang zijn in de Westerschelde. De na-tuurwaarden waarvoor het gebied is aangewezen zijn vermeld in de aanwijzingsbesluiten tot Vogelrichtlijngebied, de aanwijzingsbesluiten tot Beschermd- c.q. Staatsnatuurmonument en de aanmelding tot Habitatrichtlijngebied in het gebiedendocument (LNV, 2004).

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

In het Natuurgebiedsplan van de Provincie Zeeland [65] zijn de natuurgebieden, beheersge-bieden en landschapsgebeheersge-bieden van Zeeland, die samen de Zeeuwse Ecologische Hoofdstruc-tuur (EHS) vormen, begrensd (zie figuur 4.14). Aan het gehele buitendijkse gebied van de Westerschelde, dat grenst aan het plangebied Gebiedsontwikkeling Perkpolder, is in het Na-tuurgebiedsplan het natuurdoeltype "estuarien getijdelandschap" toegekend. Ten westen van de "Kop van Hulst" liggen de "Platen van Hulst" en ten oosten liggen de "Schorren van Baalhoek". Deze buitendijkse gronden of schorren liggen boven gemiddeld hoogwater en overstromen slechts af en toe. Zij kennen een typische zoutvegetatie en dienen als foerageer-gebied voor veel vogels. In het binnendijkse deel van het planfoerageer-gebied komen enkele dijken voor die in het Natuurgebiedsplan zijn aangewezen als "bestaande natuur". Deze dijken ver-vullen een belangrijke ecologische verbindingsfunctie. Een gedeelte van de Kalverdijk langs de Westelijke Perkpolder en Kievitpolder en een perceel in de Oostelijke Perkpolder zijn aangewezen als "beheersgebied". In het studiegebied ligt verder het natuurgebiedje "Knui-tershoek" van Staatsbosbeheer, waar "nieuwe natuur" is voorzien. Het natuurdoeltype is

"bloemrijk grasland". In het "Natuurgebiedsplan Zeeland 2005" [36] is de Oostelijke Perk-polder, vooruitlopend op de daadwerkelijke inrichting ervan, al aangewezen als natuurcom-pensatieproject. Daarnaast is de begrenzing van het buitendijkse gebied ten westen van het plangebied aangepast en is een groter gebied aangewezen als "bestaande natuur".

Figuur 4.14 Ecologische Hoofdstructuur [36]

4.7.2 Beschermde soorten

Beschermde habitattypen en soorten volgens Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn

In tabel 4.2 is aangegeven welke habitattypen en welke bijzondere soorten in de Wester-schelde voorkomen en beschermd zijn volgens de Habitatrichtlijn. Het gaat hier om een voorlopige aanwijzing, de definitieve aanwijzingsbesluiten voor het Habitatrichtlijngebied Westerschelde zijn nog niet genomen. In tabel 4.3 zijn de beschermde soorten van de Wes-terschelde conform de Vogelrichtlijn [42] en het ontwerp-aanwijzingsbesluit van het Natura 2000 gebied Westerschelde & Saeftinghe vermeld.

Tabel 4.2 Kwalificerende habitattypen en –soorten voor de Westerschelde

Beschermde habitattypen: Beschermde soorten:

H1110 Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken H1130 Estuaria

H1310 Zilte pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia en an-dere zoutminnende planten

H1320 Schorren met slijkgrasvegetatie H1330 Atlantische schorren

H2110 Embryonale wandelende duinen H2120 Wandelende duinen op strandwal met

Ammophila arenaria

H2160 Duinen met Hippophae rhamnoides H2190 Vochtige duinvalleien

H1014 Nauwe korfslak H1095 Zeeprik H1099 Rivierprik H1103 Fint

H1365 Gewone Zeehond H1903 Groenknolorchis

Bron: http://www2.minlnv.nl/thema/groen/natuur/Natura2000_2006/Provincies.htm d.d. 27 november 2006

Het ministerie van LNV is bezig met het opstellen van de definitieve instandhoudingsdoelen voor de kwalificerende habitattypen, soorten en vogelsoorten van het Natura 2000 gebied Westerschelde & Saeftinghe. Deze instandhoudingsdoelen worden opgenomen in het defini-tieve aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000 gebied Westerschelde & Saeftinghe.

In het definitieve aanwijzingsbesluit worden de oorspronkelijke aanwijzingsbesluiten voor de afzonderlijke Vogelrichtlijngebieden Westerschelde en Verdronken land van Saeftinghe samengevoegd. Tevens worden hieraan de instandhoudingsdoelen van het Habitatrichtlijn-gebied Westerschelde toegevoegd. Eind november 2006 is het ontwerp-aanwijzingsbesluit voor een groot aantal Natura 2000 gebieden door het Ministerie van LNV op haar website gepubliceerd. Hierin zijn ook de kwalificerende soorten en instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000 gebied Westerschelde & Saeftinghe opgenomen. Voor de Passende Beoordeling van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder en dus ook voor de beschrijving in dit MER, is uit-gegaan van dit ontwerp-aanwijzingsbesluit. De ontwerpbesluiten, waarop inspraak mogelijk is, hebben van 9 januari t/m 19 februari 2007 ter inzage gelegen.

In de Passende Beoordeling [100] die voor dit project is uitgevoerd is met name aandacht besteed aan de mogelijke effecten op de kwalificerende vogelsoorten uit onderstaande tabel 4.3, die van belang zijn voor het Vogelrichtlijngebied Westerschelde. In het ontwerp aanwij-zingsbesluit voor het Natura 2000 gebied Westerschelde & Saeftinghe is ook een groot aan-tal soorten opgenomen die voor het gebied rond Perkpolder minder relevant zijn. Het gaat daarbij met name om soorten die van belang zijn voor het Verdronken Land van Saeftinghe.

In dit MER is op eenzelfde manier met deze soorten omgegaan.

Huidige situatie en autonome ontwikkeling

Tabel 4.3 Kwalificerende vogelsoorten van de Westerschelde Kwalificerende vogelsoorten Natura 2000 gebied Westerschelde & Saeftinghe A048 Bergeend - n

A272 Blauwborst - b A137 Bontbekplevier – b, n A149 Bonte strandloper - n A081 Bruine kiekendief - b A144 Drieteenstrandloper - n

A026 Kleine zilverreiger - n A132 Kluut – b, n

A041 Kolgans - n A051 Krakeend - n A034 Lepelaar – n

A069 Middelste zaagbek – n A054 Pijlstaart - n A138 Strandplevier - b, n A162 Tureluur - n

Beschermde soorten volgens de Flora en Faunawet

Ten behoeve van de planvorming voor de Gebiedsontwikkeling Perkpolder is medio 2005 een scan naar de natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd [72]. Als aanvulling hierop is in januari 2006 een vleermuisonderzoek uitgevoerd in het noordoostelijk deel van het plan-gebied [73]. Uit het flora- en faunaonderzoek komt naar voren dat er in het planplan-gebied van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder diverse soorten planten en dieren aanwezig zijn die be-scherming genieten onder de Flora- en faunawet [4]. Daarbij is tevens geconcludeerd dat een groot deel van de waargenomen beschermde soorten landelijk (vrij) algemeen voorkomt en niet wordt bedreigd (categorie 1). Voor een overzicht van deze soorten wordt verwezen naar het genoemde onderzoek [72]. Daarnaast is in het plangebied sprake van enkele bijzondere beschermde soorten (categorie 2 overige soorten en categorie 3 ‘soorten bijlage IV

HR/bijlage 1 AMvB’). Deze zijn opgenomen in tabel 4.4.

Tabel 4.4 Bijzondere beschermde soorten FF-wet [72]

Beschermde soorten

In opdracht van Rijkswaterstaat is door BTL Advies in 2007 een aanvullend flora- en fauna-onderzoek [133] uitgevoerd op het voormalige veerplein en ter plaatse van de toekomstige buitendijkse natuur (Oostelijke Perkpolder, Noordhofpolder, Noorddijkpolder). Ook door BTL wordt geconcludeerd dat in hun onderzoeksgebied een aantal beschermde soorten voor-komen. Van de in tabel 4.4 genoemde soorten komen waterspitsmuis en rugstreeppad vol-gens het onderzoek van BTL zeker niet voor in het door hen onderzochte gebied. Dit onder-zoeksgebied is echter kleiner dan het plangebied Gebiedsontwikkeling Perkpolder.

Huidige situatie en autonome ontwikkeling

Voor een aantal nader benoemde soorten (rietorchis, bijenorchis, ransuil, kerkuil, steenuil) wordt door BTL aanvullend onderzoek nodig geacht. Voor vleermuizen en de veldspitsmuis dient volgens het onderzoek van BTL [133] in ieder geval een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet (artikel 75, vierde lid en vijfde lid, sub C) te worden aangevraagd.

4.8 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

In document MER Perkpolder (pagina 51-55)