• No results found

Leemten in kennis en informatie

In document MER Perkpolder (pagina 154-157)

8 Leemten en evaluatie

8.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de in het MER gesignaleerde leemten in kennis en informatie be-schreven (paragraaf 8.2). Tevens is vermeld in hoeverre deze leemten invloed hebben gehad op de effectbeschrijving en of zij van belang zijn bij de uiteindelijke besluitvorming over de Gebiedsontwikkeling Perkpolder. De leemten in kennis en informatie zullen zo nodig wor-den betrokken bij het concept-evaluatieprogramma (paragraaf 8.3) dat ten behoeve van de inventarisatie, analyse en beoordeling van de daadwerkelijk optredende milieugevolgen is opgesteld.

8.2 Leemten in kennis en informatie

Bij de beschrijving van leemten in kennis en informatie is onderscheid gemaakt in de voor-genomen activiteit en in diverse relevante milieuaspecten. Tevens is vermeld in hoeverre deze leemten invloed hebben gehad op de effectbeschrijving en of zij van belang zijn bij de uiteindelijke besluitvorming. Daarbij is de volgende indeling gehanteerd:

(!) = belangrijk voor de besluitvorming;

(*) = minder belangrijk voor de besluitvorming;

(o) = niet of nauwelijks belangrijk voor de besluitvorming.

Mogelijke oorzaken van leemten in kennis en informatie kunnen zijn:

• het ontbreken van gebiedsinformatie;

• het ontbreken van voldoende detailinformatie over (onderdelen van) de voorgenomen activiteit,waardoor effectvoorspellingen slechts in algemene zin kunnen plaatsvinden;

• onvoldoende informatie omtrent ingreep-effectrelaties;

• onzekerheid omtrent autonome ontwikkelingen.

Wijze van planuitwerking

Zoals eerder in dit MER reeds is vermeld, zullen de diverse planonderdelen behorend tot de Gebiedsontwikkeling Perkpolder in de komende tijd stapsgewijs nader worden geconcreti-seerd en gedetailleerder worden uitgewerkt. Daarbij is sprake van verschillende initiatiefne-mers die elk verantwoordelijk zijn voor de uitwerking en detaillering van een afzonderlijk planonderdeel.

Een aantal planonderdelen uit de Gebiedsontwikkeling Perkpolder (buitendijkse natuur, ver-leggen waterkering, herprofilering N60) wordt in de vorm van een 'Design and Construct-contract' op de markt gebracht. Rijkswaterstaat geeft daarbij de randvoorwaarden voor het ontwerp en de uitvoering aan. Tijdens deze ontwerp- en uitvoeringsfase kan het ontwerp op een aantal punten nog wijzigen. Ten behoeve van de besluitvorming in het kader van de Wet op de waterkering zal bovendien nogmaals een milieueffectrapportage (Besluit-MER) moe-ten worden uitgevoerd.

Dergelijke aanpassingen en nadere detailleringen gelden ook bij de uitwerking van alle ande-re planonderdelen van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder, maar deze zullen altijd binnen de randvoorwaarden en begrenzingen van het nieuwe bestemmingsplan plaatsvinden.

Leemten en evaluatie

Bij onderstaande beschrijving van de thans nog aanwezige leemten in kennis en informatie voor de diverse milieuaspecten is tevens aangegeven in hoeverre deze ontbrekende informa-tie over de voorgenomen activiteit van invloed is op de besluitvorming.

Geologie, geomorfologie en bodem

Ten aanzien van de aspecten, geologie, geomorfologie en bodem is momenteel sprake van de volgende leemten in kennis en/of informatie:

• Nadere detaillering van de plannen leidt tot meer detailinformatie over de benodigde vergravingen en ophogingen, waardoor de exacte omvang van het grondverzet kan wor-den bepaald (*);

• Op dit moment is nog niet duidelijk waar het benodigde ophoogmateriaal vandaan komt en wat de kwaliteit van het toe te passen materiaal is (o);

• Er bestaat nog geen inzicht in de exacte ligging en grootte van de opening in de dijk ten behoeve van de buitendijkse natuurontwikkeling alsmede de gevolgen van de realisering van deze opening in de oostelijke dijk langs de Westerschelde voor de ter plaatse aanwe-zige bestaande schorren en slikken (o);

• Over de wijze waarop het geheel van slikken en schorren in het nieuwe buitendijkse na-tuurgebied tot stand zal komen, in welke verhouding en op welke termijn, bestaat thans geen inzicht (*);

Voor een meer gedetailleerd inzicht in de effecten op de morfologie in het plangebied, met name waar het gaat om waterbewegingen in het buitendijkse natuurgebied, de gevolgen daarvan voor het ontstaan van kreken en schorren en morfologische wijzigingen nabij de opening in de dijk langs de Westerschelde, wordt in opdracht van Rijkswaterstaat nog aan-vullend onderzoek uitgevoerd. De resultaten daarvan worden gebruikt bij het opstellen van het Programma van Eisen voor het vervolgtraject.

Grond- en oppervlaktewater

Wat betreft de aspecten grond- en oppervlaktewater zijn de volgende leemten in kennis of informatie geconstateerd:

• De effecten voor grond- en oppervlaktewatersysteem zijn op basis van het tot het heden uitgevoerde hydrologische onderzoek [134] alleen op hoofdlijnen te voorspellen. Voor meer detailinformatie moet aanvullend modelonderzoek plaatsvinden {o);

• De exacte wijziging van het oppervlaktewatersysteem, door de onttrekking van een aan-tal landbouwpolders aan het huidige gebruik, is nog niet doorgerekend aangezien deze wijzigingen nog niet exact bekend zijn (o);

• De vormgeving van het nieuwe afwateringssysteem, waarmee negatieve effecten voor de aangrenzende landbouwpolders worden tegengegaan, moet nog in detail worden ontwor-pen en doorgerekend (*);

• Er bestaat nog geen duidelijkheid over de exacte ligging en omvang van de opening in de dijk die nodig is om de buitendijkse natuurontwikkeling tot stand te brengen (*).

Nadat voor de diverse planonderdelen uit de Gebiedsontwikkeling Perkpolder het definitieve ontwerp is vastgesteld, moet het watersysteem hierop worden aangepast. De afvoer van alle polders zal moeten worden doorgerekend, bestaande waterlopen moeten worden aangepast en er zullen nieuwe waterlopen worden aangelegd. Ook zal, vanwege de toename van de verharde oppervlakte, eventueel aanvullende waterberging moeten worden gerealiseerd.

Regionale waterkeringen

In een pilot-onderzoek van het IPO en de Unie van Waterschappen [128] zijn varianten voor (de constructie van) de regionale waterkering genoemd. Ook zijn verschillende ontwerpnor-men onderzocht en zijn de effecten op de veiligheid in de verschillende compartiontwerpnor-menten voor diverse constructiewijzen in kaart gebracht. De exacte kosten, effecten op de veiligheid en de bijbehorende ontwerpnormen zijn nog niet bekend. Het is daarom niet duidelijk of de in het pilot-onderzoek genoemde varianten reëel en/of onderdeel van vigerend beleid zijn.

Leemten en evaluatie

Nader onderzoek kan mogelijk uitwijzen of één van de genoemde varianten (gecombineerde verhoogde aanleg van N60 met regionale waterkering) wellicht in een later stadium alsnog inpasbaar is in de Gebiedsontwikkeling Perkpolder. Hierdoor kan de landschappelijke bele-ving van het gebied toenemen. Vooralsnog is het Waterschap Zeeeuws-Vlaanderen niet van plan om het tracé van de N60 tussen de Mariadijk en Kloosterzande op te hogen en aan te merken als regionale waterkering.

Natuur

Ten aanzien van het milieuaspect natuur bestaan op dit moment de volgende leemten in ken-nis en/of informatie:

• De exacte wijze waarop de inrichting van de nieuwe binnen- en buitendijkse natuurge-bieden vorm zal krijgen, is nog niet bepaald (o);

• De provincie Zeeland moet nog een formele uitspraak doen over de resultaten van de Passende Beoordeling [100] voor het Natura 2000 gebied Westerschelde die voor dit pro-ject is uitgevoerd (!);

• Door de aanleg van bijna 100 ha nieuwe natuur en opwaardering van het bestaande land-schap (bosjes, houtwallen, waterpartijen) verbetert de situatie in het plangebied voor di-verse beschermde soorten flora en fauna. Hoe dit per soort echter precies zal gaan uit-werken is echter nog niet geheel duidelijk (o).

• Uit de Passende Beoordeling [100] komt naar voren dat verstoring door mensen veruit de belangrijkste verstoringsfactor is voor zeehonden en diverse vogels in de Westerschelde.

Om te voorkomen dat daarbij sprake is van significante negatieve effecten, is voorgesteld om een toegankelijkheidsregeling voor een groot aantal platen in de Westerschelde in te voeren. Een dergelijke regeling moet er zijn voordat de haven wordt geopend (!) Op grond van het flora- en faunaonderzoek is geconstateerd dat te zijner tijd, ten behoeve van het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet, nog enkele aanvullende veldinventarisaties naar beschermde soorten noodzakelijk zijn.

Landschap, cultuurhistorie en archeologie

Ten aanzien van de aspecten landschap, cultuurhistorie en archeologie gelden op dit moment de volgende leemten in kennis en/of informatie:

• Er moet bij de verdere uitwerking van de plannen nog duidelijkheid worden verschaft over de wijze waarop diverse te handhaven cultuurhistorisch waardevolle elementen in het plan worden ingepast (o);

• De thans voorliggende Haalbaarheidsstudie [89] en het daarin opgenomen schetsontwerp bieden een goed inzicht in de toekomstige landschappelijke kenmerken en structuur van het gebied, de stedenbouwkundige en landschappelijke uitstraling en de te realiseren beeldkwaliteit. Bij de nadere uitwerking van de diverse onderdelen zal de concrete invul-ling daarvan verder gestalte moeten krijgen (o);

• Uit archeologisch onderzoek van de Vrije Universiteit van Amsterdam [105, 106] is naar voren gekomen dat zich rond de Drogendijk-Stuiverstraat in Ossenisse mogelijk restan-ten bevinden van (randstructuren van) grafheuvels. Over de mogelijke omvang daarvan bestaat nog geen duidelijkheid (*).

De eventuele aanwezigheid van restanten van grafheuvels nabij de Drogendijk-Stuiverstraat in Ossenisse, gelegen net buiten het plangebied, zou zeer bijzonder zijn en mogelijk van in-vloed kunnen zijn in een groter gebied. Aanbevolen is om op deze locatie archeologisch ver-volgonderzoek (proefsleuven) uit te voeren. De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurland-schap en Monumenten (RACM) zal hiervoor naar verwachting het initiatief nemen.

Ruimtegebruik, infrastructuur en woon- en leefmilieu

Wat betreft overige milieuaspecten zijn de volgende leemten geconstateerd:

• Vanuit milieuoverwegingen gaat een zeer sterke voorkeur uit naar volledige afvoer van het materiaal dat vrijkomt bij de versmalling van de N60 (fundering, verharding). Hier-over bestaat echter nog geen zekerheid (*).

Leemten en evaluatie

In document MER Perkpolder (pagina 154-157)