• No results found

Bodem

In document MER Perkpolder (pagina 40-43)

De bodemopbouw in het plangebied is bepaald door de zee en de rivier de Schelde. Van Kloosterzande tot Perkpolder loopt een zand-zavelrug, die ook ten zuiden van Kloosterzande doorloopt. Westelijk en oostelijk van deze rug bevinden zich kleiafzettingen. De oude kreek-beddingen van zand zijn goed zichtbaar op de bodemkaart [109, 110] (zie figuur 4.3).

In het plangebied komen met name zeekleigronden voor. Op de hoger gelegen gebiedsdelen zijn dat lichte zavelgronden (Mn15A, Mn 12A) met een grondwatertrap VI. In de lager gele-gen delen komen zowel lichte (Mn35A) als zware kleigronden (Mn 45A) voor. De tertrap is hier eveneens VI. Bij grondwatertrap VI bevindt de gemiddeld hoogste grondwa-terstand (GHG) zich tussen de 0,40 m en 0,80 m beneden maaiveld; de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) bevindt zich dieper dan 1,20 m beneden maaiveld. De bovenge-noemde grondsoorten zijn bodemtypen die representatief zijn voor de polders in Oost Zeeuws-Vlaanderen.

Deze bodemgegevens laten zich tevens vertalen in een waterkansenkaart [99], waarin onder meer de zettingsgevoeligheid van de diverse bodemtypen is weergegeven (zie paragraaf 4.5).

De zettingsgevoeligheid van bodems is van belang bij het aanbrengen van een bovenbelas-ting in de vorm van ophogingen of weglichamen. Bij zetbovenbelas-tingsgevoelige bodems kunnen aan-zienlijke verzakkingen ontstaan van de bodem.

Huidige situatie en autonome ontwikkeling

Figuur 4.3 Bodemkaart {109, 110]

4.3.2 Milieukundige situatie

Binnen het plangebied zijn verschillende van bodemverontreiniging verdachte locaties aan-wezig. In de afgelopen jaren is op een drietal plaatsen milieukundig bodemonderzoek uitge-voerd [122], te weten ter plaatse van Noordstraat 5-7 te Walsoorden en de locatie Zeedijk 9 in Perkpolder. Het bodemonderzoek in de Noordstraat is uitgevoerd in verband met de aan-vraag van een bouwvergunning. De bodemonderzoeken aan de Zeedijk zijn uitgevoerd in verband met de verwijdering van een ondergrondse opslagtank en de uitbreiding van de cam-ping op het genoemde adres. De grond en het grondwater aan de Noordstraat zijn licht ver-ontreinigd met zware metalen. Ter plaatse van de Zeedijk is in het grondwater een lichte verontreiniging met xylenen aanwezig. In de grond zijn geen verontreinigingen aangetroffen.

Ter plaatse van de voormalige ondergrondse opslagtank is in de ondergrond een lichte ver-ontreiniging met minerale olie aangetoond. De uitgevoerde onderzoeken hebben betrekking op zeer kleine oppervlakten binnen het plangebied. In geen van deze onderzoeken zijn sterke verontreinigingen aangetoond. Uit een aanvullende inventarisatie die in 2007 door Hasko-ning is uitgevoerd [130], blijkt dat ter plaatse van Parallelweg 4 mogelijk een bovengrondse brandstoftank aanwezig is of is geweest. Verdere informatie is niet bekend. De Gemeente Hulst heeft aangegeven dat binnen het plangebied geen sprake is van verhoogde achter-grondgehalten. Evenmin zijn in het plangebied voormalige stortplaatsen aanwezig [123].

Een aantal landbouwpercelen in het plangebied is in gebruik (geweest) als boomgaard. Deze percelen zijn mogelijk in beperkte mate verontreinigd met bestrijdingsmiddelen. Over het algemeen kan worden gesteld dat alleen in voormalige boomgaarden die als zodanig in ge-bruik waren in de periode 1940 t/m 1980 sprake is van eventuele verhoogde gehalten aan chemische bestrijdingsmiddelen. Wanneer bestrijdingsmiddelen in verhoogde gehalten voor-komen, kan dit gevolgen hebben voor de toepasbaarheid van de grond voor bepaalde ge-bruiksfuncties (o.a. wonen, natuur).

De voormalige veerhaven van Perkpolder verdient specifieke aandacht wat betreft mogelijke verontreinigingen. Op een aantal plaatsen binnen de veerhaven is in het verleden milieukun-dig onderzoek uitgevoerd [114, 115, 116], namelijk op het voormalige opslagterrein, de noodcentrale en het buspleintje. Onderstaand worden de resultaten daarvan toegelicht.

Huidige situatie en autonome ontwikkeling

Beschikbare onderzoeksgegevens veerplein

Uit de bodemonderzoeken voor de onderzochte locaties op het veerplein zijn de volgende conclusies getrokken (zie ook figuur 4.4):

• Opslagterrein [114]: De boven- en ondergrond zijn licht verontreinigd met PAK. In één grondmonster wordt de tussenwaarde voor nader bodemonderzoek overschreden. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen aangetoond met arseen, cyanide totaal en mine-rale olie. Bij de uitvoering van grondverzet kan deze grond niet als schone grond worden beschouwd. Nader onderzoek is nodig om de mate van verontreiniging vast te stellen.

• Noodcentrale [115]: Gezien de activiteiten die hier in het verleden zijn uitgevoerd werd verwacht dat de locatie ter plaatse mogelijk verontreinigd zou zijn met minerale olie. Mi-nerale olie is in de grond en het grondwater echter niet aangetroffen. Wel is in het grondwater een lichte verontreiniging met arseen aangetoond.

• Buspleintje [116]: In de bovengrond is een lichte verontreiniging aangetoond met koper, nikkel, zink, PAK en minerale olie. In de ondergrond en het grondwater zijn geen ver-hoogde gehalten aangetroffen. Bij de uitvoering van grondverzet kan de bovengrond op deze locatie niet als schone grond worden beschouwd.

Figuur 4.4 Resultaten onderzoek grond en grondwater [130]

Resultaten bodemonderzoek grond Resultaten bodemonderzoek grondwater

Met uitzondering van het PSD-gebouw is in de op het Veerplein aanwezige gebouwen geen asbest verwerkt. Verontreiniging van de bodem met asbest is dan ook niet aannemelijk.

Benodigd aanvullend onderzoek

Uit het voorgaande blijkt dat op het voormalige veerhaventerrein op een aantal locaties lichte verontreinigingen zijn aangetroffen. Voordat op het genoemde opslagterrein grondverzet kan plaatsvinden dient aanvullend milieukundig bodemonderzoek te worden uitgevoerd. De hier aanwezige verontreiniging betreft mogelijk een ernstig geval van bodemverontreiniging.

Huidige situatie en autonome ontwikkeling

Tot op heden is slechts een klein deel van het veerhaventerrein onderzocht. Het kan niet worden uitgesloten dat op het terrein meer bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Er is ech-ter op dit moment niet meer bodeminformatie beschikbaar. Bij wijziging van de gebruiks-functie van het voormalige veerplein dient een milieukundig bodemonderzoek te worden uitgevoerd conform NEN 5740. Door middel van een dergelijk onderzoek wordt de kwaliteit van de bodem vastgelegd zoals die is achtergebleven na beëindiging van de activiteiten op het veerplein. Tevens dient in dit onderzoek de eerder aangetoonde verontreiniging met PAK ter plaatse van het opslagterrein te worden onderzocht. Uitvoering van dit bodemonderzoek is door Rijkswaterstaat Zeeland ingepland. De resultaten zijn nog niet beschikbaar.

Bij grondverzet binnen het plangebied zijn de Bodemkwaliteitskaart Zeeuwsch-Vlaanderen [112], de Bodemkwaliteitskaart en het Bodembeheerplan voor Wegbermen [113] in de Pro-vincie Zeeland en het nieuwe Besluit Bodemkwaliteit (dat naar verwachting in december 2007 van kracht wordt) van toepassing. Voor de gronden die momenteel vallen onder het agrarisch buitengebied wordt gesteld dat de bovengrond in het gebied vrij toepasbaar is in de bovengrond (0,0 tot 0,5 m -mv) van het projectgebied. Grond afkomstig uit de ondergrond (0,5 tot 2,0 m -mv) is vrij toepasbaar binnen het plangebied [130].

Voor de overige locaties en de diepere ondergrond kan met behulp van onderzoek conform de NEN 5740 worden aangetoond op welke wijze vrijkomende grond toepasbaar is.

In 2002 is door Rijkswaterstaat waterbodemonderzoek uitgevoerd in de bestaande Veerha-ven. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de rapportage van Haskoning [130].

Uit de toetsing blijkt dat geen van de waarden de normen van de CTT (Chemie Toxiciteit Toets) overschrijdt.

4.4 Grondwater

In document MER Perkpolder (pagina 40-43)