• No results found

Samenvattend: achtergronden, omstandigheden en gevolgen van huiselijk geweld in een onderzoeksgroep uit de algemene

In document Daders van huiselijk geweld (pagina 108-114)

Achtergronden, omstandigheden en gevolgen van huiselijk geweld

5.8 Samenvattend: achtergronden, omstandigheden en gevolgen van huiselijk geweld in een onderzoeksgroep uit de algemene

bevolking

In dit hoofdstuk zijn de achtergronden en omstandigheden van het hui-selijk geweld beschreven zoals hier door daders over is gerapporteerd. Daarnaast is daders gevraagd welke gevolgen het huiselijk geweld – in meerdere opzichten – heeft gehad en is beschreven in hoeverre daders van huiselijk geweld met anderen over het gebeurde hebben gesproken en welk deel van hen hulp van een officiële instantie heeft gekregen.

108Daders van huiselijk geweld

Het is weinig opmerkelijk dat daders van huiselijk geweld zeggen door-gaans met het slachtoffer in hetzelfde huis te hebben gewoond ten tijde van het geweld en aangeven dat het geweld zich over het algemeen ook in het eigen huis afspeelde. Ongeveer 20% van de plegers van huiselijk geweld zegt dat minderjarige kinderen (wel eens) aanwezig zijn geweest bij het geweld en ongeveer een kwart geeft aan dat andere familieleden aanwezig waren bij de incidenten van huiselijk geweld. Wat dit betreft verschillen plegers van incidenteel lichamelijk geweld en structureel geweld niet significant van elkaar, maar wanneer het geweld een struc-tureel karakter heeft is de kans wel groter dat een ander persoon uit de huiselijke kring hier (wel eens) getuige van is geweest (dat wil zeggen, aanwezig was).

Opmerkelijk genoeg lijkt middelengebruik geen belangrijke rol te spelen in de incidenten van huiselijk geweld waar de onderzoeksgroep in het onder-havige onderzoek over rapporteerde. In de internationale literatuur wordt veelvuldig gerapporteerd over de belangrijke rol van middelengebruik bij incidenten van huiselijk geweld (zie bijvoorbeeld Caetano, Schafer, & Cunradi, 2001; Kaufman Kantor & Straus, 1989; O’Farrell, Van Hutton, & Murphy, 1999). De groepen plegers van huiselijk geweld in het onderha-vige onderzoek zeggen daarentegen in meerderheid dat noch zijzelf noch het slachtoffer tijdens de incidenten onder invloed waren van alcohol, drugs of medicijnen. Eigen alcohol- of druggebruik wordt dan ook vrijwel niet genoemd als aanleiding voor het huiselijk geweld. Die is daarentegen volgens de respondenten in veel gevallen gelegen in ruzie tussen dader en slachtoffer en, vooral voor plegers van incidenteel lichamelijk geweld, in een belediging of kwetsing door het slachtoffer. Daarnaast speelt vermoeidheid en eigen stress bij de pleger in veel gevallen een rol. Ruzies gaan doorgaans over geld, de relatie tussen dader en slachtoffer, vreemd-gaan, de familie of de opvoeding van de kinderen. Ook noemen daders vaak dat ruzies om kleinigheden, ‘nergens over’ of over van alles en nog wat gaan.

Over het algemeen lijkt het huiselijk geweld, in de perceptie van de plegers, weinig directe gevolgen in termen van letsel, absentie of politie-ingrijpen te hebben. Slechts een minderheid van de daders zegt dat het slachtoffer wel eens letsel heeft opgelopen en van de slachtoffers die letsel opliepen, heeft slechts een klein deel medische hulp gekregen. Op basis van dit onderzoek kan niet worden nagegaan in hoeverre slachtoffers die geen medische hulp kregen, dit objectief gezien wel nodig hadden, maar op basis van de antwoorden van de daders lijkt het letsel zich doorgaans te hebben beperkt tot letsel waar geen medische hulp voor nodig is, zoals schaafwonden en blauwe plekken. Toch is het kleine percentage slacht-offers dat letsel opliep opmerkelijk te noemen. Gezien het soort geweld waar de plegers over rapporteerden, had wellicht een hoger percentage verwacht kunnen worden en het is de vraag of hier geen sprake van onder-rapportage zou kunnen zijn. Omdat in het kader van dit onderzoek

uitslui-109

Achtergronden, omstandigheden en gevolgen van huiselijk geweld

tend daders zijn bevraagd, kunnen hier geen uitspraken over worden gedaan en is de enige conclusie die kan worden getrokken dat 8% van de plegers van huiselijk geweld dusdanig agressief gedrag vertoont dat het slachtoffer letsel oploopt.

Doorgaans is het huiselijk geweld voor de plegers noch voor de slachtof-fers (voor zover de plegers weten of willen zeggen) aanleiding geweest om thuis te blijven van werk of opleiding terwijl men daar wel naartoe had gemoeten. Vier tot vijf procent van de daders geeft aan dat het slachtoffer wel eens thuis is gebleven van school respectievelijk werk. Ongeveer één op de vijf daders zegt daarentegen zelf wel eens één of meerdere dagen thuis te zijn gebleven van zijn of haar werk en ongeveer één op de tien zegt thuis te zijn gebleven van school. Wanneer rekening wordt gehouden met daders die zeggen te zijn thuisgebleven van zowel school als van hun werk, blijkt dat in totaal 15% van de plegers van huiselijk geweld aangeeft wel eens thuis te zijn gebleven van werk of opleiding terwijl zij daar wel heen moesten. Het is niet bekend waar de hogere absentie onder daders mee samenhangt; het kan duiden op eigen slachtofferschap, maar kan ook te maken hebben met het optreden van de politie naar aanleiding van het geweld. In totaal komt één op de tien daders van huiselijk geweld naar aanleiding van het geweld in aanraking met de politie. Binnen de groep plegers van structureel geweld gebeurt dit bij twee keer zoveel daders als binnen de groep plegers van incidenteel lichamelijk geweld, maar dit verschil is niet significant. Krijgt al slechts een klein deel van de plegers van huiselijk geweld te maken met de politie, het komt zelden tot strafrechtelijke vervolging. Van alle daders die aangeven naar aanleiding van het geweld in aanraking te zijn geweest met de politie, zeggen slechts twee respondenten hiervoor te zijn vervolgd. Uiteindelijk is één van hen veroordeeld, de zaak van de andere dader werd geseponeerd. Niet alle respondenten komen overigens als dader in aanraking met de politie; een deel van de respondenten geeft aan zelf aangifte te hebben gedaan. Het ligt misschien voor de hand om te verwachten dat het hierbij vaker om vrouwen dan om mannen gaat, maar dit blijkt niet het geval te zijn. De aantallen daders waar het om gaat zijn erg klein, maar verhoudingsgewijs zeggen zelfs iets meer mannen dan vrouwen zelf aangifte of melding van het geweld te hebben gedaan.

Hoewel de gevolgen in termen van letsel voor het slachtoffer, absentie van school en werk en contact met de politie zoals gerapporteerd door de plegers van huiselijk geweld beperkt lijken te zijn, wil dit niet zeggen dat daders helemaal niet aangeven gevolgen van het geweld te hebben onder-vonden. Dit geldt weliswaar voor de helft van alle daders – zij zeggen dat het geweld geen noemenswaardige gevolgen heeft gehad – maar bijna één op de vijf daders zegt dat de relatie met hun partner naar aanleiding van het geweld is verbroken, 18% zegt neerslachtig te zijn geworden en een vrijwel even grote groep (16%) zegt naar aanleiding van het geweld nega-tiever over zichzelf te zijn gaan denken.

110Daders van huiselijk geweld

Grofweg de helft van de plegers van huiselijk geweld geeft aan wel eens met iemand over het huiselijk geweld te hebben gesproken. Zij spraken hier voornamelijk met familie, vrienden en mensen op internet over, terwijl ook de (ex-)partner door een groot aantal mensen wordt genoemd. De belangrijkste reden om met anderen over het huiselijk geweld te spreken, is het feit dat de situatie plegers van huiselijk geweld dwars zat en ze een luisterend oor zochten. Een groot aantal respondenten geeft daarnaast aan dat ze de situatie wilden veranderen en daar hulp bij nodig hadden. Slechts een minderheid van de plegers die met anderen over het geweld spraken, geeft aan dat dit hun helemaal niets opleverde. De meesten zeggen daarentegen dat het hen opluchtte om hun verhaal kwijt te kunnen en ongeveer de helft van de respondenten die met anderen spraken en die zeiden dat het hun wat opleverde, heeft goed advies gekre-gen. Van de daders voor wie het praten met anderen niets opleverde, zegt ongeveer een derde zich niet serieus genomen te hebben gevoeld. Van de daders van huiselijk geweld die met anderen over het geweld spraken, zegt overigens slechts een minderheid een vorm van formele hulpverlening te hebben gekregen. De daders die wel met anderen over het geweld spraken, maar die geen hulp van een officiële instantie hebben gehad, geven in meerderheid aan dit ook niet te hebben gewild. Slechts een kleine groep respondenten had liever wel hulp van een officiële instantie gekregen. Ongeveer de helft van de plegers van huiselijk geweld heeft hier met niemand over gesproken. Aan hen is gevraagd wat hun overwegingen waren om dit niet te doen en of zij zich situaties kunnen voorstellen waarin ze wel met iemand over het geweld zouden praten. De belangrijk-ste reden om er niet met anderen over te praten is de overtuiging (van de dader) dat het probleem inmiddels is opgelost. Bijna de helft van de plegers van incidenteel lichamelijk geweld geeft daarnaast aan dat het per ongeluk gebeurde en dat ze het daarom niet nodig vonden om met anderen over het gebeurde te praten. Dit is daarentegen voor een veel klei-ner deel van de plegers van structureel geweld een reden om er niet met anderen te praten. Voor hen is schaamte over het eigen gedrag een veel-genoemde reden, terwijl er vrijwel geen daders van incidenteel lichamelijk geweld zijn die vanwege schaamte niet met anderen zeggen te hebben gepraat.

Zoals in de inleiding van de voorgaande paragraaf al werd geconstateerd, bestaan er meer overeenkomsten tussen mannelijke en vrouwelijke plegers van huiselijk geweld dan dat er verschillen zijn. De verschillen die er bestaan, zijn bovendien in termen van effectgrootte over het alge-meen vrij beperkt van omvang. Wat wel opvalt is dat vrouwen vaker dan mannen aangeven dat de aanleiding voor het huiselijk geweld een bele-diging of kwetsing door het slachtoffer was en dat mannen wat vaker dan vrouwen rapporteren dat het geweld gebeurde omdat zij onder invloed van alcohol of drugs waren. Grotere verschillen doen zich echter vrijwel

111

Achtergronden, omstandigheden en gevolgen van huiselijk geweld

uitsluitend binnen de dadergroepen voor. Zo zijn de paar verschillen die bestaan tussen mannelijke en vrouwelijke plegers van incidenteel licha-melijk geweld elk praktisch middelgroot – meer vrouwen dan mannen hebben hun slachtoffer gebeten, geschopt of geslagen, meer vrouwen dan mannen waren niet onder invloed van verdovende middelen en meer mannen dan vrouwen zeggen door het geweld geen contact meer te hebben met het slachtoffer. Daarnaast is er een aanzienlijk verschil binnen de groep plegers van structureel geweld tussen mannen en vrou-wen met betrekking tot de aanleiding van het geweld (vrouvrou-wen zeggen vaker dan mannen dat het slachtoffer hen beledigde), de mate waarin daders aangeven dat het praten met anderen hen opluchtte (beduidend meer vrouwen dan mannen geven aan dat het praten met anderen voor opluchting zorgde) en het aandeel daders dat zegt door het praten met anderen heeft geleerd anders te reageren. Mannen zeggen vaker dat dit het geval is dan vrouwen. In de totale groep daders is dit het enige verschil tussen mannelijke en vrouwelijke plegers van huiselijk geweld dat relatief groot is.

Deel 2

Kenmerken van daders van huiselijk

In document Daders van huiselijk geweld (pagina 108-114)