• No results found

Plegers van evident psychisch geweld

In document Daders van huiselijk geweld (pagina 103-108)

Achtergronden, omstandigheden en gevolgen van huiselijk geweld

5.6 Plegers van evident psychisch geweld

Naast plegers van incidenteel lichamelijk geweld en plegers van structu-reel geweld, kon in de onderzoeksgroep die de dadervragenlijst invulde, een groep plegers van incidenteel psychisch geweld worden onderschei-den. Zoals in hoofdstuk 4 is beschreven, gaat het in de meeste gevallen te ver om deze respondenten werkelijk als pleger van huiselijk geweld te beschouwen, maar bestaat er binnen deze groep een klein groepje plegers van ingrijpender psychisch geweld. Dit groepje van 22 respondenten lijkt voor een deel te bestaan uit mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan stalking. De vormen van geweld die door de 22 plegers van evident psychisch geweld zijn gerapporteerd en die in hoofdstuk 4 zijn besproken, wijzen daarop, maar ook het feit dat een derde van de respondenten uit deze groep aangeeft in ieder geval tijdens een deel van de periode waarin het huiselijk geweld plaatsvond niet (meer) met het slachtoffer in hetzelfde huis te hebben gewoond. Daarnaast rapporteert een aantal responden-ten (vier van de 22) dat er bekenden van buiresponden-ten de huiselijke kring bij het geweld aanwezig zijn geweest, wat lijkt te suggereren dat een deel van de voorvallen zich buiten de beslotenheid van de privésfeer afspeelde. Tot slot noemt bijna een derde deel van de groep (het vermoeden van) vreemdgaan van het slachtoffer als aanleiding voor het geweld. Hoewel dit niet in de data kan worden nagegaan, zou kunnen worden verondersteld dat een dergelijk vermoeden aanleiding zou kunnen zijn om de partner voortdurend in de gaten te gaan houden. Het wordt in ieder geval door plegers van incidenteel lichamelijk geweld en structureel geweld veel min-der vaak genoemd als aanleiding voor het geweld. Tegelijkertijd noemt de groep plegers van evident psychisch geweld echter net als de twee andere

103

Achtergronden, omstandigheden en gevolgen van huiselijk geweld

dadergroepen het vaakst als aanleiding voor het geweld dat ze ruzie met het slachtoffer hadden en dat het slachtoffer hen beledigde of kwetste; beide aanleidingen worden door de helft van de plegers van evident psy-chisch geweld genoemd. Tot slot geeft een derde van deze groep eigen stress als reden voor het geweld.

Het spreekt voor zich dat deze groep plegers van huiselijk geweld nooit lichamelijk letsel bij het slachtoffer heeft veroorzaakt en vrijwel niemand rapporteert dat het slachtoffer ooit vanwege het huiselijk geweld thuis is gebleven van werk of school terwijl hij of zij daar wel naartoe moest. Vier plegers van evident psychisch geweld zeggen daarentegen zelf wel eens thuis te zijn gebleven van hun werk of opleiding terwijl zij daar naar-toe hadden gemoeten. Voor zover het gegeven het kleine aantal plegers van evident psychisch geweld überhaupt mogelijk is om vergelijkingen te maken met de twee andere dadergroepen, valt op dat een groter deel van de plegers van evident psychisch geweld lijkt aan te geven dat het geweld negatieve gevolgen heeft gehad: 15 van de 22 plegers van evident psychisch geweld zegt dat dit het geval is. Dit komt overeen met bijna 70% van deze groep terwijl in de twee andere groepen respectievelijk de helft en 40% gevolgen van het geweld rapporteert. De plegers van evident psychisch geweld rapporteren voornamelijk dat zij en hun partner uit elkaar zijn gegaan, dat ze er neerslachtig van werden en dat ze negatiever over zichzelf zijn gaan denken.

Ook de plegers van evident psychisch geweld spraken in meerderheid met iemand over het huiselijk geweld (15 van de 22 respondenten). Net als de daders uit de twee andere dadergroepen spraken de meeste plegers van evident psychisch geweld met hun familie, vrienden of mensen op inter-net over het geweld. Zeven plegers van evident psychisch geweld zeiden (ook) met hun partner of ex-partner over het gebeurde te hebben gespro-ken en zes mensen hadden contact met een hulpverlener. Vrijwel iedereen die met anderen over het geweld sprak, zei dit te hebben gedaan omdat de situatie hun dwars zat en ze een luisterend oor zochten. Vier van de respondenten die met anderen over het geweld hebben gesproken, hebben ook een vorm van formele hulpverlening ontvangen terwijl een vijfde respondent dit niet heeft gehad maar wel had gewild. De overige daders die met anderen over het evident psychisch geweld spraken, hadden geen behoefte aan hulpverlening. Dit beeld wijkt niet of nauwelijks af van de antwoorden van de plegers van incidenteel lichamelijk geweld en structu-reel geweld. Tot slot zegt slechts één van de plegers van evident psychisch geweld naar aanleiding van het geweld met de politie in aanraking te zijn geweest. Dit lijkt een kleiner aandeel dan in de groepen plegers van inci-denteel lichamelijk geweld en structureel geweld, maar of dat werkelijk het geval is, valt vanwege de zeer beperkte omvang van de groep plegers van evident psychisch geweld niet te zeggen.

104Daders van huiselijk geweld

5.7 Verschillen tussen mannen en vrouwen

Om na te gaan in hoeverre mannelijke en vrouwelijke plegers van huiselijk geweld van elkaar verschillen, zijn vergelijkingen uitgevoerd met betrek-king tot de kenmerken en achtergrondvariabelen die in dit hoofdstuk zijn beschreven op basis van alle plegers van huiselijk geweld (plegers van evident psychisch, structureel en incidenteel lichamelijk geweld samen). Bij voldoende grote onderzoeksaantallen is daarnaast binnen de groepen plegers van structureel geweld en incidenteel lichamelijk geweld een ver-gelijking gemaakt tussen mannen en vrouwen. Omdat het om een groot aantal vergelijkingen gaat, zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen, net als in de rest van dit hoofdstuk, getoetst tegen α = 0,01.

De belangrijkste conclusie die op basis van de resultaten van deze analy-ses kan worden getrokken is dat er vooral veel overeenkomsten bestaan tussen mannen en vrouwen. Over het algemeen rapporteren vrouwen en mannen – zowel in de totale groep als in de groepen plegers van incidenteel lichamelijk geweld en structureel geweld – in dezelfde mate zich schuldig te hebben gemaakt aan de 21 verschillende vormen van huiselijk geweld. In de totale groep bestaan er slechts drie significante verschillen (zie tabel 38 waarin wordt weergegeven met betrekking tot welke kenmerken mannen en vrouwen significant van elkaar verschil-len). Ten eerste hebben vrouwen vaker dan mannen gedreigd de relatie te verbreken. Voorts zeggen mannen vaker dan vrouwen dat ze het slachtof-fer op een pijnlijke of angstaanjagende manier hebben geduwd of vast hebben gegrepen. Vrouwen zeggen op hun beurt weer vaker dat ze het slachtoffer hebben geslagen, geschopt, gebeten of gestompt. Er bestaan dus geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen in de mate waarin zij bijvoorbeeld aangeven een voorwerp naar het slachtoffer te hebben gegooid of hebben gedreigd het slachtoffer pijn te zullen doen. Ook met betrekking tot vormen van geweld zoals het voortdurend in de gaten houden, het verbieden met anderen af te spreken of te praten of het bespotten en kleineren van het slachtoffer, rapporteren mannelijke en vrouwelijke daders in gelijke mate zich hieraan schuldig te hebben gemaakt. In de groep plegers van incidenteel lichamelijk geweld rappor-teren vrouwen vaker dan mannen dat ze het slachtoffer hebben geslagen, geschopt, gebeten of gestompt. Binnen de groep plegers van structureel geweld zeggen mannen vaker dat ze zich schuldig hebben gemaakt aan een andere vorm van psychisch geweld dan de vormen die expliciet genoemd werden en rapporteren mannen eveneens vaker dan vrouwelijke daders het slachtoffer te hebben geduwd of vastgegrepen.

Er bestaan geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen met betrekking tot het aandeel daders dat zegt dat het slachtoffer wel eens onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen was. Vrouwelijke daders zeggen daarentegen wel vaker dan mannelijke daders dat ze zelf

105

Achtergronden, omstandigheden en gevolgen van huiselijk geweld

overeenstemming hiermee geven mannen dan ook vaker dan vrouwen aan dat de aanleiding van het huiselijk geweld lag in het feit dat zij onder invloed van alcohol of drugs waren. Vrouwen zeggen op hun beurt vaker dat de aanleiding was dat ze zich beledigd of gekwetst voelden door het slachtoffer (dit gold met name voor plegers van structureel geweld). Met betrekking tot andere aanleidingen voor het huiselijk geweld, zoals agres-sie van het slachtoffer, pogingen van het slachtoffer om het leven van de dader te controleren of vermoedens van ontrouw, bestaan geen signifi-cante verschillen tussen mannen en vrouwen (zowel in de totale groep als in de twee dadergroepen niet).

Evenveel mannen als vrouwen zeggen voorts dat het slachtoffer wel eens letsel heeft opgelopen (respectievelijk 7,2% en 7,6%). Ook in de groe-pen plegers van incidenteel lichamelijk geweld en structureel geweld bestaan wat dit betreft geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen en er bestaan evenmin significante verschillen met betrekking tot de vraag of zijzelf of het slachtoffer wel eens thuis zijn gebleven van school of werk. Meer vrouwen dan mannen hebben naar aanleiding van het hui selijk geweld dat zij pleegden tegen het slachtoffer over wie ze de vragenlijst invulden, wel eens contact gehad met de politie (17,0% respec-tievelijk 10,6%). Naar verhouding zeggen zelfs iets meer mannen dan vrouwen zelf aangifte of melding van het geweld te hebben gedaan en dus als slachtoffer contact met de politie te hebben gehad. Het gaat echter om zeer kleine aantallen respondenten en het verschil met betrekking tot het aandeel mannen en vrouwen dat naar aanleiding van het huiselijk geweld in aanraking is gekomen met de politie, is niet significant. Ook in de twee dadergroepen bestaan geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen met betrekking tot het aandeel daders dat vanwege huiselijk geweld met de politie in aanraking kwam.

Met betrekking tot de gevolgen die het huiselijk geweld heeft gehad, geven vrouwen en mannen vrijwel vergelijkbare antwoorden. In de totale groep plegers van huiselijk geweld lijken mannen iets vaker te zeggen dat het geweld geen noemenswaardige gevolgen had en rapporteren vrouwen iets vaker negatieve gevolgen in termen van emotioneel welzijn, maar er bestaan geen significante verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke daders. Alleen in de groep plegers van incidenteel lichamelijk doet zich een significant verschil voor tussen mannen en vrouwen: in deze groep zeggen mannelijke daders vaker dat ze door het geweld geen contact meer hebben met het slachtoffer over wie ze de vragenlijst invulden. Over het geheel genomen kan evenwel worden geconcludeerd dat de gepercipieerde gevolgen voor mannelijke en vrouwelijke plegers van huiselijk geweld vergelijkbaar zijn.

106Daders van huiselijk geweld

Tabel 38 Significante verschillen tussen mannen en vrouwen in de totale groep daders en in de groepen plegers van incidenteel lichamelijk geweld en structureel geweld

Mannen Vrouwen Χ2 pa V Totale groep daders N=125 N=171

(Ex-)partner of (ex-)echtgenote dreigen de

relatie te verbreken 29,6 45,6 7,80 0,01 0,16 Iemand op pijnlijke of angstaanjagende wijze

duwen of grijpen, de arm omdraaien, aan het

haar trekken 39,2 21,6 10,81 0,00 0,19

Iemand slaan, schoppen, bijten of stompen 42,4 59,6 8,61 0,00 0,17 Zelf nooit onder invloed geweest tijdens

geweld 75,2 89,5 10,65 0,00 0,19

Aanleiding van geweld was dat dader onder

invloed was 9,6 2,3 7,45 0,01 0,16

Aanleiding van geweld was belediging of

kwetsing door slachtoffer 32,8 50,9 9,62 0,00 0,18 Dader praatte met familie of vrienden over het

geweldb 35,5 51,5 7,36 0,01 0,16

Door het praten met anderen leerde de dader

hoe hij of zij anders kan reagerenb 57,7 28,6 11,38 0,00 0,29 De dader kreeg goed advies van degene met

wie hij/zij over het geweld sprakb 69,2 46,4 6,75 0,01 0,22 Plegers van incidenteel lichamelijk geweld N=47 N=52

Iemand slaan, schoppen, bijten of stompen 44,7 73,1 8,27 0,00 0,29 Zelf nooit onder invloed geweest tijdens

geweld 74,5 94,2 7,50 0,01 0,28

Door het geweld heeft de dader geen contact

meer met het slachtoffer 19,2 2,1 7,31 0,01 0,27 Plegers van structureel geweld N=69 N=106

Een andere vorm van psychisch geweld

gepleegd tegen slachtoffer 30,4 14,2 6,78 0,01 0,20 Iemand op pijnlijke of angstaanjagende wijze

duwen of grijpen, de arm omdraaien, aan het

haar trekken 43,5 23,6 7,68 0,01 0,21

Aanleiding van geweld was belediging of

kwetsing door slachtoffer 18,8 49,1 16,34 0,00 0,31 Het praten met anderen luchtte opb 51,9 86,5 11,31 0,00 0,38 Door het praten met anderen leerde de dader

hoe hij of zij anders kan reagerenb 63,0 25,0 10,87 0,00 0,37 a Alle vermelde p-waardes zijn kleiner dan 0,01. Afronding van drie naar twee decimalen leidt tot

een aantal p-waardes in de tabel van 0,01.

b De onderzoeksaantallen liggen bij deze kenmerken lager dan de in de tabel vermelde aantallen omdat deze percentages worden berekend over daders die met anderen spraken c.q. aangaven dat het praten met anderen hun wat opleverde.

107

Achtergronden, omstandigheden en gevolgen van huiselijk geweld

Vrouwelijke daders praten iets vaker dan mannen met anderen over het geweld (55,6% respectievelijk 48,0%), maar dit verschil is niet significant. Vrouwen praten wel significant vaker met familie of vrienden over het geweld dan mannen, maar binnen de dadergroepen bestaan geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft de vraag of, en zo ja met wie de dader over het huiselijk geweld sprak. Mannen en vrouwen rapporteren daarnaast dezelfde redenen te hebben gehad om met anderen over het huiselijk geweld te praten. Vrouwen zeggen weliswaar wat vaker dan mannen dat ze gewend zijn om met anderen te praten over dingen die hun dwars zitten, maar dit verschil is opnieuw niet significant. Daarnaast geven mannen en vrouwen in vergelijkbare mate aan dat het praten met anderen hun iets heeft opgeleverd, maar mannen zeggen wat dit betreft wel significant vaker dan vrouwen dat ze goed advies hebben gekregen en dat ze ervan hebben geleerd hoe ze anders kunnen reageren. Ook in de groep plegers van structureel geweld zeggen mannen significant vaker dan vrouwen dat ze door het praten met ande-ren hebben geleerd hoe ze op een andere manier kunnen reageande-ren, terwijl vrouwen in die groep significant vaker zeggen dat het hen opluchtte om erover te praten. Binnen de groep plegers van incidenteel lichamelijk geweld bestaan daarentegen geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen.

Het aandeel mannelijke daders dat met anderen over het huiselijk geweld sprak en dat hulp van een officiële instantie ontving, is vrijwel even groot als het aandeel vrouwen dat formele hulp kreeg (26,7% respectievelijk 22,1%) en ook binnen de groepen plegers van incidenteel lichamelijk geweld en structureel lichamelijk geweld bestaan geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen. Het aantal daders dat formele hulp ontving, was te klein om na te kunnen gaan of er verschillen tussen mannen en vrouwen bestonden in de duur en vorm van de hulpverlening. Tot slot onderschrijven mannen en vrouwen die niet met anderen over het huiselijk geweld spraken, in vergelijkbare mate de verschillende redenen om dit niet te doen. Bovendien zeiden vergelijkbare percentages mannen en vrouwen nooit met anderen over het geweld te zullen praten.

5.8 Samenvattend: achtergronden, omstandigheden en gevolgen

In document Daders van huiselijk geweld (pagina 103-108)