• No results found

Afname van de dadervragenlijst

In document Daders van huiselijk geweld (pagina 59-64)

Methoden van onderzoek onder daders van huiselijk geweld in de algemene

3.2 Afname van de dadervragenlijst

De screeningsvragenlijst vroeg respondenten uitsluitend welke vormen van geweld zij wel eens hadden gebruikt en, als dat in de voorgaande vijf jaar was gebeurd, tegen wie zij dit hadden gedaan. Met een tweede vragen lijst, de dadervragenlijst, zijn kenmerken van plegers van huiselijk geweld in kaart gebracht en is nagegaan wat de achtergronden van de incidenten van huiselijk geweld waren vanuit het perspectief van de daders. Deze vragenlijst, die in bijlage 3 is opgenomen, is op basis van de onderzoeksvragen en op basis van literatuur en bestaande vragenlijsten opgesteld en werd – opnieuw via het online access panel van Intomart – voorgelegd aan mensen die in de screeningsvragenlijst aangaven zich in

59

Methoden van onderzoek onder daders van huiselijk geweld in de algemene bevolking

de voorgaande vijf jaar wel eens schuldig te hebben gemaakt aan geweld tegen iemand uit de huiselijke kring. Het werd niet haalbaar geacht om respondenten die meer dan één slachtoffer zeiden te hebben gemaakt, voor elk van deze slachtoffers de vragen naar de achtergronden van het huiselijk geweld te laten beantwoorden. Om deze reden moest het bij het stellen van de vragen naar de achtergronden van het huiselijk geweld duidelijk zijn waar de vragen betrekking op hadden. Wanneer een respon-dent aangaf tegen één persoon uit de huiselijke kring geweld te hebben gebruikt, was dit eenvoudig; de rest van de vragenlijst had betrekking op het geweld dat tegen deze persoon was gepleegd en op de relatie die de respondent met deze persoon had. Wanneer respondenten aangaven meer dan één slachtoffer te hebben gemaakt, moest echter een keuze worden gemaakt en is een van deze slachtoffers geselecteerd als ‘onderwerp’ van de rest van de vragenlijst. Deze selectie is als volgt uitgevoerd. Per respon-dent is voor ieder slachtoffer nagegaan van hoeveel verschillende vormen van huiselijk geweld deze het slachtoffer is geworden. Hierbij is een onder-scheid gemaakt tussen lichtere en zwaardere vormen van geweld. Onder de zwaardere vormen van geweld werden alle vormen van lichamelijk en seksueel geweld verstaan, met uitzondering van het dreigen iemand lichamelijk pijn te doen en het gooien met een voorwerp. Wanneer een respondent zwaardere vormen van geweld had gepleegd, is het slachtoffer geselecteerd tegen wie het grootste aantal zwaardere vormen van geweld was gepleegd. Als meerdere slachtoffers een even groot aantal zwaardere vormen van geweld hadden meegemaakt, is het eerste slachtoffer uit de in de vragenlijst opgenomen lijst van slachtoffers gekozen (zie bijlage 3). Als een respondent geen zwaardere vormen van geweld rapporteerde, is dezelfde selectie uitgevoerd voor slachtoffers van lichtere vormen van geweld.

Om rekening te houden met de mogelijkheid dat respondenten zich van voorvallen die lang geleden gebeurden, de achtergronden wellicht niet meer wisten te herinneren, is ervoor gekozen alleen respondenten voor het onderzoek uit te nodigen die in de screeningsvragenlijst aangaven zich in de voorgaande vijf jaar schuldig te hebben gemaakt aan geweld tegen iemand uit de huiselijke kring. Op initiatief van Intomart is er daar-naast voor gekozen om de respondenten die meer dan vijftien verschil-lende vormen van huiselijk geweld zeiden te hebben gepleegd, niet uit te nodigen voor het vervolgonderzoek. Het was volgens de onderzoekers van Intomart dusdanig uitzonderlijk dat respondenten zoveel verschillende vormen van huiselijk geweld rapporteerden, dat bij hen het sterke vermoe-den bestond dat deze responvermoe-denten de vragenlijst niet goed hadvermoe-den begre-pen of met opzet niet serieus hadden ingevuld. Na deze selectie resteerden 727 potentiële respondenten van wie er 670 konden worden uitgenodigd; de overige respondenten stonden op het moment van de uitnodiging niet meer ingeschreven als leden van het Intomartpanel. De 670 potentiële respondenten zijn in november 2008 uitgenodigd om aan het onderzoek

60 Daders van huiselijk geweld

deel te nemen en zij kregen twee weken de tijd om de vragenlijst via inter-net in te vullen.12

Van de 670 uitgenodigde respondenten hebben er 456 de vragenlijst

inge-vuld.13 Dit komt neer op een respons van 68%, wat gezien het onderwerp

van de vragenlijst zeer bevredigend kan worden genoemd. Omdat er een aanzienlijke tijd was verstreken tussen de afname van de screeningsvra-genlijst en de afname van de dadervrascreeningsvra-genlijst, is ervoor gekozen de vragen naar daderschap te herhalen (welke vormen van huiselijk geweld pleegden respondenten wanneer en tegen welk slachtoffer). Met andere woorden, de 21 vormen van huiselijk geweld uit de screeningsvragenlijst zijn opnieuw aan deze respondenten voorgelegd. Tien procent van de respondenten (N = 49) zei geen enkele vorm van huiselijk geweld te hebben gepleegd. Hoewel deze mensen in de screeningslijst hadden aangegeven wel pleger van huiselijk geweld te zijn geweest, kunnen er verschillende oorzaken zijn waarom zij dit nu niet meer deden. Zo is zowel in de screening als in de dadervragenlijst de term ‘huiselijk geweld’ vermeden om sociaal wenselijke antwoorden zoveel mogelijk te voorkomen. Het is mogelijk dat respondenten de associatie met huiselijk geweld naar aanleiding van de screeningsvragenlijst hadden gelegd en van mening waren dat hun eigen gedrag niet voldoet aan wat zij onder huiselijk geweld verstaan. Daar-naast kunnen uiteraard geheugeneffecten een rol hebben gespeeld in het ontstaan van de discrepantie tussen de antwoorden uit de screening en uit de dadervragenlijst. Deze groep respondenten is uit het databestand verwijderd waarna 407 personen resteerden die aangaven ooit minstens één vorm van huiselijk geweld te hebben gepleegd.

Van de 407 respondenten waren er vijf jonger dan 18 jaar en rapporteer-den er drie dat zij uitsluitend hun kind ofwel verborapporteer-den uit te gaan ofwel verboden een afspraak met iemand te maken. Deze acht respondenten zijn uit de onderzoeksgroep verwijderd. Vervolgens zijn de open vragen bestudeerd en zijn de antwoordpatronen bekeken, waarna werd besloten nog vier respondenten te verwijderen omdat uit hun antwoorden bleek dat zij ofwel de vraagstelling verkeerd hadden geïnterpreteerd ofwel de vragenlijst voor meer dan één slachtoffer hadden ingevuld terwijl het de bedoeling was de verdiepende vragen over de achtergronden van het huiselijk geweld voor één slachtoffer te beantwoorden. Daarnaast zijn de antwoordpatronen bestudeerd van respondenten die huiselijk geweld pleegden tegen vier of meer slachtoffers en zijn de antwoordpatronen bekeken van degenen die hun (stief)vader, (stief)moeder, oom, tante, opa of oma hebben verboden om uit te gaan en/of voortdurend in de gaten

12 Voordat de totale groep potentiële respondenten is uitgenodigd, is een pilot uitgevoerd onder 50 potentiële respondenten waarvan 36 respondenten (72%) de vragenlijst invulden. Bestudering van de antwoordpatronen leverde geen aanwijzingen op dat de vragenlijst problemen opleverde bij het invullen of dat het invullen de respondenten te veel tijd kostte. Naar aanleiding van deze pilot zijn dan ook geen inhoudelijke wijzigingen in de vragenlijst doorgevoerd. 13 De genoemde aantallen zijn inclusief de respondenten die in het kader van de pilot waren uitgenodigd de vragenlijst in te vullen.

61

Methoden van onderzoek onder daders van huiselijk geweld in de algemene bevolking

hebben gehouden of hebben gevolgd. Ondanks het feit dat deze respon-denten in hun antwoorden afweken ten opzichte van de rest van de onder-zoeksgroep, was er uiteindelijk geen aanleiding om een of meer van hen uit het bestand te verwijderen. De antwoorden leken zorgvuldig gegeven te zijn en niet van willekeurige aard te zijn. Tot slot bleken vier respon-denten niet te hebben willen zeggen wie het slachtoffer van het huiselijk geweld was geweest. Omdat in die gevallen de verdiepende vragen over het huiselijk geweld niet zijn gesteld waardoor deze respondenten niet de gehele vragenlijst hebben ingevuld, zijn zij uit het databestand verwijderd. Het definitieve onderzoeksbestand bestaat daarmee uit 391 respondenten. In tabel 2 worden de achtergrondkenmerken weergegeven van de

respondenten die de dadervragenlijst invulden. Ter vergelijking bevat de tabel tevens de achtergrondkenmerken van de respondenten die in de screeningsvragenlijst aangaven in de voorgaande vijf jaar minstens één vorm van geweld te hebben gebruikt tegen een persoon uit de huise-lijke kring. Beide groepen komen in grote lijnen met elkaar overeen. Zo bestaan beide groepen uit meer vrouwen dan mannen. De gemid-delde leeftijd van de onderzoeksgroep die de dadervragenlijst invulde is 38,2 jaar (SD = 12,9), met een minimum van 18 jaar en een maximum van 77 jaar. Het verschil in leeftijd met de respondenten die in de screenings-vragenlijst aangaven in de voorgaande vijf jaar pleger van huiselijk geweld te zijn geweest (M = 36,5; SD = 12,4) is significant, maar het gaat om een bijzonder klein verschil (F(1) = 4,74; p = 0,03; η2 = 0,00). De meeste respondenten die de dadervragenlijst invulden, hebben een Nederlandse culturele achtergrond (59,3%). De grootste groep met een niet-Neder-landse achtergrond bestaat uit Surinamers (12,5%), gevolgd door de groep respondenten met een Indonesische achtergrond (8,4%). De groepen Turkse en Antilliaanse respondenten zijn vrijwel even groot en de groep Marokkaanse respondenten is met 2,8% de kleinste allochtone groep. De groep respondenten met een andere culturele achtergrond bestaat uit 6,4% van de respondenten. Het verschil in verdeling met de groep respon-denten die in de screeningsvragenlijst aangaf in de voorgaande vijf jaar pleger van huiselijk geweld te zijn geweest, is niet significant. Meer dan de helft van de onderzoeksgroep heeft een hbo- of universitaire opleiding gevolgd (hbo afgerond, WO bachelor of master) en ruim een derde heeft een middelbaar opleidingsniveau (mbo, havo, vwo, propedeuse WO). De respondenten met een laag opleidingsniveau (geen of alleen basison-derwijs, lbo, vmbo, mavo) maken slechts 12,3% van de onderzoeksgroep uit. Met betrekking tot opleidingsniveau bestaan er geen significante verschillen met de groep respondenten die in de screeningsvragenlijst zei zich in de voorgaande vijf jaar schuldig te hebben gemaakt aan minstens één vorm van huiselijk geweld. Gezien de kleine verschillen met betrek-king tot leeftijd en etnische achtergrond kan de onderzoeksgroep die de dadervragenlijst heeft ingevuld wat dit betreft worden beschouwd als een

62 Daders van huiselijk geweld

goede afspiegeling van de plegers uit de screeningsvragenlijst. Wanneer beide groepen met elkaar worden vergeleken met betrekking tot het type hui selijk geweld (ooit) dat zij rapporteren, valt echter een belang-rijk verschil op. De groep respondenten die de dadervragenlijst invulde, rapporteert vaker op zijn minst ooit ook lichamelijk geweld te hebben gepleegd dan de groep respondenten die in de screeningslijst aangaf zich in de voorgaande vijf jaar schuldig te hebben gemaakt aan huiselijk geweld (70,6% respectievelijk 60,5%). Respondenten die uitsluitend psychisch geweld rapporteren, zijn daarentegen minder vertegenwoor-digd in de onderzoeksgroep die de dadervragenlijst invulde (29,2% versus 38,7% in de groep die in de screeningsvragenlijst aangaf in de voorgaande vijf jaar nog huiselijk geweld te hebben gepleegd). De verschillen tussen de groepen zijn significant (χ2(2) = 12,04; p = 0,00; Cramer’s V = 0,10) en wijzen erop dat respondenten die minder ernstige vormen van agressie hebben gebruikt tegen iemand uit de huiselijke kring, minder geneigd zijn geweest om de dadervragenlijst in te vullen. Het verschil is echter klein en gezien de doelstelling van het onderzoek is het evenmin erg problematisch dat dit verschil zich voordoet. Zoals in het volgende hoofdstuk zal worden toegelicht, blijken respondenten die (in de dadervragenlijst) uitsluitend psychisch geweld rapporteren namelijk overwegend niet als daders van huiselijk geweld te worden beschouwd (zie paragraaf 4.5).

Tabel 2 Achtergrondkenmerken plegers van huiselijk geweld

Screening – laatste 5 jaar Dadervragenlijst

(N=764) (N=391)

Kenmerk Aantal % Aantal %

Geslacht Man 314 41,1 158 40,4 Vrouw 450 58,9 233 59,6 Etnische achtergrond Nederlands 401 52,5 232 59,3 Marokkaans 28 3,7 11 2,8 Antilliaans/Arubaans 59 7,7 20 5,1 Surinaams 128 16,8 49 12,5 Turks 48 6,3 21 5,4 Indonesisch 55 7,2 33 8,4 Overig 45 5,9 25 6,4 Opleidingsniveau a Laag 98 12,8 48 12,3 Middelbaar 272 35,6 135 34,5 Hoog 390 51,0 206 52,7

Weet niet/Wil niet zeggen 4 0,5 2 0,5

a Laag opleidingsniveau: geen onderwijs, basisonderwijs, lbo, vmbo, vbo, leerlingwezen, mavo, mulo, ulo, eerste drie jaar havo/vwo; Middelbaar opleidingsniveau: mbo, havo/vwo, WO prope-deuse; Hoog opleidingsniveau: hbo, WO bachelor/kandidaats, WO master/doctoraal.

In document Daders van huiselijk geweld (pagina 59-64)