• No results found

Lichamelijk letsel en absentie van werk of school

In document Daders van huiselijk geweld (pagina 91-94)

Achtergronden, omstandigheden en gevolgen van huiselijk geweld

5.4 Gevolgen van het huiselijk geweld

5.4.1 Lichamelijk letsel en absentie van werk of school

Zowel de plegers van incidenteel lichamelijk geweld als de plegers van structureel geweld rapporteren in overgrote meerderheid dat het slacht-offer voor wie zij de vragenlijst invulden, nooit lichamelijk letsel heeft opgelopen door het huiselijk geweld (tabel 25). In beide groepen zegt 8% dat het slachtoffer wel (eens) letsel heeft opgelopen. De plegers van struc-tureel geweld die uitsluitend psychisch geweld zeiden te hebben gepleegd, zijn hierbij buiten beschouwing gelaten. Het letsel dat daders rapporteren loopt uiteen van schaafwonden, blauwe plekken en kneuzingen tot snij-wonden, botbreuken en hoofdletsel. In de meeste gevallen ging het om schaafwonden, blauwe plekken (ook in het gezicht) en kneuzingen. De meeste slachtoffers die letsel opliepen hebben, voor zover de plegers op de

91

Achtergronden, omstandigheden en gevolgen van huiselijk geweld

hoogte zijn, geen medische zorg gehad. In beide groepen samen – in totaal liepen immers volgens de daders van het geweld slechts zeventien mensen letsel op – heeft volgens de plegers 77,3% geen medische hulp gehad. In hoeverre deze slachtoffers die medische hulp objectief gezien wel nodig hadden, is uiteraard niet bekend. Om interpretatieproblemen te voor-komen, is ervoor gekozen de respondenten hier ook niet naar te vragen. Omdat het totale aantal slachtoffers dat letsel opliep klein is, kunnen de twee dadergroepen niet zinvol met elkaar worden vergeleken. Naar ver-houding lijken de plegers van incidenteel lichamelijk geweld echter vaker te zeggen dat het slachtoffer medische hulp heeft gehad naar aanleiding van het bij het huiselijk geweld opgelopen letsel. Om te achterhalen of dit verschil reëel is en of dit dan ook betekent dat het letsel dat daders van incidenteel lichamelijk geweld toebrengen ernstiger is, zou nader onder-zoek in grotere onderonder-zoeksgroepen nodig zijn.

Tabel 25 Letsel bij het slachtoffer

Incidenteel lich. geweld Structureel geweld

(N=99) (N=157)

Nee 90,9 88,5

Ja 8,1 8,3

Weet ik niet (meer) 1,0 3,2

Over het algemeen is het huiselijk geweld voor de plegers noch voor de slachtoffers (voor zover de plegers weten of willen zeggen) aanleiding geweest om thuis te blijven van werk of opleiding terwijl men daar wel naartoe had gemoeten (zie tabel 26). Uit tabel 26 blijkt ook dat de plegers van huiselijk geweld vaker aangeven dat zij zelf niet naar hun werk of opleiding zijn gegaan dan dat het slachtoffer is thuisgebleven. Mogelijk hangt dit samen met het feit dat slachtoffers doorgaans geen lichame-lijk letsel hadden opgelopen, terwijl er een klein aantal plegers is dat als verdachte door de politie is gehoord (zie verderop in paragraaf 5.4.2). Bovendien is het mogelijk dat respondenten zelf letsel hadden, bijvoor-beeld in het geval dat zij geweld pleegden in reactie op agressie van het slachtoffer. Hier is echter niet naar gevraagd waardoor dit niet kan worden nagegaan.

De respondenten was expliciet de mogelijkheid geboden om aan te geven dat de vraag niet van toepassing was indien zijzelf of het slachtoffer niet werkte of geen opleiding volgde. Uit het feit dat drie kwart van de respon-denten aangeeft dat het slachtoffer nooit van school of opleiding is thuis-gebleven terwijl hij of zij daar wel naartoe moest, zou dus in principe moeten kunnen worden afgeleid dat al die slachtoffers op school zaten of een opleiding volgden. Dit is echter niet heel waarschijnlijk en hetzelfde geldt voor wat de respondenten over zichzelf rapporteren. Het is daarom niet mogelijk om een nader onderscheid aan te brengen tussen daders en slachtoffers die wel en niet schoolgaand waren, waardoor het evenmin

92 Daders van huiselijk geweld

mogelijk is te berekenen welk deel van de schoolgaande daders en slacht-offers vanwege het huiselijk geweld van school thuisbleef. Het is tevens aannemelijk dat de resultaten met betrekking tot het thuisblijven van werk met hetzelfde probleem te maken hebben en niet gebruikt kunnen worden om te berekenen welk deel van de werkende slachtoffers en daders vanwege huiselijk geweld wel eens thuis bleef van hun werk. Om deze reden kon de vergelijking tussen beide dadergroepen dan ook niet worden beperkt tot de daders en slachtoffers die daadwerkelijk schoolgaand waren respectievelijk werk hadden en moesten alle antwoordcategorieën bij de vergelijking worden betrokken. Omdat de aantallen respondenten in de verschillende antwoordcategorieën erg klein zijn, zijn deze vragen ten behoeve van de vergelijking tussen beide dadergroepen gehercodeerd naar de volgende antwoorden: niet van toepassing – nee – ja – weet ik niet (meer). Het enige verschil dat significant is, heeft betrekking op |de antwoorden die de respondenten geven op de vraag of het slacht - offer wel eens thuis is gebleven van zijn of haar werk (χ2(3) = 11,84; p = 0,00; Cramer’s V = 0,21). Dit verschil, dat in termen van effectgrootte vrij klein is, wordt veroorzaakt doordat plegers van structureel geweld vaker zeggen dat de vraag niet van toepassing was. Er is echter geen verschil in het aandeel daders dat zegt dat het slachtoffer wel eens thuis is gebleven terwijl hij of zij eigenlijk wel naar zijn of haar werk had moeten gaan.

Tabel 26 Thuis blijven van werk of opleiding

Incidenteel lich. geweld Structureel geweld

(N=99) (N=175)

Respondent Slachtoffer Respondent Slachtoffer Thuisblijven van werk

Niet van toepassing 10,1 10,1 14,9 25,7

Nee 70,7 83,8 62,3 66,3

Ja, één dag 4,0 2,0 8,6 1,7

Ja, meerdere dagen 11,1 3,0 6,9 1,7

Ja, maar ik weet niet meer hoe lang 2,0 0,0 6,3 1,1

Weet ik niet (meer) 2,0 1,0 1,1 3,4

Thuisblijven van opleiding

Niet van toepassing 29,3 18,2 28,0 18,9

Nee 60,6 75,8 60,0 75,4

Ja, één dag 1,0 1,0 3,4 1,7

Ja, meerdere dagen 6,1 3,0 4,0 1,7

Ja, maar ik weet niet meer hoe lang 0,0 0,0 2,9 0,6

93

Achtergronden, omstandigheden en gevolgen van huiselijk geweld

In document Daders van huiselijk geweld (pagina 91-94)