• No results found

HOOFDSTUK 2: Resultaten prevalentie pestgedrag

2.2 Resultaten prevalentie cyberpesten

In dit deel worden de resultaten betreffende de prevalentie van cyberpesten besproken. De eerste sectie beschrijft eerst de algemene frequenties en percentages zonder een differentiatie te maken tussen de verschillende groepen. De tweede sectie omvat wel de verschillen tussen de autochtone en allochtone respondenten aangaande de prevalentie van cyberpesten. Terwijl in de derde sectie de sociaal-demografische verschillen tussen beide groepen beschreven worden.

2.2.1 Resultaten prevalentie cyberpesten: beschrijvende cijfers

Het percentage cyberpestslachtoffers (N = 101) dat aangeeft het afgelopen schooljaar gepest te zijn geweest via het internet, sociale media of gsm bedraagt 5,6%. Het merendeel van deze slachtoffers kende zijn pester van school (81,8%). De andere slachtoffers kenden hun pester via de jeugdbeweging (3%), via de sportclub (2%) ofwel niet (12,1%). Op de vraag of ze hulp gekregen hebben achteraf en van wie, gaven de meeste cyberpestslachtoffers aan dat ze hulp

84

kregen van hun vrienden (50%), hun leerkracht (12,2%) of hun ouders (11,2%). Ongeveer één cyberpestslachtoffer op vier (24,5%) gaf aan niet geholpen te zijn na het cyberpestgedrag. Bovenstaande gegevens zijn terug te vinden in TABEL 10 onder de kolom ‘algemeen’.

Het percentage cyberpesters (N = 45) dat aangeeft afgelopen jaar iemand gepest te hebben via internet, sociale media of gsm bedraagt amper 2,5%. De meeste cyberpesters kennen hun slachtoffer van op school (84,4%). Slechts 9% kent zijn slachtoffer niet persoonlijk. Verder geven de meeste cyberpesters aan hulp te hebben gehad van hun vrienden (37,8%) of van kennissen (31,1%) bij het stellen van cyberpestgedrag. Daarnaast verklaart ook 28,9% geen hulp te hebben gehad bij het cyberpestgedrag. Bovenstaande gegevens zijn terug te vinden in TABEL 11 onder de kolom ‘algemeen’.

2.2.2 Resultaten prevalentie cyberpesten: verschil tussen autochtonen en allochtonen

TABEL 10 geeft het verschil in slachtofferschap van cyberpesten tussen autochtonen en allochtonen weer. Het percentage allochtonen (6,7%) dat het afgelopen jaar slachtoffer werd van cyberpestgedrag is in lichte meerderheid in vergelijking met het percentage autochtonen (4,7%). Het verschil tussen de groepen is niet significant (X² = 3,082; df = 1; p > 0,05). Vervolgens kent het merendeel van beide groepen zijn pestslachtoffer van school. Toch is het percentage allochtonen (73,6%) dat zijn slachtoffer van school kent kleiner dan dat van de autochtonen (91,1%). Bovendien kennen allochtonen hun slachtoffer in bijna één op de vijf gevallen niet, terwijl dit bij de autochtonen in één op de twintig gevallen is (18,9% vs. 4,4%). Dit waargenomen verschil tussen de groepen is niet significant (X² = 8,789; df = 4; p > 0,05). Overigens wat de hulp na een pestsituatie betreft, geven autochtonen meer aan geholpen te zijn door zowel leerkrachten (15,6% vs. 7,7%) als hun ouders (15,6% vs. 7,7%). Allochtonen daarentegen rapporteren meer ‘geen hulp’ te ontvangen (32,7%) na een pestsituatie in vergelijking met autochtonen (15,6%). Ook dit verschil is niet significant (X² = 7,849; df = 4; p > 0,05).

TABEL 11 stelt het verschil in daderschap van cyberpesten tussen autochtonen en allochtonen voor. Zo blijkt dat allochtonen (4%) significant meer cyberpestgedrag stellen in vergelijking met autochtonen (1,2%) (X² = 12,810; df = 1; p < 0,05). Daarnaast resulteert uit de analyse dat elke autochtone cyberpester (100%) zijn slachtoffer kent van op school, terwijl dit bij de allochtone cyberpesters minder is (78,8%). Naast hen te kennen van op school, kennen de allochtone cyberpesters hun slachtoffer ook van op de sportclub (6,1%) of gewoonweg niet

85

(12,1%). Deze verschillen zijn echter niet significant (X² = 3,014; df = 3; p > 0,05). Bovendien blijkt dat autochtone cyberpesters meer ‘alleen pesten’ in vergelijking met allochtonen (50% vs. 21,2%), terwijl allochtonen meer samen met hun vrienden aan cyberpesten doen (45,5% vs. 16,7%). Dit verschil is niet significant (X² = 4,845; df = 3; p > 0,05).

TABEL 10: Verschil tussen autochtonen en allochtonen betreffende de prevalentie van slachtofferschap bij cyberpestgedrag: slachtofferschap, waarvan kent men de pester en hulp na pestgedrag

Slachtoffer cyberpesten a Autochtoon Allochtoon Sig.niveau Algemeen

Ja 45 (4.7%) 55 (6.7%) 101 (5.6%)

Nee 920 (95.3%) 767 (93.3%) Sig. = .079 1697 (94.4%)

Totaal 965 (100%) 822 (100%) Phi = -.044 1798 (100%) Waarvan ken je de pester

School 41 (91.1%) 39 (73.6%) 81 (81.8%)

Sportclub 1 (2.2%) 0 (0%) 1 (1%)

Jeugdbeweging 0 (0%) 3 (5.7%) 3 (3%)

Ik ken de pester niet 2 (4.4%) 10 (18.9%) 12 (12.1%)

Andere 1 (2.2%) 1 (1.9%) Sig. = .067 2 (2%) Totaal 45 (100%) 53 (100%) V= .299 99 (100%) Hulp achteraf Nee 7 (15.6%) 17 (32.7%) 24 (24.5%) Leerkracht 7 (15.6%) 4 (7.7%) 12 (12.2%) Vrienden 22 (48.9%) 27 (51.9%) 49 (50%) Ouders 7 (15.6%) 4 (7.7%) 11 (11.2%) Onbekenden 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) Andere 2 (4.4%) 0 (0%) Sig. = .097 2 (2%) Totaal 45 (100%) 52 (100%) V= .284 98 (100%)

aContinuity correction toegepast * p < 0,05

TABEL 11: Verschil tussen autochtonen en allochtonen betreffende de prevalentie van daderschap bij cyberpestgedrag: daderschap, waarvan kent men zijn slachtoffer en hulp bij pestgedrag

Dader cyberpestena Autochtoon Allochtoon Sig. niveau Algemeen

Ja 12 (1.2%) 33 (4.0%) 45 (2.5%)

Nee 953 (98.8%) 788 (96.0%) Sig. = .000* 1752 (97.5) Totaal 965 (100%) 821 (100%) Phi = -.088 1797 (100%) Waarvan ken je het slachtoffer (SO)

School 12 (100%) 26 (78.8%) 38 (84.4%)

Sportclub 0 (0%) 2 (6.1%) 2 (4.4%)

Jeugdbeweging 0 (0%) 1 (3%) 1 (2.2%)

Ik ken het SO niet 0 (0%) 4 (12.1%) 4 (8.9%)

Andere 0 (0%) 0 (0%) Sig. = .389 0 (0%)

Totaal 12 (100%) 33 (100%) V= .259 45 (100%)

Hulp bij het cyberpesten

Nee 6 (50.0%) 7 (21.2%) 13 (28.9%) Vrienden 2 (16.7%) 15 (45.5%) 17 (37.8%) Kennissen 4 (33.3%) 10 (30.3%) 14 (31.1%) Onbekenden 0 (0.0%) 1 (3.0%) 1 (2.2%) Andere 0 (0%) 0 (0%) Sig. = .184 0 (0%) Totaal 12 (100%) 33 (100%) V= .328 45 (100%)

a Continuity correction toegepast * p < 0,05

86

2.2.3 Resultaten prevalentie cyberpesten: sociaal demografische verschillen tussen autochtonen en allochtonen

In TABEL 12 worden de sociaal demografische verschillen in slachtofferschap van cyberpesten tussen autochtonen en allochtonen weergegeven. Zo blijkt het slachtofferschap van cyberpesten niet significant te verschillen tussen allochtonen en autochtonen van zowel het mannelijke (X² = 0,976; df = 1; p > 0,05) als het vrouwelijke geslacht (X² = 2,239; df = 1; p > 0,05). Toch zien we dat allochtonen zowel bij het mannelijke geslacht (4,6% vs. 3,2%) als bij het vrouwelijke (8,1% vs. 5,7%) meer slachtoffer worden van cyberpestgedrag. Verder rapporteren significant meer allochtonen slachtoffer te worden in het 4de middelbaar (10,8% vs. 4%) (X² = 4,775; df = 1; p < 0,05) en 5de middelbaar (6,3% vs. 0,9%) (X² = 4,410; df = 1; p < 0,05) in vergelijking met autochtonen. In de overige jaren worden geen significante verschillen vastgesteld en vervolgens blijft het gemiddelde slachtofferschap van cyberpesten over de verschillende jaren ongeveer gelijk. Overigens is een significant verschil merkbaar tussen allochtone en autochtone ASO-leerlingen. De groep allochtonen in een ASO-opleiding (6%) wordt significant vaker gepest via het internet dan autochtonen (2,8%) (X² = 7,804; df = 1; p < 0,05). In andere opleidingsniveaus worden enerzijds geen significante verschillen tussen beide groepen gevonden, maar anderzijds stellen we wel een toename in slachtofferschap van cyberpesten vast naarmate de opleiding technischer wordt (ASO < TSO < BSO). Daarnaast wordt qua taal die de respondenten thuis spreken geen significant verschil tussen allochtonen en autochtonen in slachtofferschap gevonden.

Ook worden significant meer allochtonen slachtoffer van cyberpesten (8,6%) in vergelijking met autochtonen (4,4%) wanneer het aantal leerlingen in de klasgroep van buitenlandse afkomst zich tussen één en drie leerlingen bevindt (X² = 5,470; df = 1; p < 0,05). Bij andere proporties van leerlingen met een buitenlandse afkomst worden geen significante verschillen gevonden. Deze percentages zijn terug te vinden in TABEL 13. Toch stijgt het aantal autochtone slachtoffers van cyberpesten stelselmatig wanneer het aantal ‘leerlingen van buitenlandse afkomst’ toeneemt, bij de allochtone respondenten is noch een toe- of afname op te merken. Bovendien wanneer het percentage leerlingen van buitenlandse afkomst in de school zich onder de 50% bevindt, worden meer allochtonen dan autochtonen slachtoffer. Dit terwijl meer autochtonen in vergelijking met allochtonen slachtoffer worden wanneer dit percentage boven de 50% uitstijgt. Deze verschillen in slachtofferschap zijn echter niet allemaal significant. Er worden enkel significant meer allochtonen slachtoffer wanneer het percentage ‘buitenlanders’ in de school tussen de 10% en de 20% bedraagt (8,2% vs. 2,9%) (X² = 4,270; df = 1; p < 0,05).

87

TABEL 12: Sociaal demografische verschillen tussen autochtonen en allochtonen betreffende de prevalentie van slachtofferschap bij cyberpestgedrag: geslacht, opleidingsgraad, opleidingsniveau en taal

Afkomst Slachtoffer cyberpestgedrag Significantieniveau

JA NEE

Geslacht a

Mannelijk Autochtoon 13 (3.2%) 394 (96.8%) .427 Phi = -.036 Allochtoon 15 (4.6%) 311 (95.4%)

Vrouwelijk Autochtoon 32 (5.7%) 526 (94.3%) .169 Phi = -.046 Allochtoon 32 (8.1%) 456 (91.9%)

Middelbaar

1ste middelbaar Autochtoon 9 (3.9%) 224 (96.1%) .153 Phi = -.066

Allochtoon 16 (6.8%) 218 (93.2%)

2de middelbaar Autochtoon 11 (7.7%) 131 (92.3%) .723 Phi = .022

Allochtoon 8 (6.6%) 113 (93.4%)

3de middelbaar Autochtoon 12 (6.0%) 189 (94.0%) .929 Phi = .004

Allochtoon 11 (5.8%) 180 (94.2%)

4de middelbaar Autochtoon 7 (4.0%) 170 (96.0%) .029* Phi = -.133

Allochtoon 10 (10.8%) 83 (89.2%)

5de middelbaar Autochtoon 1 (0.9%) 107 (99.1%) .036* Phi = -.147

Allochtoon 6 (6.3%) 89 (93.7%)

6de middelbaar Autochtoon 3 (3.2%) 90 (96.8%) .713 Phi = .031 Allochtoon 1 (2.1%) 46 (97.9%)

7de middelbaar Autochtoon 2 (18.2%) 9 (81.8%) .278 Phi = .151 Allochtoon 3 (7.3%) 38 (92.7%)

Opleidingsniveau

ASO Autochtoon 20 (2.8%) 699 (97.2%) .005* Phi = -.081 Allochtoon 29 (6.0%) 451 (94.0%)

KSO Autochtoon 0 (0%) 8 (100%) /

Allochtoon 0 (0%) 3 (100%)

TSO Autochtoon 11 (8.3%) 122 (91.7%) .303 Phi = .076

Allochtoon 2 (3.9%) 49 (96.1%)

BSO Autochtoon 12 (13.5%) 77 (86.5%) .109 Phi = .089

Allochtoon 18 (7.7%) 216 (92.3%)

A-Stroom Autochtoon 1 (7.7%) 12 (92.3%) .703 Phi = -.047

Allochtoon 6 (11.3%) 47 (88.7%)

B-stroom Autochtoon 1 (50.0%) 1 (50.0%) .386 Phi = .500

Allochtoon 0 (0%) 1 (100%)

Taal

Nederlands Autochtoon 44 (4.8%) 875 (95.2%) .661 Phi = .013 Allochtoon 16 (5.4%) 279 (94.6%)

Frans Autochtoon 0 (0%) 39 (100%) .089 Phi = .126

Allochtoon 10 (7.0%) 133 (93.0%)

Engels Autochtoon 1 (25.0%) 3 (75.0%) .335 Phi = .119

Allochtoon 6 (9.7%) 56 (90.3%)

Spaans Autochtoon 0 (0%) 0 (0%) /

Allochtoon 1 (5.9%) 16 (94.1%)

Arabisch Autochtoon 0 (0%) 2 (100%) .630 Phi = .058

Allochtoon 7 (10.4%) 60 (89.6%)

a Continuity correction toegepast * p < 0,05

88

TABEL 13: Sociaal demografische verschillen tussen autochtonen en allochtonen betreffende de prevalentie van slachtofferschap bij cyberpestgedrag: aantal leerlingen van buitenlandse afkomst in zowel de klasgroep als op school

Afkomst Slachtoffer cyberpestgedrag Significantieniveau

JA NEE

Aantal leerlingen van buitenlandse afkomst in de klasgroep

Geen leerlingen Autochtoon 8 (2.8%) 274 (97.2%) .754 Phi = .016 Allochtoon 2 (2.2%) 88 (97.8%)

1-3 leerlingen Autochtoon 21 (4.4%) 461 (95.6%) .019* Phi = -.086 Allochtoon 22 (8.8%) 234 (91.4%)

4-6 leerlingen Autochtoon 9 (7.7%) 108 (92.3%) .761 Phi = .021 Allochtoon 6 (6.6%) 85 (93.4%)

7-9 leerlingen Autochtoon 5 (10.2%) 44 (89.8%) .302 Phi = .087 Allochtoon 5 (5.5%) 86 (94.5%)

+ 10 leerlingen Autochtoon 2 (6.1%) 31 (93.9%) .849 Phi = -.011 Allochtoon 20 (6.9%) 268 (93.1%)

Aantal leerlingen van buitenlandse afkomst in de school

0 - 10% Autochtoon 2 (0.9%) 225 (99.1%) .991 Phi = .001 Allochtoon 1 (0.9%) 114 (99.1%) 10 – 20% Autochtoon 7 (2.9%) 232 (97.1%) .039* Phi = -.115 Allochtoon 7 (8.2%) 78 (91.8%) 20 – 30% Autochtoon 10 (4.5%) 213 (95.5%) .794 Phi = -.015 Allochtoon 5 (5.2%) 92 (94.8%) 30 – 40% Autochtoon 9 (7.6%) 110 (92.4%) .359 Phi = -.065 Allochtoon 9 (11.4%) 70 (88.6%) 40 – 50% Autochtoon 3 (6.4%) 44 (93.6%) .351 Phi = .098 Allochtoon 1 (2.3%) 42 (97.7%) 50 – 60% Autochtoon 9 (20.9%) 34 (79.1%) .160 Phi = .141 Allochtoon 6 (10.7%) 50 (89.3%) 60 – 70% Autochtoon 1 (5.6%) 17 (94.4%) .171 Phi = .191 Allochtoon 0 (0%) 33 (100%) 70% - 80% Autochtoon 1 (6.3%) 15 (93.8%) .507 Phi = .089 Allochtoon 1 (2.6%) 38 (97.4%)

Meer dan 80% Autochtoon 3 (10.7%) 25 (89.3%) .763 Phi = .018

Allochtoon 24 (9%) 268 (90.8%)

* p < 0,05

TABEL 14 beschrijft de sociaal demografische verschillen in daderschap van cyberpesten tussen autochtonen en allochtonen. Uit deze cijfers blijkt dat zowel mannelijke allochtonen (4,6% vs. 1,2%) (X² = 6,577; df = 1; p < 0,05) als vrouwelijke allochtonen (3,6% vs. 1,3%) (X² = 5,410; df = 1; p < 0,05) meer cyberpesten in vergelijking met autochtonen van hun eigen geslacht. Verder wordt enkel in het 1ste middelbaar vastgesteld dat allochtonen (4,7%) significant meer cyberpestgedrag stellen in vergelijking met autochtonen (0,9%) (X² = 6,450; df = 1; p < 0,05). In de overige jaren – behalve in het 7de middelbaar – cyberpesten allochtonen telkens meer dan autochtonen, maar deze verschillen zijn niet significant. Wat het opleidingsniveau betreft, cyberpesten significant meer allochtone ASO-leerlingen (2,9%) in vergelijking met autochtone ASO leerlingen (0,8%) (X² = 7,608; df = 1; p < 0,05). In de andere opleidingsniveaus wordt enerzijds geen significante verschillen tussen beide groepen gevonden, maar anderzijds wel een toename in daderschap van cyberpesten naarmate de opleiding technischer wordt (ASO < TSO

89

< BSO). Overigens worden qua taal die men thuis spreekt geen significante verschillen tussen autochtonen en allochtonen gerapporteerd in daderschap van cyberpesten.

Daarnaast zijn ook significant meer allochtonen (3,5%) cyberpester in vergelijking met autochtonen (1%) wanneer het aantal leerlingen in de klasgroep van buitenlandse afkomst zich tussen één en drie leerlingen bevindt (X² = 5,598; df = 1; p < 0,05). Bij andere proporties van leerlingen met een buitenlandse afkomst worden geen significante verschillen gevonden. Verder blijkt dat wanneer het aantal buitenlanders op de school zich tussen 10% en 20% bevindt, allochtonen beduidend meer cyberpester zijn in vergelijking met autochtonen (3,5% vs. 0%). Dit verschil tussen beide groepen is significant (X² = 8,514; df = 1; p < 0,05). In TABEL 15 worden deze cijfers uiteengezet.