• No results found

HOOFDSTUK 7: Perceptie van pesten

7.1 Perceptie van klassiek pesten

Het merendeel van de jongeren en leerkrachten staat negatief tegenover pestgedrag. Niettegenstaande is er een minderheid van jongeren die de pestkoppen adoreren i.p.v. verwerpen.177 Wat blijkt is dat daders, slachtoffers en omstaanders elk een individuele perceptie hebben ten opzichte van pestgedrag.

7.1.1 Perceptie van slachtoffers over klassiek pesten

Slachtoffers percipiëren ‘indirect pestgedrag’ als ernstiger in vergelijking met ‘direct pestgedrag’ (bv. fysiek pesten). Bij die eerste slachtoffers worden meer depressieve en suïcidale gedachten vastgesteld.178 Dit is eerder opmerkelijk omdat door ouders en leerkrachten fysiek pestgedrag als nadeliger en schadelijker wordt beoordeeld in vergelijking met verbaal en indirect pestgedrag. Dat kan te maken hebben met het feit dat leerkrachten vaak op de hoogte worden gesteld van fysiek pestgedrag, en veel minder zicht hebben op het indirecte pestgedrag.179 Verder blijkt uit onderzoek dat wanneer slachtoffers meermaals gepest worden,

175 J. PATCHIN en S. HINDUJA, “Bullies Move beyond the Schoolyard: A Preliminary Look at

Cyberbullying”, Youth Violence and Juvenile Justice, 2006, 153.

176 K. STASSEN BERGER, “Update on bullying at school: Science forgotten?”, Developmental Review, 2007,

106.

177 M. BOULTON, E. BUCCI en D. HAWKER, “Swedish and English secondary school pupils' attitudes towards,

and conceptions of, bullying: Concurrent links with bully/victim involvement”, Scandinavian Journal of

Psychology, 1999, 283.

178 M. VAN DER WAL, C. DE WIT en R. HIRASING, “Psychosocial health among young victims and offenders

of direct and indirect bullying”, Pediatrics, 2003, 1315.

179 S. BAUMAN en A. DEL RIO “Preservice Teachers' Responses to Bullying Scenarios: Comparing Physical,

31

ze de neiging hebben om de oorzaak van het pesten sneller bij zichzelf te leggen (‘blaming the

victim’ - zie infra: 1.7.1.2 “Perceptie van de pesters over klassiek pesten”, p.32).180

7.1.2 Perceptie van de pesters over klassiek pesten

Als pester kan men uit verschillende hoeken kijken naar het pestgedrag. Elke invalshoek betreft een andere perceptie van pesten. Een eerste perceptie op pestgedrag is waarbij de pester zijn gedrag als ‘billijk en moreel aanvaardbaar’ beschouwt. Hier kan men drie mechanismen onderscheiden. Ten eerste is er ‘de morele justificatie’. Dit wordt gedefinieerd als een morele plicht om te pesten omdat het slachtoffer dit verdient (bv. iemand steelt iets, en wordt daarna gepest).181 Het tweede mechanisme is ‘het gunstig vergelijken’. Hier vergelijkt de pester zijn gedrag met ander gedrag dat zwaarder wordt beschouwd. Op die manier wordt zijn eigen gedrag als minder erg aanzien en dus geminimaliseerd.182 Een voorbeeld daarvan is dat iemand die een ander persoon uitscheldt, beweert dat iemand slaan erger is.183 Ten derde is er het ‘eufemistisch

labelen’, waarbij de pester zijn pestgedrag op een meer verbloemde manier omschrijft om het

minder erg te doen lijken (bv. “Dat was niet pesten, dat was plagen.”).184

Een tweede perceptie van de pester is ‘het minimaliseren van zijn verantwoordelijkheid’, waarbij de verantwoordelijkheid verplaatst of verspreid wordt. Ten eerste is er ‘het verplaatsen

van de verantwoordelijkheid’. Hier legt de pester zijn verantwoordelijkheid volledig bij iemand

anders, bijvoorbeeld omdat hij in opdracht van iemand anders pest. Als tweede is er het

‘verspreiden van de verantwoordelijkheid’. Dit betekent dat men de verantwoordelijkheid

verdeelt onder meerdere jongeren, bijvoorbeeld door te zeggen dat het een groepsbeslissing was om te pesten.185

Als derde perceptie is er het ‘negeren, het vertekenen of het ontkennen van de gevolgen’. Bij het ‘negeren’ ziet de pester zijn gevolgen niet in en besteedt men er bewust geen aandacht aan. Het ‘vertekenen’ wil zeggen dat de pester beweert dat de schade bij het slachtoffer niet

180 J. JUVONEN en E.F. GROSS, “The rejected and the bullied: Lessons about social misfits from developmental

psychology” in K.D. WILLIAMS, J.P. FORGAS en W. VON HIPPEL (Eds.), The social outcast: Ostracism,

Social exclusion, rejection, and bullying, New York, Psychology Press Taylor & Francis Group 2005, 161.

181 A. BANDURA, “Moral disengagement in the perpetration of inhumanities”, Personality and Social Psychology

Review : An Official Journal of the Society for Personality and Social Psychology, Inc, 1999, 195.

182 A. BANDURA, “Moral disengagement in the perpetration of inhumanities”, Personality and Social Psychology

Review : An Official Journal of the Society for Personality and Social Psychology, Inc, 1999, 196.

183 S.C.S. CARAVITA, J.J. SIJTSEMA, J.A. RAMBARAN en G. GINI, “Peer influences on moral disengagement

in late childhood and early adolescence”, Journal of Youth and Adolescence, 2014, 195.

184 A. BANDURA, “Moral disengagement in the perpetration of inhumanities”, Personality and Social Psychology

Review : An Official Journal of the Society for Personality and Social Psychology, Inc, 1999, 195.

185 A. BANDURA, “Moral disengagement in the perpetration of inhumanities”, Personality and Social Psychology

32

groot is (bv. “Het is niet erg, want hij/zij weent niet”). ‘Ontkennen’ betekent dat men de gevolgen voor het slachtoffer niet toegeeft, zowel ten opzichte van zichzelf als ten opzichte van anderen (bv. “Hij had helemaal geen pijn na de slag in zijn gezicht”).186

De vierde perceptie is ‘de perceptie van de pester over het slachtoffer’. Ten eerste is er ‘blaming the victim’. Hierbij verwijt de pester het slachtoffer dat het zijn eigen schuld is dat hij gepest wordt. Een voorbeeld hiervan is dat de pester de verantwoordelijkheid bij het slachtoffer legt omwille van zijn provocerend gedrag.187 De pester kan het slachtoffer ook verwijten dat het zijn eigen schuld is omwille van het slechte karakter van die persoon. Dit sluit aan bij de ‘belief in a just world-theorie’, waar men ervan uitgaat dat er niets negatiefs voorvalt wanneer men zich voorbeeldig gedraagt.188 Als tweede mechanisme is er het ‘dehumaniseren’. Waarmee wordt bedoeld dat de pester zich als superieur beschouwt tegenover het slachtoffer.189 Vaak wordt het slachtoffer beschouwd als iemand die zich buiten de samenleving begeeft, waardoor hij het niet verdient om gelijk behandeld te worden.190 Die zaken – samen met het ontbreken van empathie bij de pester – zorgen ervoor dat het makkelijker is om het slachtoffer te pesten.191

7.1.3 Perceptie van omstaanders over klassiek pesten

Omstaanders van pestgedrag kunnen pestgedrag op twee manieren percipiëren: afkeuren of accepteren. Pestgedrag wordt afgekeurd door omstaanders die zichzelf schuldig voelen over het gestelde gedrag, bijvoorbeeld omdat ze het slachtoffer niet helpen.192 Verder wijst onderzoek uit dat pesters worden afgewezen door diegene met hetzelfde geslacht als het slachtoffer. Wanneer jongens een mannelijk slachtoffer als doelwit nemen, worden ze afgekeurd door jongeren van het mannelijk geslacht, maar niet door het vrouwelijke. Hetzelfde geldt voor vrouwelijke slachtoffers en vrouwelijke pesters. Opmerkelijk is dat wanneer meisjes jongens pesten, niet enkel afgekeurd worden door jongens, maar ook door meisjes.193

186 A. BANDURA, “Moral disengagement in the perpetration of inhumanities”, Personality and Social Psychology

Review : An Official Journal of the Society for Personality and Social Psychology, Inc, 1999, 199.

187 A. BANDURA, “Moral disengagement in the perpetration of inhumanities”, Personality and Social Psychology

Review : An Official Journal of the Society for Personality and Social Psychology, Inc, 1999, 203.

188 G. GINI, “Italian Elementary and Middle School Students' Blaming the Victim of Bullying and Perception of

School Moral Atmosphere”, The Elementary School Journal, 2008, 336.

189 A. BANDURA, “Moral disengagement in the perpetration of inhumanities”, Personality and Social Psychology

Review : An Official Journal of the Society for Personality and Social Psychology, Inc, 1999, 200.

190 N. HASLAM, “Dehumanization: An integrative review”, Personality And Social Psychology Review, 2006,

255.

191 A. BANDURA, C. BARBARANELLI, G. CAPRARA, C. PASTORELLI en R. GEEN, “Mechanisms of Moral

Disengagement in the Exercise of Moral Agency”, Journal of Personality and Social Psychology, 1996, 366.

192 M-L. OBERMANN, “Moral disengagement in self - reported and peer - nominated school

bullying”, Aggressive Behavior, 2011, 133.

193 R. VEENSTRA, G. HUITSING, J.K. DIJKSTRA en S. LINDENBERG, Wie pest wie? Een netwerkbenadering

33

Terwijl pestgedrag door het merendeel afgekeurd of verworpen wordt, is er toch een minderheid die het gedrag accepteert.194 Zo zullen omstaanders het pestgedrag accepteren wanneer het als moreel aanvaardbaar wordt beschouwd (bv. ‘Zijn verdiende loon.’), als het omschreven wordt als ‘iets minder erg’ (bv. “Het is ‘maar’ uitlachen.”) of als het wordt vergeleken met ernstiger gedrag (bv. “Hij heeft zelfs geen slag of stomp gehad.”). Bovendien grijpen omstaanders niet in bij het pestgedrag wanneer ze zich daar niet verantwoordelijk voor voelen. Een concreet voorbeeld daarvan is wanneer men het niet zijn plicht vindt om in te grijpen, maar wel die van een leerkracht. Daarnaast kan ook het ‘bystander effect’ plaatsvinden, waarbij de omstaanders denken dat iemand anders wel zal ingrijpen. De omstaanders kunnen ook de mening toegedaan zijn dat het slachtoffer zelf schuld treft of niet in deze gemeenschap thuishoort. Deze zaken zorgen ervoor dat het pestgedrag geaccepteerd wordt. 195 Uit ander onderzoek blijkt dat pestgedrag door medeleerlingen geaccepteerd wordt als de pesters populaire leerlingen zijn en wanneer pesten de norm is in de klas.196 Ten slotte geeft de helft van de jongeren aan dat ze al eens gelachen hebben met pestgedrag.197