• No results found

HOOFDSTUK 7: Perceptie van pesten

7.2 Perceptie van cyberpesten

De individuele perceptie van slachtoffers, pesters en omstaanders ten opzichte van cyberpestgedrag is verschillend. Bepaalde handelingen worden door het slachtoffer als kwetsend beoordeeld, terwijl de pester dit net grappig vindt. De reden hiervoor is de afwezigheid van intonatie en oogcontact bij cyberpesten. Door het ontbreken van visuele feedback zijn daders zich niet altijd bewust van de gevolgen.198 Omwille van die bevindingen is het aangewezen om de drie groepen apart te bespreken.

7.2.1 Perceptie van de slachtoffers over cyberpesten

Meer dan de helft van de slachtoffers van cyberpesten geven aan dat ze het zeer erg vinden om via gsm of internet gepest te worden. Daarbij ervaren meisjes de cyberpestvormen erger dan

194 M. BOULTON, E. BUCCI en D. HAWKER, “Swedish and English secondary school pupils' attitudes towards,

and conceptions of, bullying: Concurrent links with bully/victim involvement”, Scandinavian Journal of

Psychology, 1999, 283.

195 M-L. OBERMANN, “Moral disengagement in self - reported and peer - nominated school

bullying”, Aggressive Behavior, 2011, 134.

196 R. VEENSTRA, G. HUITSING, J.K. DIJKSTRA en S. LINDENBERG, Wie pest wie? Een netwerkbenadering

van pesten, Justitiële verkenning, 2008, 82.

197 M. BOULTON, E. BUCCI en D. HAWKER, “Swedish and English secondary school pupils' attitudes towards,

and conceptions of, bullying: Concurrent links with bully/victim involvement”, Scandinavian Journal of

Psychology, 1999, 283.

198 H. VANDENBOSCH, K. VAN CLEEMPUT, D. MORTELMANS en M. WALRAVE, Cyberpesten bij

34

jongens.199 Vervolgens wijst Belgisch onderzoek uit dat slachtoffers alle vormen van cyberpestgedrag kwetsender beschouwen in vergelijking met daders. Zo blijkt dat ‘inbreken in iemands computer en persoonlijke informatie stelen’, ‘opzettelijk een virus doorsturen’, ‘geheimen verspreiden’ en ‘outing’ (beschamende informatie verspreiden) als meest kwetsend ervaren worden. In tegenstelling tot deze kwetsende pestvormen, vinden slachtoffers ‘masquerade’ (doen alsof je iemand anders bent om iemand te misleiden) dan weer eerder grappig dan kwetsend.200 Verder geeft een kleine groep van de slachtoffers aan zichzelf schuldig te voelen over het pestgedrag.201 Ten slotte moet wel worden opgemerkt dat cyberpestgedrag door de slachtoffers als ‘erger’ wordt beschouwd als het een publiekelijke component bevat. Concreet wil dat zeggen dat een geheim openbaar maken erger wordt beschouwd dan wanneer de computer vastloopt door een virus.202

7.2.2 Perceptie van de pesters over cyberpesten

Ruim de helft van de daders van cyberpesten vindt het erg om iemand te pesten via gsm of internet. Deze perceptie hangt af van het aantal confrontaties als dader (of slachtoffer) met cyberpesten. Hoe meer confrontaties met het fenomeen, hoe minder erg men het pestgedrag percipieert.203 In Belgisch onderzoek wordt vastgesteld dat daders alle verschillende vormen van cyberpestgedrag grappiger vonden dan de slachtoffers. Zo vinden daders ‘masquerade’, ‘outing’ en ‘veel berichten tegelijk versturen om iemands gsm of computer vast te laten lopen’ de meest grappige pestvormen. Dit terwijl ‘iemands geheimen verspreiden’ door de dader toch eerder als kwetsend wordt aanzien. 204 Een kanttekening bij deze bevindingen is dat wanneer deze ‘internethandelingen’ uitgevoerd worden door vrienden, het niet als ‘cyberpestgedrag’ ervaren wordt, maar eerder als een grap.205

199 M. WALRAVE, S. LENAERTS en S. DE MOOR, “Cyberrisks; confrontaties en omgang met risico’s” in J.

BAUWENS, C. PAUWELS, C. LOBET-MARIS, Y. POULLET en M. WALRAVE, Cyberteens, cyberrisks,

cybertools: Tieners en ICT, risico's en opportuniteiten, Gent, Academia Press, 2009, 143.

200 H. VANDENBOSCH, K. VAN CLEEMPUT, D. MORTELMANS en M. WALRAVE, Cyberpesten bij

jongeren in Vlaanderen, studie in opdracht van het viWTA, Brussel, 2006, 111-112.

201 S. LIVINGSTONE, L. HADDON, A. GÖRZIG en K. ÓLAFSSON, Risks and safety on the internet: The

perspective of European children – EU Kids Online. London, The London School of Economics and Political

Science, 2011, 70.

202 W. D’HAESE, “Cyberpesten bij jongeren in drie Vlaams-Brabantse scholen”, Welwijs, 2010, 18.

203 M. WALRAVE, S. LENAERTS en S. DE MOOR, “Cyberrisks; confrontaties en omgang met risico’s” in J.

BAUWENS, C. PAUWELS, C. LOBET-MARIS, Y. POULLET en M. WALRAVE, Cyberteens, cyberrisks,

cybertools: Tieners en ICT, risico's en opportuniteiten, Gent, Academia Press, 2009, 143.

204 H. VANDENBOSCH, K. VAN CLEEMPUT, D. MORTELMANS en M. WALRAVE, Cyberpesten bij

jongeren in Vlaanderen, studie in opdracht van het viWTA, Brussel, 2006, 112.

35

7.2.3 Perceptie van omstaanders over cyberpesten

Meer dan 60% van de jongeren is de mening toegedaan dat cyberpesten een groot probleem is. Toch beschouwen ze cyberpesten niet ‘erger’ als klassiek pestgedrag. De jongeren merken verder op dat pesten via het internet en gsm makkelijker is in vergelijking met klassiek pesten, maar dat je bij deze pestvorm moeilijker gestraft kan worden. Bovendien achten de jongeren cyberpestgedrag laf en vinden ze dat cyberpesters dezelfde straf dienen te krijgen als klassieke pesters.206 De pestvorm die de omstaanders als meest ernstig beschouwen, is ‘masquerade’. Dat is eerder opmerkelijk, want deze vorm wordt door de daders en de slachtoffers als eerder grappig gepercipieerd. Naast masquerade aanzien omstaanders ook ‘flaming’ en het ‘verspreiden van roddels via internet en gsm’ als kwetsend.207

Ten slotte onderschatten de ouders enerzijds de cyberpestervaringen van hun kinderen en anderzijds het daderschap bij zulke cyberpestsituaties. Ouders denken dat ongeveer één op vier kinderen slachtoffer wordt van cyberpesten, terwijl dit eigenlijk één op drie is. Wanneer ouders daderschap van cyberpesten percipiëren bij hun kinderen, blijkt ook hier een onderschatting te zijn. Daarentegen percipieert men de verschillende cyberpestvormen wel zwaarder als de jongeren.208

206 H. VANDENBOSCH, K. VAN CLEEMPUT, D. MORTELMANS en M. WALRAVE, Cyberpesten bij

jongeren in Vlaanderen, studie in opdracht van het viWTA, Brussel, 2006, 114-115.

207 K. VAN CLEEMPUT en H. VANDENBOSCH, “Cyberpesten bij jongeren in Vlaanderen”, Welwijs, 2006, p.5. 208 M. WALRAVE, S. LENAERTS en S. DE MOOR, “Cyberrisks; confrontaties en omgang met risico’s” in J.

BAUWENS, C. PAUWELS, C. LOBET-MARIS, Y. POULLET en M. WALRAVE, Cyberteens, cyberrisks,

36