• No results found

Uit de wetenschappelijke literatuur verwachten we dat cyberpesten als erger wordt aanzien in vergelijking met klassiek pesten. Enerzijds doordat de gevolgen van cyberpesten door sommige onderzoekers als ernstiger worden beschouwd.423 Anderzijds door de specifieke componenten van het cyberpesten: het anonieme karakter, het tijdstip, de verminderde sociale controle en de publieke vernedering.424 Toch stellen we vast dat het merendeel van de respondenten beide pestvormen even ingrijpend beoordelen. Wanneer ze toch dienen te kiezen tussen één van beide pestvormen, kiezen ze voor het klassiek pesten als ‘ergste pestvorm’ (verwerping H51). Daarnaast verklaren de respondenten het even erg te vinden om ‘met’ of ‘zonder publiek’ gepest te worden. Wanneer ze toch een keuze tussen beide vormen dienen te maken, blijken ze het erger te vinden om met veel toeschouwers gepest te worden (bevestiging H52). Dit is opmerkelijk omdat bij cyberpesten toch meer ‘omstaanders’ aanwezig zijn, waardoor de publieke vernedering groter is.425 Mogelijkerwijze percipiëren ze ‘surfende jongeren’ niet als omstaanders. Het is denkbaar dat enkel de jongeren die het pestgedrag in ‘real-life’ zien voltrekken, aanzien worden als ‘echte omstaanders’. Bovendien is bij beide pestsituaties een verschil tussen allochtone en autochtone jongeren op te merken. Meer allochtonen geven aan zowel het klassiek pesten als het cyberpesten erger te vinden, terwijl autochtonen meer deze twee pestvormen als even erg beschouwen.

Verder is de groep van allochtonen die pesten toelaatbaar vindt wanneer het slachtoffer het enerzijds heeft verdiend of anderzijds een slecht karakter heeft significant groter. Hieruit wordt afgeleid dat het ‘morele justificatie-mechanisme’ en het ‘blaming the victim-mechanisme’ meer voorkomen bij allochtonen dan bij autochtonen. Bijgevolg zouden ook meer allochtonen overtuigd zijn van de ‘belief in a just world-theorie’. Daarnaast vinden significant meer autochtonen het normaal dat men iemand helpt die gepest wordt, waarbij ze ook meer dan allochtonen de mening zijn toegedaan dat wie niet helpt ook schuldig is aan het pesten. Dit is

423 M. WALRAVE, M. DEMOULIN, W. HEIRMAN en A. VAN DER PERRE,. Cyberpesten: Pesten in bits &

bytes. Brussel, Observatorium van de Rechten op het Internet, 2009, 46

424 R. SLONJE en P.K. SMITH, “Cyberbullying: Another main type of bullying”, Scandinavian Journal of

Psychology, 2008, 148.

425 R.S. TOKUNAGA. "Following You Home from School: A Critical Review and Synthesis of Research on

126

enigszins opmerkelijk omdat toch een grotere groep autochtonen niet helpt wanneer het slachtoffer geen ‘hechte vriend’ van hem of haar is. Hierdoor gaan autochtonen meer de ‘verantwoordelijkheid van de pestsituatie verspreiden’. Hieruit kunnen we besluiten dat allochtonen eerder de schuld van zich af proberen te schuiven, terwijl autochtonen hun schuld enigszins erkennen, maar toch proberen te verspreiden over zo veel mogelijk omstaanders. Dit besluit dienen we enigszins te nuanceren omdat bij de mechanismen het ‘verplaatsen van de verantwoordelijkheid’ en het ‘gunstig vergelijken’ geen verschillen tussen beide groepen worden vastgesteld. Terwijl al deze zaken wel werden vastgesteld in het onderzoek van BANDURA.426

Overigens blijkt uit een onderzoek van ELAMÉ en BOARETTO dat het merendeel van de jongeren de perceptie heeft dat allochtonen meer slachtoffer worden van pestgedrag. De perceptie ten aanzien van allochtone pesters werd hier niet nagegaan.427 In ons onderzoek zijn we deze zaken wel nagegaan. Zo blijkt ongeveer 40% het gevoel te hebben dat allochtonen meer kans maken om slachtoffer te worden van pestgedrag (verwerping H53). Dit is toch een verrassend laag percentage met de bevindingen die we reeds vaststelden in hoofdstuk 7.1.1, waarbij significant meer allochtonen slachtoffer worden van pestgedrag. Hetzelfde geldt voor de perceptie ten aanzien van allochtone pesters. Hier denkt bijna 30% dat allochtonen meer kans hebben om pester te zijn (verwerping H54). Dit is tevens ook een relatief laag cijfer, gezien de bevindingen uit hoofdstuk 7.2.1 waarbij significant meer allochtonen pestgedrag plegen. Ten slotte zijn de percepties tussen autochtonen en allochtonen ten opzichte van deze zaken niet verschillend.

6.1 Discussie perceptie van klassiek pesten

6.1.1 Discussie perceptie van slachtoffers betreffende klassiek pesten

Wanneer we het onderscheid maken tussen slachtoffers en niet-slachtoffers van klassiek pesten, blijkt dat meer slachtoffers het mechanisme van ‘morele justificatie’ en ‘blaming the victim’ toepassen ten opzichte van niet-slachtoffers. Zij vinden dus dat pesten toegelaten is wanneer het slachtoffer het heeft verdiend of een slecht karakter heeft. Dit is toch opmerkelijk omdat zij zelf pestgedrag ondervinden. Mogelijk zijn deze slachtoffers de mening toegedaan dat zijzelf het pestgedrag niet verdienen, terwijl anderen met een slecht karakter het eerder verdienen. Daarnaast wordt een significant verschil tussen autochtone en allochtone slachtoffers en niet-

426 A. BANDURA, “Moral disengagement in the perpetration of inhumanities”, Personality and Social Psychology

Review : An Official Journal of the Society for Personality and Social Psychology, Inc, 1999, 195-203.

427 E. ELAMÉ en A. BOARETTO, “Discriminatory bullying: Additional elements” in E. ELAMÉ, Discriminatory

127

slachtoffers vastgesteld bij de stelling over de ‘morele justificatie’. Hier blijken zowel bij de slachtoffers als bij de niet-slachtoffers meer allochtonen het eens te zijn met het toelaatbare gehalte van pesten wanneer het slachtoffer het heeft verdiend. De overige verschillen tussen beide groepen worden enkel bij de groep van de niet-slachtoffers geconstateerd en zijn trouwens dezelfde als in hoofdstuk 7.6. Het antwoord op ONDERZOEKSVRAAG 1.A.IV betreft dus dat enkel een significant verschil gevonden wordt tussen allochtone en autochtone slachtoffers bij het mechanisme van ‘morele justificatie’, waarbij allochtone slachtoffers dit meer toepassen dan autochtonen. Over de andere mechanismen verschillen autochtone en allochtone slachtoffers niet van denkbeeld.

6.1.2 Discussie perceptie van daders betreffende klassiek pesten

Pesters hanteren significant meer dan niet-pesters de mechanismen van ‘morele justificatie’, ‘gunstig vergelijken’, ‘verplaatsen van de verantwoordelijkheid’ en ‘blaming the victim’ (bevestiging H55, H56, H58, H59 en verwerping H57). Daarnaast zijn ze ook minder bereid om een pestslachtoffer te helpen. Deze bevinding bevestigt de resultaten uit het onderzoek van BANDURA.428 Daarnaast worden geen verschillen vastgesteld tussen autochtone en allochtone pesters. Enkel bij de categorie van niet-pesters vertonen deze twee groepen significante verschillen (dezelfde als in hoofdstuk 7.6). Dit impliceert ook een antwoord op ONDERZOEKSVRAAG 1.B.IV. Allochtone daders percipiëren pesten op dezelfde wijze als autochtone pesters dit doen.

6.2 Discussie perceptie van cyberpesten

6.2.1 Discussie perceptie van slachtoffers betreffende cyberpesten

Cyberslachtoffers percipiëren ‘pesten’ op dezelfde wijze als niet-slachtoffers. Tussen deze twee groepen wordt geen significant verschil gevonden. Wanneer verder het onderscheid gemaakt wordt tussen autochtone en allochtone cyberslachtoffers en niet-slachtoffers, worden enkel bij de groep van niet-slachtoffers verschillen vastgesteld tussen de twee etnische groepen. Deze zijn dezelfde als de vastgestelde verschillen in hoofdstuk 7.6. De reden hiervoor is hoogstwaarschijnlijk dat de groep ‘cyberpestslachtoffer’ (N = 89) beduidend klein is waardoor de groep ‘niet-slachtoffers’ overeenkomt met de gehele groep respondenten (N = 1808). We concluderen dan ook dat tussen allochtone en autochtone cyberslachtoffers geen verschillen zijn betreffende de perceptie van pesten (ONDERZOEKSVRAAG 2.A.IV).

428 A. BANDURA, “Moral disengagement in the perpetration of inhumanities”, Personality and Social Psychology

128

6.2.2 Discussie perceptie van daders betreffende cyberpesten

De reeds gevonden verschillen tussen pesters en niet-pesters uit het onderzoek van BANDURA, worden ook hier bevestigd voor cyberpesten.429 Cyberpesters gebruiken meer de mechanismen ‘morele justificatie’, ‘verspreiden en verplaatsen van de verantwoordelijkheid’ en ‘blaming the victim’ (bevestiging H60, H62, H63, H64 en verwerping H61). Daarnaast zijn ze ook minder geneigd om een slachtoffer te helpen wanneer deze gepest wordt. Wanneer we verder het onderscheid maken tussen autochtone en allochtone cyberpesters en niet-pesters, worden net als bij de klassieke pesters enkel verschillen tussen de twee etnische groepen vastgesteld bij de categorie van niet-slachtoffers. Deze zijn dezelfde als de vastgestelde verschillen in hoofdstuk 7.6. De vermoedelijke reden hiervoor is dat de groep ‘cyberpesters’ (N = 38) aanzienlijk klein is waardoor de groep ‘niet-pesters’ bijna identiek dezelfde is als de gehele groep respondenten (N = 1808). Om te antwoorden op ONDERZOEKSVRAAG 2.B.IV stellen we dat allochtone pesters enigszins een gelijkluidende perceptie hebben ten aanzien van pestgedrag in vergelijking met autochtone pesters.